-
1 omhakken
-
2 omhakken
-
3 omhakken
срубить; вырубить; (по)валить* * *гл.общ. взрыхлять, срубать, разбивать -
4 omhakken
v. fell -
5 omhakken
abattre, tailler -
6 in omhakken
-
7 op omhakken
-
8 разбивать
vgener. aanleggen (ïàðê), aanplanten, afbreken, afsteken, ineenslaan, kapotmaken, kapotslaan, omschieten, slaken, verbrijzelen (на куски), verslaan, afsloffen, breken, in (iets) omhakken, inslaan (стёкла и т.п.), omhakken, op (iets) omhakken, slaan, vermorzelen -
9 fell
adj. berg, rots (Eng.); wreed; omhakken, (neer)vellen--------n. vel,huid; heuvel, berg--------v. omhakken, kappen; op de grond laten vallen; afwerken van een steek (bij naaiwerk)fell1[ fel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 huid ⇒ vel, vacht————————fell2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 wreed♦voorbeelden:————————fell3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————fell4→ fall fall/ -
10 разбивать
vgener. aanleggen (ïàðê), aanplanten, afbreken, afsteken, ineenslaan, kapotmaken, kapotslaan, omschieten, slaken, verbrijzelen (на куски), verslaan, afsloffen, breken, in (iets) omhakken, inslaan (стёкла и т.п.), omhakken, op (iets) omhakken, slaan, vermorzelen -
11 разрушать
v1) gener. (планы) verknallen, bederven (планы), aantasten, afbreken, in (iets) omhakken, omhalen, op (iets) omhakken, ruïneren, teisteren, vernielen, verstoren, verwoesten2) liter. omvergooien (планы и т.п.), omverwerpen (планы), torpederen (планы) -
12 hew
v. kappen; omhakken[ hjoe:] 〈voltooid deelwoord ook hewn [hjoe:n]〉1 houwen ⇒ sabelen, (be)kappen♦voorbeelden:hew off • afhakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 abattre
abattre [aabaatr]♦voorbeelden:→ besogne1 neerstorten ⇒ instorten, omvallen♦voorbeelden:1. v1) omverhalen, omverwerpen2) omhakken, vellen [boom]3) afbreken, slopen4) neerschieten, afmaken5) slachten6) uitputten2. s'abattrev1) neerstorten, instorten -
14 разрушать
v1) gener. (планы) verknallen, bederven (планы), aantasten, afbreken, in (iets) omhakken, omhalen, op (iets) omhakken, ruïneren, teisteren, vernielen, verstoren, verwoesten2) liter. omvergooien (планы и т.п.), omverwerpen (планы), torpederen (планы) -
15 omkappen
-
16 взрыхлять
vgener. omhakken, omroeren, ontgraven, opgraven -
17 срубать
vgener. neerhouwen, omhakken, afkappen, omkappen -
18 ax
-
19 chop down trees
chop down trees -
20 chop
n. slag; hakbijl; gehakt vlees; stempel; commercieel merk--------v. hakken; afhakkenchop1[ tsjop]1 houw ⇒ hak, slag♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————chop2〈 chopped〉1 hakken ⇒ kappen, houwen♦voorbeelden:1 chop at something/someone • naar iemand/iets uithalen2 chop and change • erg veranderlijk zijn, vaak van mening veranderenwhy do you chop about so much? • waarom ben je toch zo veranderlijk?the wind chopped about/around • de wind schiftte voortdurendII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hakken ⇒ kappen, houwen♦voorbeelden:chop down trees • bomen omhakkenchop off branches • takken afhakken
Страницы
- 1
- 2