-
1 annehmen
annehmen♦voorbeelden:1 eine Arbeit, einen Auftrag annehmen • een werk, een opdracht aannemeneinen Rat annehmen • een raad opvolgeneine traurige Miene annehmen • een treurig gezicht zettennimm doch Vernunft an! • wees toch verstandig!♦voorbeelden: -
2 glauben
glauben♦voorbeelden:ich glaube dir jedes Wort • ik geloof alles wat je zegtich glaube dir kein Wort • ik geloof geen woord van wat je zegtjemanden glauben lassen, machen • iemand doen gelovenkaum zu glauben! • niet te geloven, ongelofelijk!jemandem glauben • iemand gelovenjemandem etwas glauben • iets aannemen van iemandich glaube ihm seine Krankheit nicht • ik geloof niet zo in zijn ziekteman glaubte ihm den Sinneswandel nicht • men was er (nog) niet zo van overtuigd dat hij van mening, opvatting veranderd isdas kannst du mir glauben! • dat kun je van mij aannemen!wer hätte das geglaubt! • wie had dat gedacht, kunnen denken!wers glaubt, wird selig! • een gek die het gelooft!ich glaube gar! • nee toch!, nee, nou nog mooier!das glaube ich gern! • ik geloof het graag!ich glaube, ja • ik geloof, denk van welich glaube, nein • ik geloof, denk van nietich glaube schon • ik geloof van weldas glaube ich wohl! • dat wil, kan ik wel geloven!an die Wahrheit glauben • in de waarheid geloven¶ 〈 spreekwoord〉 wer einmal lügt, dem glaubt man nicht, und wenn er auch die Wahrheit spricht • ±ieen leugenaar wordt niet geloofd, al zweert hij bij zijn ziel en hoofd/i -
3 aufnehmen
aufnehmen♦voorbeelden:die Küche aufnehmen • de keuken dweilenMaschen aufnehmen • steken opnemenein Kind auf den Arm aufnehmen • een kind op de arm nemenetwas vom Boden aufnehmen • iets van de grond oprapen2 eine Arbeit aufnehmen • een werk opnemen, beginnenden Kampf aufnehmen • de strijd aanbindendie Verfolgung aufnehmen • de achtervolging inzetten8 eine Anleihe aufnehmen • een lening aangaan, sluitender Film wurde mit Begeisterung vom Publikum aufgenommen • het publiek reageerde enthousiast op de filmein Protokoll aufnehmen • een proces-verbaal opmakeneinen Unfall aufnehmen • een ongeval protocolleren -
4 verabschieden
verabschieden♦voorbeelden: -
5 Annahme
Annahme〈v.; Annahme, Annahmen〉2 aanvaarding, goedkeuring3 het aan-, overnemen4 indienstneming, aanstelling6 (ver)onderstelling ⇒ vermoeden, mening♦voorbeelden:zur Annahme vorlegen, vorzeigen • ter acceptatie aanbieden6 in der Annahme, dass … • in de veronderstelling dat … -
6 Arbeit
Arbeit〈v.; Arbeit, Arbeiten〉3 arbeid, werk ⇒ job, baan4 bewerking, uitvoering5 werk(stuk) ⇒ product, studie♦voorbeelden:ganze, gründliche Arbeit leisten, tun • grondig te werk gaanArbeit macht das Leben süß • werken maakt het leven aangenaaman die Arbeit gehen • aan het werk gaanbei der Arbeit sein, sitzen • aan het werk(en) zijnder Vulkan ist in voller Arbeit • de vulkaan is in volle werkingmit der Arbeit aufhören • ophouden met werkenvor Arbeit nicht mehr aus den Augen sehen • tot over zijn oren in het werk zittendu machst dir die Arbeit leicht • je maakt het je (wel) gemakkelijkdu machst dir unnötige Arbeit • je doet nodeloze moeitekeine Mühe und Arbeit scheuen • geen moeite schuwenin Arbeit (und Brot) kommen, stehen • werk krijgen, hebbenjemanden in Arbeit nehmen • iemand in dienst nemen(bei jemandem) in Arbeit sein, stehen • (bij iemand) werk hebbenohne Arbeit sein • zonder werk, werkloos zijnzur Arbeit gehen • naar zijn werk gaanetwas in Arbeit haben • iets aan het maken zijn, iets onder handen hebbenetwas in Arbeit nehmen • een werk aannemenin Arbeit sein • in de maak zijnnur halbe Arbeit machen • slechts half werk levereneine saubere Arbeit • (a) een verzorgd, keurig werk; (b) een mooi stukje werk • 〈 ook〉 een knap staaltjeeine Arbeit schreiben lassen • een proefwerk laten makenArbeit mit einem Hund • africhting van een hond -
7 Attitüde
Attitüde〈v.; Attitüde, Attitüden〉♦voorbeelden: -
8 Blüte
Blüte〈v.; Blüte, Blüten〉3 puistje, pukkel♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 seltsame, üppige, wundersame Blüten treiben • zonderlinge vormen aannemen, tot excessen leiden -
9 Fall
〈m.; Fall(e)s, Fälle〉1 val, het vallen♦voorbeelden:1 zu Fall bringen, kommen • ten val brengen, komen2 den Fall nehmen, setzen • (veronder)stellen, aannemengesetzt den Fall, (dass) • gesteld, in de veronderstelling datauf alle Fälle, jeden Fall • in ieder gevalvon Fall zu Fall • van geval tot gevalder Fall liegt so • de zaak zit zoim vorliegenden Fall • in het onderhavige geval -
10 Fehdehandschuh
Fehdehandschuh〈m.〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:¶ den Fehdehandschuh aufheben, aufnehmen • de handschoen opnemen, de uitdaging aannemenjemandem den Fehdehandschuh hinwerfen, ins Gesicht schleudern, vor die Füße werfen • iemand de handschoen toewerpen, uitdagen -
11 Gestalt
Gestalt〈v.; Gestalt, Gestalten〉♦voorbeelden:1 Gestalt annehmen, gewinnen • (een) vorm aannemen, gestalte krijgensich in seiner wahren Gestalt zeigen • zich in zijn ware gedaante vertonen -
12 Handkuss
Handkuss〈m.〉♦voorbeelden: -
13 Kind
〈o.; Kind(e)s, Kinder〉♦voorbeelden:1 wes Geistes Kind ist er? • wat is hij voor iemand?〈informeel; figuurlijk〉 das gebrannte Kind • het zwarte schaap, de gebeten hondbei jemandem lieb Kind sein • bij iemand een wit voetje hebbendas Auto ist der Deutschen liebstes Kind • de auto is de heilige koe van de Duitserswie sag ichs meinem Kinde? • (a) hoe licht ik mijn kind voor?; (b) hoe breng ik hem (haar) dat het best aan het verstand?〈informeel; figuurlijk〉 wir werden das Kind schon (richtig) schaukeln • wij zullen dat varkentje wel even wassenjemanden an Kindes statt annehmen • iemand als eigen kind aannemenmit Kind und Kegel • met hutje en mutjevon Kind an, auf • van jongs af aansie ist kein Kind von Traurigkeit • ze is levenslustigweder Kind noch Kegel haben • kind noch kraai hebben〈 spreekwoord〉 gebranntes Kind scheut das Feuer • ±ieen ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen/i〈 spreekwoord〉 wenn das Kind in den Brunnen gefallen ist, deckt man ihn zu • als het kalf verdronken is, dempt men de putmit einem Kind gehen • zwanger zijn3 Kinder, Kinder! • lieve deugd!, mensen kinderen! -
14 Kontur
Kontur〈v.; Kontur, Konturen; in vaktaal ook m.; Konturs, Konturen〉1 contour, omtreklijn♦voorbeelden: -
15 Kontur gewinnen
vorm aannemen, krijgen -
16 Münze
Münze〈v.; Münze, Münzen〉2 munterij, munt♦voorbeelden:Münzen einziehen • munten uit de circulatie nemenMünzen prägen • munten slaan, stempelen〈 figuurlijk〉 etwas für bare Münze nehmen • iets voor goede, gangbare munt aannemen, blindelings geloven〈 figuurlijk〉 jemandem etwas in, mit gleicher Münze heimzahlen • iemand iets met gelijke munt (terug)betalen -
17 Pose
Pose〈v.; Pose, Posen〉♦voorbeelden:sich in der Pose des Pessimisten gefallen • graag de pessimist uithangen -
18 Positur
Positur〈v.; Positur, Posituren〉♦voorbeelden: -
19 Ross
Ross1〈o.; Rosses, Rosse〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 auf dem hohen Ross sitzen • arrogant zijn, zich heel wat verbeeldenhoch zu Ross • hoog te paardRoss und Reiter nennen • man en paard noemen————————Ross2〈o.; Rosses, Rösser〉 〈 informeel〉 -
20 Schleier
Schleier〈m.; Schleiers, Schleier〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Regi Blinker — (2011) Reginald „Regi“ Waldie Blinker (* 4. Juni 1969 in Paramaribo, Suriname) ist ein surinamisch niederländischer ehemaliger Fußballspieler. Er gewann mit Feyenoord einmal die Meisterschaft und viermal den KNVB Pokal. Mit Celtic FC aus … Deutsch Wikipedia
Münze — Etwas für bare Münze nehmen. Diese seit dem 18. Jahrhundert belegte, auch in den Niederlanden (›iets voor gangbare munt aannemen‹) und Frankreich (›prendre quelque chose pour argent comptant‹) geläufige Redensart wendet man auf jemanden an, der… … Das Wörterbuch der Idiome
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Spiegeln — 1. Wer recht sich spiegelt, siehet sich. – Schleizer Kalender, 1811. 2. Wer sich an eynem andern spiegelt, der spiegelt sich sanfft (wohl). – Franck, II, 49a; Tappius, 173b; Petri, II, 107; Lehmann, II, 851, 331; Simrock, 9700; Sailer, 285. Frz … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tuch — 1. Am feinsten Tuch findet man den Bleicherzipfel. 2. Am feinsten Tuch täuscht man sich am meisten. Holl.: In het fijnste laken, is het meeste bedrog. (Harrebomée, II, 3.) 3. An ein ungeschauts Tuach schlägt man kein Blei. – Nas, 367a. 4. An… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon