-
1 monotone
monotoon -
2 monotonous
monotoon -
3 monotonic reasoning
monotoon redeneren -
4 drone
n. hommel die niet steekt, dar; onbemand vliegtuig dat gevlogen wordt door langeafstandsbediening; monotoon, laag en aanhoudend zwak geluid; gezoem, gegons; (Muziek) doedelzak zonder vingergaten die een toon voortbrengt, baspijp; leegloper, iemand die lui is--------v. dreunen; lawaai makendrone1[ droon] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 klaploper ⇒ leegloper, uitvreter3 radiografisch bestuurd(e) vliegtuig/raket4 gegons ⇒ gezoem, gebrom————————drone21 gonzen ⇒ zoemen, brommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 monotonous
-
6 repetitious
adj. (zich) herhalend, monotoon1 (zich) herhalend ⇒ herhaald, monotoon -
7 chant
n. lied, melodie, psalm--------v. zingen; roepenchant1[ tsja:nt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lied ⇒ (eenvoudige) melodie, psalm————————chant2〈 werkwoord〉2 roepen ⇒ herhalen, scanderen♦voorbeelden:the students chanted ‘Down with the pigs’ • de studenten riepen voortdurend ‘Weg met de smerissen’ -
8 intone
-
9 monotone
n. eentonig gezang (geluid, spreken); eentonigheid[ - toon] 〈 geen meervoud〉1 monotone manier van spreken/zingen♦voorbeelden: -
10 samey
-
11 speak in a monotone
speak in a monotone -
12 toneless
-
13 treadmill
n. tredmolen, loopband, ronddraaiende band waarop gelopen of gerend kan worden zonder naar voren te lopen; machine die gebruikt wordt voor verkrijgen van rotatiebeweging (door mensen of dieren); herhalende taak, monotoon werktreadmill -
14 intoner
n. Dreunt op, draagt monotoon voor -
15 monotonic
adj. monotoon (op zelfde toon, onveranderd; saai, vervelend) -
16 monotonically
adv. monotoon, eentonig, in een enkele onveranderlijke toon; in de vorm van een monotone functie (Wiskunde) -
17 monotonousness
n. Monotoon zijn, ééntonig zijn -
18 non-monotonic reasoning
niet-monotoon redenerenEnglish-Dutch technical dictionary > non-monotonic reasoning
См. также в других словарях:
monoton — Adj std. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. monotone, dieses aus spl. monotonus, aus gr. monotónos, aus gr. mónos einzig, allein und gr. tónos Ton . Abstraktum: Monotonie. Ebenso nndl. monotoon, ne. monotonous, nfrz. monotone, nschw.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache