-
1 niet kunnen hebben
сущ.общ. не нравиться -
2 ze hebben de dief niet kunnen krijgen
ze hebben de dief niet kunnen krijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ze hebben de dief niet kunnen krijgen
-
3 hebben
2 [getroffen zijn door] have, be3 [in genoemde omstandigheden verkeren] have, be4 [(gevoelens) koesteren] have ⇒ be5 [beschikken over] have (got)6 [krijgen] have8 [met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have9 [aantreffen] be, have11 [verdragen] stand, take12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)♦voorbeelden:1 heb jij een auto? • have you got a car?ze heeft een boetiekje/reclamebureau • she has a boutique/an advertising agencyiemands hele hebben en houden • all someone's belongingsiets moeten hebben • need somethingiets willen hebben • want somethinghet heeft er veel van dat … • it looks very much as if …iets bij zich hebben • be carrying something, have something with oneiets vrolijks over zich hebben • make a cheerful impression, have a certain cheervan wie heeft hij dat? • who/where has he got that from?veel van iemand/iets hebben • look very much/be very like someone/somethingik heb het niet van mezelf • I haven't thought/dreamt that up myselfwat heb je? • what's the matter/wrong with you?wat heb je toch? • what's come over you?iets aan de voet hebben • have something wrong with one's foot/foot trouble3 ik hoop dat je mooi weer hebt • I hope you'll have good weather/the weather will be finehet koud/warm hebben • be cold/hothoe heb ik het nu met je? • what's up with you?ik wist niet hoe ik het had • I didn't know what to make of ithoe heb je het gehad? • did you have a good time?, how did you get on?hebben jullie wel eens wat met elkaar? • is there anything between you?hij heeft iets tegen mij • he has grudge against mehij heeft er niets op tegen • he has no objectionshoe wilt u het hebben? • how would you like it? 〈 bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉ze heeft het helemaal • she's really got itik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. • my new pc has given me a lot of pleasureik heb het • I've got itvan wie heb je dat? • who told/gave you that?ik heb nooit Spaans gehad • I've never learned Spanishik moet nog een tientje van hem hebben • he still owes me ten guilders〈 beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? • what do you want (from me)?ik moet er niets van hebben • I want nothing to do with itdat heb je ervan • that's what you getzo, dat hebben we ook weer gehad • well, that's that(het) met iemand te doen hebben • be/feel sorry for someonedagelijks met iemand te doen hebben • see someone every daydaar heb je het al • I told you soje hebt/men heeft ook groene • there are/you get green ones as wellwat zullen we nu hebben • hey, what's this?(kijk eens) wie we daar hebben • look who's here!zo wil ik het hebben • that's how I want itiets (gedaan) willen hebben • want (to see) something donedaar heb ik je • (I've) got you thereik heb hem zover • I've managed to persuade himeen klap van heb ik jou daar • a stunning blow/mighty thump11 hij kan veel/niet veel hebben • he can take a lot, he can't take much〈 ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! • oh, a (fat) lot of good that will do menu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben • at least now we know where we standwat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? • what's the use of a beautiful car if you can't drive?¶ 〈 sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben • that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉ik moest je net hebben • you're just the person I want/have been looking formoet je net Freek hebben • you can imagine Freek's reaction!iedereen heeft het erover • everybody's talking about ithij had het niet meer • it was all just too much for himwel heb ik ooit! • well, I never!ik heb het niet op hem • I don't like/trust himik zal het er met hem over hebben • I'll talk to him about itik weet niet waar je het over hebt • I don't know what you're talking aboutdaar heb ik het straks nog over • I'll come (back) to that later on/in a momentnu we het daar toch over hebben • now that you mention it …daar wil ik het nu niet over hebben • I won't go into that nowik heb het tegen jou • I'm talking to youiemand als vriend hebben • be friends with someoneII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have♦voorbeelden:1 gelachen dat we hebben • did we have a laugh!had ik dat maar geweten • if (only) I had known (that)had dat maar gezegd • if only you'd told me (that)ik heb met hem op school gezeten • I went to school with himhij had gezwommen • he had been swimming -
4 hebben
1 [algemeen] avoir2 [verdragen] supporter♦voorbeelden:gelijk hebben • avoir raisonmag ik dat potlood even van je hebben? • je peux t'emprunter ton crayon une seconde?〈 zelfstandig〉 iemands hele hebben en houden • toutes les possessions de qn.(het) met iemand te doen hebben • plaindre qn.dagelijks met iemand te doen hebben • avoir journellement affaire à qn.je hebt alleen maar te doen wat ik zeg • tu n'as qu'à faire ce que je te disgeen klagen hebben • ne pas avoir à se plaindremag ik dat hebben? • je peux l'avoir?iets moeten hebben • vouloir absolument qc.van wie heb je dat? • qui t'a dit ça?hoe laat heb je het? • quelle heure as-tu?hoe heb ik het nu, hoe hebben we het nu met elkaar? • que faut-il penser de tout cela?het druk hebben • être très occupéwij hebben het goed met elkaar • nous nous entendons bienhoe heb ik het nu met je? • qu'est-ce que tu me fais là?ik heb het niet uit mijzelf • je ne l'ai pas inventéhebt u nog iets? • d'autres questions?het heeft er veel van dat … • tout porte à croire que … 〈+ aantonende wijs〉men weet niet wat men aan hem heeft • on ne sait jamais à quoi s'en tenir sur son compteiets bij zich hebben • avoir qc. sur soihet in zijn rug hebben • souffrir du doszij hebben iets met elkaar • ils ont une liaisoniets vrolijks over zich hebben • avoir l'air joyeuxiemand tot man hebben • avoir qn. pour marivan wie heeft hij dat? • de qui tient-il cela?veel van iemand hebben • tenir beaucoup de qn.zij heeft het niet van een vreemde • elle a de qui tenirhij heeft er niets op tegen • il n'a rien contreeen klap van heb ik jou daar • une gifle magistrale2 hij kan niet veel hebben • 〈m.b.t. drank〉 il ne supporte guère l'alcool; 〈 vlug overstuur〉 il panique très viteiets kunnen hebben • pouvoir supporter qc.iets niet willen hebben • ne pas vouloir de qc.〈 pejoratief〉 wat moet je (van me) hebben? • qu'est-ce que tu me veux?ik moet er niets van hebben • 〈 niets mee te maken〉 je ne veux pas en entendre parler; 〈 houd er niet van〉 très peu pour moi, mercimoet je net Freek hebben • et c'est à Freek que tu demandes ça?; 〈 dat is dé man〉 oh! alors Freek, c'est l'homme qu'il (te, nous) fautwaar wil je me hebben? • où veux-tu que je me mette?nu kom je waar ik je hebben wil • maintenant tu vois où je veux en venirwat had u gehad willen hebben? • vous désirez?iets zus of zo (gedaan) willen hebben • vouloir (qu'on fasse) qc. de telle ou telle façonwe zullen hem hebben • on l'auradan heb je dat • voilà, c'est ce qui arrivedaar zullen we (zul je) het hebben • il va y avoir du pétarddaar hebben we het (gedonder) • ça y est, voilà les emmerdements qui (re)commencentdaar heb je het al • nous y voilàje hebt ook groene druiven • il y a aussi des raisins verts〈 in opsommingen〉 daar heb je … • (alors) voilà …ik heb niets aan die prullen • cette camelote ne me sert à rienwat zullen we nu hebben • allons bon, quoi encore?daar heb je hem lelijk mee • là tu le tiens biendat heb je ervan • on pouvait s'y attendrede hoeveelste hebben we? • on est le combien aujourd'hui?liever hebben • aimer mieuxhij had het niet meer • il n'en pouvait pluswel heb ik ooit! • a-t-on jamais (vu)!heb je ooit van je leven! • a-t-on jamais vu de la vie!ik heb het niet op hem • je ne l'aime pasik zal het er met hem over hebben • je lui en parleraiik heb het tegen jou • c'est à toi que je parlehem om hebben • être bourré→ link=god godII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoorden] avoir ⇒ 〈 met wederkerend werkwoord, sommige werkwoorden die een beweging uitdrukken〉 être♦voorbeelden:gelachen dat we hebben! • qu'est-ce qu'on a ri!hij heeft het weggegeven • il l'a donné -
5 не нравиться
-
6 eens
I 〈 bijwoord〉1 [eenmaal] once2 [nog eenmaal] twice4 [ter versterking] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:dat is eens en nooit weer • once is enougheens in het uur • hourly, every houreens in de week/drie maanden • once a week/every three monthsmeer dan eens • more than onceeens te meer • (all the) more so2 geef mij nog eens zoveel, a.u.b. • would you give me twice as much/manyeens zo groot • twice as large/bigkom eens langs • drop by sometimeer was eens • once upon a time there wasLonden is niet meer wat het eens was • London is not what it used to beik heb de groenten nu eens gestoomd • I steamed the vegetables for a changedat is weer eens wat anders • that makes a changehet gebeurt nog al eens dat • it does (sometimes) happen thatzeg, vertel me eens, Jan • tell me, Jan!waag het eens • don't you darewacht eens • wait a minuteje zult eens zien wat er gebeurt • you'll see (what happens)dat zou best eens kunnen • that might well be the caseik spreek nog niet eens over de rest • to say nothing of the restniet eens tijd hebben om • not even have the time tohij keek niet eens • he did not even looknee en nog eens nee • once and for all: no!nog eens • once more, (once) again; 〈 formeel〉 anew, afreshdat is nog eens een flinke vent/mooie vrouw • (now) that's what I call a real man/a beautiful womanals we nu eens … • suppose we …, how about …?u zou wel eens gelijk kunnen hebben • you could/might (well) be rightwel eens • once in a while, sometimesje moet je eens na laten kijken • you really should have a check-up; 〈 ironisch〉 you need your head examinedkijk eens aan! • just look at that!II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [van dezelfde mening] agreed, in agreement♦voorbeelden:1 het over de prijs eens worden • agree on a/about the pricehet erover eens zijn, dat … • agree that …het eens zijn • agree, be in agreementhet met iemand eens zijn • agree with someonehet niet eens zijn met iemand • disagree with someonehet met zichzelf niet eens kunnen worden • not be able to make up one's mind, be undecidedhet op sommige punten niet eens kunnen worden • be unable to reach agreement on certain points -
7 goed
goed1〈het; geen meervoud〉1 [wat goed is] good5 [kleding] clothes6 [textiel] material, fabric ⇒ cloth♦voorbeelden:1 goed en kwaad • good and evil, right and wrongdat zal hem goed doen • that'll do him good, it'll be good for himhij meende er goed aan te doen • he meant well by it, he did it for the bestik denk dat je daar goed aan gedaan hebt • I think you did the right thinghij kan geen goed meer doen • he can't do a thing rightdaar zul je de zaak geen goed mee doen • you won't do things any good if you do thater is bij hem geen goed te doen • there's no pleasing him3 gestolen goed • stolen goods/propertyonroerend goed • real estateroerend goed • personal property/effectsschoon goed aantrekken • put on clean clothes6 wit/bont goed • white/coloured wash; whites, colouredshet goed hangt te drogen • the washing is hanging up to dry————————goed23 [geschikt] good5 [deugdzaam] good♦voorbeelden:hij bedoelt/meent het goed • he means wellik begrijp niet goed … • I don't quite/really understand …begrijp me goed • don't get me wrong, make no mistake (about it)als ik 't goed heb • if I'm not mistaken〈 ironisch〉 is het nou goed? • satisfied?als je goed kijkt • if you look closelydat komt wel weer goed • it'll turn out all righthet goed opnemen • take it wellik vind dat niet goed • 〈 keur het niet goed〉 I don't think that's a good idea; 〈 ben het er niet mee eens〉 I don't agree〈 informeel〉 dat zit wel goed • that's all right, don't worry about itnet goed! • serve(s) you/him/them 〈enz.〉right!niet goed geld terug • money-back guaranteehet is ook nooit goed bij hem • nothing's ever good enough for himhet is ook nooit goed • I give up; you're never satisfied, are youprecies goed • just/exactly rightalles goed en wel maar … • that's all very well but …dat doet het altijd goed • that always works (well)goed gedaan, jochie! • well done, kid!wij hebben het goed • we're well off/all rightwe hebben het nog nooit zo goed gehad • we've never had it so goodhou je goed! • look after yourself!, take care (of yourself)!dat kan ze erg goed • she is very good at itje kunt goed zien dat … • it is obvious that …(heel) goed Engels spreken • speak English (very) well, speak (very) good Englishdie jas staat je goed • that coat suits you/looks good on youik wens je alle goeds • all the very best〈 ironisch〉 nee, nou wordt ie goed! • that's rich!goed zo! • good!, that's right!; 〈 als compliment〉 well done!, that's the way!zij is goed in wiskunde • she is good at mathematicsalles goed? • (is) everything all right?dat is een goeie! • that's a good one!dat is te veel van het goede • that is too much of a good thing3 ik weet het goed gemaakt … • I know, this is what we'll dozich goed houden • control oneself; 〈 niet lachen ook〉 keep a straight face; 〈 na persoonlijk verlies〉 bear up (well)de soep is niet goed meer • the soup has gone offhet is mij goed • I don't mind, it's all right by mehet zal wel ergens goed voor zijn • it must be of some use, there must be some reason for itik zal het goed met je maken • we can make a dealdaar is de verzekering goed voor • the insurance will cover itook goed • very well, all rightwie weet waar het goed voor is • you never know what will come out of itwaar is dat goed voor? • what good will that do?goed voor één consumptie • valid for one drink/meal/snackhij is goed voor een paar ton • he is worth a few hundred thousandhij heeft er niet veel goeds geleerd • it hasn't done him much good4 zich te goed doen aan • feast on, tuck intodat komt goed uit • that's (very) convenienthij maakt het goed • he's doing well/all rightdat geld heb ik nog van hem te goed • he still owes me that moneyde rest hou je nog te goed • I'll owe you the restik heb nog vier vakantiedagen te goed • I've still got four holidays owing to me/outstandingdat heb je nog van me te goed • 〈 belofte〉 I (still) owe you one; 〈 dreigement〉 you've got it coming (to you)dat hebben we nog te goed • that's still in store for uszo goed en zo kwaad als het gaat • as best I/you/he candat is goed om te weten • that's a good thing to knoween verandering ten goede • a change for the betterde opbrengst komt ten goede van het Rode Kruis • the proceeds go to the Red Crosshet komt zijn prestaties niet ten goede • it doesn't help his performancehou me ten goede • don't hold it against mehet is maar goed dat … • it's a good thing that …goed dat er politie is • where would we be without the police?goed dat je 't zegt • that reminds megoed dat ik 't weet • thanks for telling medat is maar goed ook! • and a good thing too!6 ik heb er goed geld mee verdiend • I've made a pretty penny/done well out of iteen goed jaar geleden • well over a year agohij was goed nijdig • he was really annoyedhet betaalt goed • it pays wellhij kan nog niet eens goed schrijven • he can't even write properlyhet er goed van nemen • lead the good lifehij zat goed fout • he was totally wrongtoen ik goed en wel in bed lag • when I finally/at last got into bedik was net goed en wel thuis of … • I'd only just come in/got home when …goed bij zijn • be clever¶ op een goed ogenblik merk je dat … • there comes a time when you notice that …dat was maar goed ook • it was just as wellmaar goed • (well) anywaywe hadden het net zo goed niet kunnen doen • we might/could just as well not have done itzo goed als niets • next to nothing, hardly anythingzo goed als nieuw • as good as newdat is zo goed als zeker • that is virtually/almost certainzo goed als onmogelijk • virtually/well-nigh impossiblezo goed als niemand • hardly anybodyII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:ik ben wel goed maar niet gek • I'm not as stupid as you thinkik voel me heel goed • I feel fine/greatzou u zo goed willen zijn … • would/could you please …, would you be so kind as to …, do/would you mind …hij was te goed voor deze wereld • he was too good for this worldben je wel goed bij je hoofd? • are you crazy? -
8 не выносить
prepos.gener. (iem.) niet kunnen luchten of zien (кого-л.), (iem.) niet kunnen zien (кого-л.), (iem., iets) niet kunnen velen (кого-л., что-л.), (iets, iem.) niet kunnen aanzien (чего-л., кого-л.), de mier aan (iets, iem.) hebben -
9 uitstaan
1 [uitsteken] stand/stick/jut out ⇒ protrude2 [uitgezet zijn] 〈zie voorbeelden 2〉3 [te doen hebben] be connected with♦voorbeelden:ik heb nog veel geld uitstaan • I have a lot of money out (at interest)geld staat uit tegen 10 % • money is put out at 10 %II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 hitte/lawaai niet kunnen uitstaan • not be able to endure/stand/bear the heat/noise -
10 zien
1 [niet blind zijn] see2 [kijken, er uitzien] look3 [uitzicht geven] look (out)♦voorbeelden:hij ziet scheel van de hoofdpijn • he has a splitting headacheII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [waarnemen, opmerken, overwegen] see2 [als mogelijkheid/uitkomst verwachten, beleven] see3 [proberen] see (to it)♦voorbeelden:iets laten zien • show somethingzich ergens laten zien • show one's face somewherehet mag gezien worden • it will pass inspectiondat moet ik nog zien • I wonder about thathet was niet te zien • it didn't showwaar zie je dat aan? • how can you tell?je moet het zó zien • look at it this wayik zie aan je gezicht dat je liegt • I can tell by the look on your face that you are lyingbij het zien van … • on seeing …hij ziet niet op een tientje • ten guilders makes no difference to himik zie het al voor me • I can just see itik heb hem in geen eeuw gezien • I haven't seen him for agesik zie, ik zie wat jij niet ziet • I spy (with my little eye)zie je, ziet u? • you see?; 〈 informeel〉 see?mij niet gezien • count me out!ik zie mij al • I can quite see myselfik wil het wel eens zien • I'd like to see that (happen(ing))het niet meer zien zitten • have had enough (of it); not be able to see one's way out (of a situation)iets/iemand (niet) zien zitten • 〈iets dat/iemand die men al gezien heeft〉 (not) like the look of something/someone; 〈 anders〉 (not) like the sound of something/someonezo zie je maar weer • there you go again, that's how it is¶ het voor gezien houden • be through (with someone/something)dat zien we dán wel weer • we'll cross that bridge when we come to ithet wel gezien hebben • have seen enough (of it) -
11 gemakkelijk
♦voorbeelden:zij heeft gemakkelijk haar • elle a des cheveux docilesgemakkelijk hanteerbaar • maniablegemakkelijk te bereiken haven • port facile d'accèsdat gaat niet zo gemakkelijk • ce n'est pas si facile que çahet niet gemakkelijk hebben • ne pas avoir la vie facileergens gemakkelijk (van)af komen • s'en tirer à bon comptedat maakt het er niet gemakkelijker op • cela ne facilite pas les chosesgemakkelijk maken • faciliterhet leven gemakkelijker maken • simplifier l'existenceiets al te gemakkelijk opnemen • prendre qc. trop à la légèrejij hebt gemakkelijk praten! • tu en parles à ton aise!gemakkelijk schrijven • avoir la plume facilegemakkelijk spreken • avoir la parole facilehet werk valt hem gemakkelijk • ce travail lui est facilezo gemakkelijk als wat • facile comme toutgemakkelijk liggen • être confortablement allongémaak het je gemakkelijk! • fais comme chez toi!het zich gemakkelijk maken • se mettre à l'aisegemakkelijk gaan zitten • s'installer confortablementgemakkelijk in de omgang • sociable4 er kunnen gemakkelijk nog mensen onder het puin liggen • il est fort possible qu'il y ait encore des personnes sous les décombres -
12 slaap
♦voorbeelden:een diepe slaap • un sommeil profondeen lichte slaap hebben • avoir le sommeil légereen onrustige slaap • un sommeil agitéslaap hebben • avoir sommeiliemand uit de slaap houden • empêcher qn. de dormirde slaap niet kunnen vatten • ne pas arriver à s'endormirvechten tegen de slaap • lutter contre le sommeilin slaap sukkelen • s'assoupir〈 eufemistisch〉 iemand in slaap brengen • endormir qn.een kind in slaap wiegen • bercer un enfant pour l'endormirzijn geweten in slaap sussen, wiegen • endormir sa conscienceover zijn slaap heen zijn • ne plus avoir sommeiluit zijn slaap opschrikken • se réveiller en sursautomvallen van de slaap • tomber de sommeilzware ogen hebben van de slaap • avoir les yeux lourds de sommeil -
13 rusten
1 [uitrusten; slapen] se reposer2 [begraven liggen] reposer3 [innerlijke rust hebben] avoir l'esprit tranquille4 [niet gebruikt worden] ne pas être utilisé5 [stil liggen; steunen op; gebaseerd zijn op] reposer (sur)6 [als iets bezwarends drukken] peser7 [m.b.t. de blik] être posé♦voorbeelden:niet rusten voor … • n'avoir pas de cesse que … ne 〈+ aanvoegende wijs〉2 hier rust • ici repose, ci-gîtop hem rust een zware verdenking • de graves soupçons pèsent sur luidie kwestie moet nu blijven rusten • cette question doit rester en suspens pour le moment -
14 stellen
1 [algemeen] mettre2 [in de gewenste stand brengen] régler3 [doen, uiten; voorschrijven] faire5 [beweren] affirmer6 [+ op][begroten] estimer (à)♦voorbeelden:stel, dat dit zo is • supposons qu'il en soit ainsi5 wat stelde hij daar zoëven? • qu'est-ce qu'il vient d'affirmer?iets als onwaarschijnlijk stellen • considérer qc. comme très peu vraisemblableik kan het hier niet alleen stellen • je n'y arriverai pas tout seulhet niet kunnen stellen zonder iemand, iets • ne pas pouvoir se passer de qn., de qc.〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 zich in iets stellen • se résigner à qc.het goed stellen • aller biengoed stellen • avoir un bon stylehoe is het gesteld met zijn vrouw? • comment va sa femme?zijn eigen belang hoger stellen dan dat van een ander • faire passer ses propres intérêts avant ceux des autreshet is niet zo best met hem gesteld • ça ne va pas très bien pour luiveel te stellen hebben met iemand, iets • avoir fort à faire avec qn., qc. -
15 hikken
1 [hikkend geluid maken] hoqueter2 [de hik hebben] avoir le hoquet♦voorbeelden:¶ tegen iets aan hikken • 〈 ertegen opzien〉 se faire une montagne de qc.; 〈 geen zin hebben〉 n'avoir pas envie de qc.; 〈 niet kunnen accepteren〉 avoir de la peine à avaler qc. -
16 uitstaan
1 [uitsteken] faire saillie2 [van visnet, geld] être placé3 [van val] être tendu4 [te doen hebben] avoir à faire (avec)♦voorbeelden:uitstaande schulden • dettes en souffrancehet geld staat uit tegen 10 % • l'argent est placé à 10 %wij hebben niets met elkaar uit te staan • nous n'avons rien à faire ensembleII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [verduren, verdragen] supporter♦voorbeelden:1 iemand niet kunnen uitstaan • ne pas pouvoir souffrir qn. -
17 krijgen
♦voorbeelden:je krijgt de groeten van … • … sends (you) his/her regardszij kreeg er hoofdpijn van • it gave her a headachehij kreeg vijf jaar (voor die moord) • he got five years (for that murder)moeilijkheden krijgen • get (oneself) into/have trouble/difficultieswe krijgen regen • we're going to have rain, we're in for rainslaap/trek krijgen • feel sleepy/hungryeen zusje krijgen • get a little sisteriets af krijgen • get something done/finishedzij kreeg het koud • she got cold/began to feel coldwat krijgen we te eten? • what are we having to eat?, what's for dinner?iets van iemand gedaan krijgen • get someone to do somethingdat goed is niet meer te krijgen • you can't get hold of that stuff any moredat kun je krijgen bij … • that can be obtained from …ze hebben de dief niet kunnen krijgen • they weren't able to catch the thiefiemand te spreken krijgen • get to speak to someonekrijgen ze elkaar? • do they end up together?ik krijg nog geld van je • you (still) owe me some moneyiets voor elkaar krijgen • manage something〈 informeel〉 krijg wat ! • you know where you can get off!wat zullen we nou krijgen ! • what next!ik krijg er iets van • it gets my goat〈figuurlijk; informeel〉 heb je het of krijg je het? • are you sure you haven't got a screw loose somewhere? -
18 verenigen
II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [in overeenstemming brengen] reconcile♦voorbeelden:1 de arbeiders hebben zich in een vakbond verenigd • the workers have united/have joined forces in a unionzich verenigen in een organisatie • form an organisationhet nuttige met het aangename verenigen • mix/combine business with pleasure2 zich niet (kunnen) verenigen met iets/iemand • dissociate oneself from something/someone, not (be able to) agree with/to something/someonedeze uitspraken zijn niet te verenigen • these statements are irreconcilable/contradict each other -
19 очень не любить
-
20 breed
♦voorbeelden:de kamer is 6 m lang en 5 m breed • la pièce a 6 m de long sur 5 m de largeeen brede rivier • une rivière largein brede trekken • à grands traitsze kunnen er breed van leven • ils peuvent en vivre largementbreder maken • élargir〈 figuurlijk〉 iets breed uitmeten • exagérer qc.breder worden • s'élargirHolland op zijn breedst • la Hollande sous son meilleur jour〈 spreekwoord〉 wie het breed heeft, laat het breed hangen • qui aura de beaux chevaux, si ce n'est le roi?
См. также в других словарях:
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Weib — (s. ⇨ Frau). 1. A jüng Weib is wie a schön Vögele, was män muss halten in Steigele (Vogelbauer). (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. A schämedig (schamhaftes) Weib is güt zü schlugen. (Warschau.) – Blass, 11. Weil es, um keinen Scandal zu machen, den… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Fuchs — (s. ⇨ Reineke). 1. Ale Fichse gihn schwer ei s Eisen. (Oberlausitz.) 2. Alle listigen Füchse kommen endlich beym Kirssner in der Beitze zusam. – Petri, II, 6; Simrock, 2888; Körte, 1678; Reinsberg II, 46. Frz.: Enfin les renards se trouvent chez… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Topf — 1. A kuscherer Topp ün a kuscherer Löffel is kuscher, (Jüd. deutsch. Warschau.) Kuscher heisst, was nach den jüdischen Speisegesetzen erlaubt ist. Wenn man regelmässig verfährt, so ist alles in Ordnung. 2. Alles ist, wie man einen in den Topf… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Herr — 1. Ain Herr, der zu lugen lust hat, dess diener seind alle gottloss. – Agricola II, 221. 2. Alle sind Herren, wer ist Sklave? 3. Alles kamme unsem leiwen Heren alleine anvertruggen, awwer kein jung Méaken un kein draug Hög. (Westf.) Alles kann… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon