-
1 Gurgel
Gurgel〈v.; Gurgel, Gurgeln〉♦voorbeelden:1 jemandem die Gurgel ab-, zudrehen, ab-, zudrücken, zuschnüren • (a) iemand de keel, strot dichtknijpen; 〈 (b) figuurlijk〉iemand de das omdoen, iemand ruïnerenjemandem an die Gurgel fahren, gehen, springen • iemand naar de keel, strot vliegen〈 figuurlijk〉 sein Geld durch die Gurgel jagen • zijn geld door de keel jagen, verbrassen -
2 Gurtzwang
-
3 Strick
-
4 anschnallen
-
5 einwindeln
einwindeln1 een luier omdoen, geven -
6 jemandem aus etwas einen Strick drehen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem aus etwas einen Strick drehen
-
7 schlingen
schlingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slingeren, strengelen, winden ⇒ omdoen, leggen, slaan2 vlechten, strengelen♦voorbeelden: -
8 sich anschnallen
-
9 umgeben
umgeben1————————umgeben2 -
10 umlegen
umlegen1♦voorbeelden:4 einen Kranken umlegen • een zieke verleggen, op een andere kamer leggenein Telefongespräch umlegen • een telefoongesprek doorverbindenTermine umlegen • afspraken, data verschuiven5 einen Hebel umlegen • een hefboom, hendel overhalen————————umlegen2 -
11 umnehmen
-
12 umtun
umtun〈 informeel〉 -
13 umwerfen
umwerfen1 om(ver)gooien, -werpen3 〈informeel; figuurlijk〉van zijn stuk brengen, achterover doen slaan♦voorbeelden:3 das eine Glas wird dich wohl nicht (gleich) umwerfen! • van dat ene glas zul je toch (zeker) niet voor Pampus liggen!mich wirft nichts so leicht um • ik raak niet zo makkelijk van mijn stuk -
14 umwinden
umwinden1————————umwinden2 -
15 vornehmen
vornehmen1 voor-, omdoen, voorbinden2 uitvoeren, doen ⇒ aanbrengen3 zich voornemen, ten doel stellen5 de mantel uitvegen, onder handen nemen♦voorbeelden: -
16 überhängen
überhängen11 overhangen ⇒ overhellen; uitsteken————————überhängen2————————überhängen31 bedekken, behangen -
17 übernehmen
übernehmen1————————übernehmen22 op zich nemen ⇒ zich belasten met, aanvaarden♦voorbeelden:die übernommenen Verpflichtungen • de aangegane verplichtingen3 die übernommenen Waren • de geaccepteerde goederen, waren1 te veel op zich nemen ⇒ te veel hooi op zijn vork nemen, te veel doen♦voorbeelden:sich beim Essen übernehmen • te veel eten -
18 übertun
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский