-
1 niet slagen voor een examen
prüfungsversagen -
2 het al of niet slagen van …
het al of niet slagen van …the success or otherwise of …Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het al of niet slagen van …
-
3 slagen
1 [+ in/met] [het er goed afbrengen] 〈 met persoon als onderwerp〉 succeed (in), be successful (in) ⇒ 〈 informeel〉 pull off 〈 in het bijzonder moeilijke opgave〉4 [succes hebben, goed uitvallen] be successful♦voorbeelden:1 ben je erin geslaagd? • did you pull it off/manage?in een winkel (kunnen) slagen • (manage to) get what one wants in a shophij slaagt er altijd in mij kwaad te maken • he always manages to annoy me/succeeds in annoying mehij is voor zijn Frans geslaagd • he has passed (his) Frenchde tekening is goed geslaagd • the drawing has turned out well -
4 end in failure
niet slagen, mislukken -
5 pin someone at an exam
niet slagen in een examen -
6 prüfungsversagen
niet slagen voor een examen; zakken voor een examen -
7 zakken
I.sackenII.sinkenIII.[niet slagen voor een examen]durchfallen [nicht bestehen]IV.{verb} [niet slagen voor een examen]nicht bestehen -
8 échouer
échouer [eesĵoe.ee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1. v1) niet slagen, zakken2) mislukken, mislopen3) stranden [schip]4) belanden, terechtkomen2. s'échouerv -
9 rater
rater [raatee]♦voorbeelden:3 ça n'a pas raté • het gebeurde natuurlijk, het was te voorzienII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:rater une personne • iemand mislopenj'ai raté ma sauce • mijn saus is misluktne pas rater qn. • iemand op z'n nummer zettenraté! • mis!v1) mislukken2) ketsen, niet afgaan4) missen5) verknoeien -
10 unsuccessful
adj. zonder sukses, heeft geen sukses[ unsəksesfl]1 niet succesvol ⇒ zonder succes/resultaat♦voorbeelden: -
11 al
al1〈 bijwoord〉2 [versterking] all♦voorbeelden:al enige tijd, al vanaf juli • for some time past/now, (ever) since Julyik ben al een uur aan het roepen • I've been calling for the last hourdat is al oud • that's (already) olddat dacht ik al • I thought sois zij er nu al? • 〈 met klemtoon op nu〉 is she here already?is het nu al vier uur? • is it four (o'clock) already?is Jan er al? • is John here yet?ik heb het altijd al geweten • I've known it all alonghoe lang is hij al hier? • how long has he been here?dat wist zij toen al • she knew it even thenal in '82, al voor '82 • as early as '82, even before '82daar heb je het al • there you arezijn komst is al genoeg • just his coming is good enoughal te snel/spoedig/voorzichtig 〈enz.〉 • (far/all) too fast/soon/careful 〈enz.〉ze weten het maar al te goed • they know only too wellhij had het toch al moeilijk • he had enough problems as it wasik zie het hem al doen • I can (just) see him (doing it) now!je kunt ze al krijgen voor een tientje • you can buy them for as little as ten guildershij sprak al lachend • he laughed as he spokezij kwamen al nader en nader • they kept coming closer and closer (all the time)je kunt er al of niet gebruik van maken • you can take it or leave ithet al of niet slagen van … • the success or otherwise of …al naar gelang • depending onze zei heel weinig, als ze al wat zei • she said very little, if anythingdat lijkt er al meer op, dat is al beter • that's more like it————————al22 [met betrekking tot elk deel van een verzameling] all (of)♦voorbeelden:hij was één en al oor • he was all earshet was één en al ellende op tv gisteren • there was nothing but misery on TV yesterdayal met al • all in all————————al3♦voorbeelden:al de kinderen • all (of) the children————————al4〈 voegwoord〉1 though, although ⇒ even though/if♦voorbeelden:1 al ben ik arm, ik ben gelukkig • I may be poor, but I'm happyal zeg ik het zelf • even though I say so myselfhet is duidelijk, al is het moeilijk • it is clear, if difficultal was het alleen maar omdat • if only becauseook al is het erg • bad as it is/may beik deed het niet, al kreeg ik een miljoen • I wouldn't do it for a million pounds -
12 draw a blank
v. afgaan, niet slagen; een wit briefje bij de trekking trekken -
13 be unsuccessful
-
14 fall over
-
15 go under
duiken, ondergaan; ondergaan; niet slagen, eronder doorgaango under♦voorbeelden: -
16 muff
n. mof; "misser" (in voetbalspel); niet slagen--------v. de boel verknoeien; verknoeienmuff1[ muf] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 mof♦voorbeelden:————————muff2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
17 plough
n. ploeg--------v. ploegen; vooruitgaan op moment van inspanning; niet slagen; balancerenplough11 ploeg♦voorbeelden:————————plough2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ploegen ⇒ beploegen, omploegen♦voorbeelden: -
18 plow
n. ploeg--------v. ploegen; vooruitgaan op moment van inspanning; niet slagen; balanceren→ plough plough/ -
19 pluck
n. moed; trekken (van mouw); niet slagen; dapperheid; hart, lever, longen (bij dieren als voeding)--------v. rukken/trekken (aan); tokkelen, plukkenpluck1[ pluk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 moed ⇒ durf, lef3 getokkel4 〈 the〉hart, lever en longen van geslacht dier————————pluck22 tokkelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 pluck away/out/off/up • wegtrekken/uittrekken/oppikken -
20 end in smoke
in rook opgaan, geen resultaat hebben, niet slagen
См. также в других словарях:
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schlag — 1. All Slag givt kein Oel. (Schöningen bei Braunschweig.) 2. Alle Schläge thun nicht wehe. Bei Tunnicius (47): Alle slege en doent nicht wê. (Omnia non semper mortales verbera laedunt.) 3. Bey Schlegen ist nicht gut Wesen. – Petri, II, 44. 4. Dâr … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pfennig — 1. An einem Pfennig sieht man wie ein Gulden gemünzt (geschlagen) ist. – Simrock, 7836. Holl.: Aan een penning ziet men, hoe een gulden gemunt is. (Harrebomée, II, 178a.) 2. Auch der Pfennig ist blank, wenn er aus der Münze kommt. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Esel — 1. Als dem Esel zu wohl war, fiel er und brach ein Bein. 2. Als der Esel auss Hunger seinem Treiber Stro auss den Schuhen gezupfft vnnd gefressen, machtens Wolff vnnd Fuchs zur Todtsünd vnnd frassen den Esel. – Lehmann, 741, 43. 3. Alte Esel will … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haut — 1. A junge Haut schreit überlaut. (Schwäb.) 2. Alt heut bedörffen vil gerbens. – Franck, II, 36b; Eyering, I, 48; Egenolff, 47b; Petri, II, 10; Henisch, 1507, 43; Gruter, I, 4; Schottel, 1113; Gaal, 926; Körte, 2691. Lat.: Senem erigere durum.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Herr — 1. Ain Herr, der zu lugen lust hat, dess diener seind alle gottloss. – Agricola II, 221. 2. Alle sind Herren, wer ist Sklave? 3. Alles kamme unsem leiwen Heren alleine anvertruggen, awwer kein jung Méaken un kein draug Hög. (Westf.) Alles kann… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon