-
1 mogen
I 〈 hulpwerkwoord〉1 [algemeen] pouvoir2 [reden hebben, moeten] falloir3 [m.b.t. toegeving] avoir beau♦voorbeelden:1 mag ik een kilo peren van u? • je voudrais un kilo de poires, s'il vous plaîtmag ik het zout van jou? • passe-moi le sel s'il te plaîtje mag dit rustig van mij aannemen • tu peux bien me croirehet mocht niet baten • ça n'a servi à rienmag ik bedanken? • je vous remerciemoge dit jaar u veel geluk brengen • puisse cette année vous être propiceer mag hier niet gerookt worden • il est interdit de fumer icimocht u iets nodig hebben, vraag het dan gerust • si vous avez besoin de qc., n'hésitez pas à le demanderik mag het hopen • j'ose l'espérerhet moest niet mogen • ça devrait être interditje mag erop rekenen dat … • tu peux être sûr que …als ik dat zo mag zeggen • si j'ose direik mag er niets over zeggen • je n'ai pas le droit d'en parlerhet heeft niet zo mogen zijn • il n'en a rien étéwaar mag hij wel zitten? • où a-t-il bien pu passer?alles mag toch maar vandaag de dag • tout est permis de nos joursvoor dit keer mag het • passe pour cette fois(-ci)mag ik even? • un instant, tu permets?, vous permettez?hij mag niet roken • le tabac lui est interditmag dat wel? • c'est permis?dat mag niet van haar moeder • sa mère ne le lui permet pasvandaag doe ik eens rustig aan, mag ik alsjeblieft? • aujourd'hui, je prends mon temps, si tu le permetsje mag je wel eens scheren • ça ne te ferait pas de mal de te raserje mag wel uitkijken • fais attentionwat een mooie jas! dat mag ook wel voor dat geld • quel beau manteau! c'est la moindre des choses pour le prix3 hij mag dan slim zijn, sterk is hij niet • il a beau être malin, il n'en est pas fort pour autantdat mag waar zijn, maar … • c'est peut-être vrai, mais …¶ ik mag doodvallen als ik het weet • que je meure, si je le saiszo mag ik het horen • ça fait plaisir à entendreiemand mogen lijden • apprécier qn.ik mag lijden dat ze slaagt • ce serait inespéré qu'elle réussissedat mocht je willen! • tu voudrais bien!hij mag er zijn • 〈 kwaliteiten〉 c'est un type bien; 〈 groot, flink van postuur〉 il ne passe pas inaperçu; 〈 knap〉 il n'est pas malhet mocht wat! • allons donc!ze mogen me hier niet zien • il ne faut pas qu'on me voie iciwij mogen niet vergeten dat … • nous ne devons pas oublier que …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [sympathiek vinden] aimer (qc., qn.)2 [Algemeen Zuid-Nederlands][lusten] aimer♦voorbeelden: -
2 mogen
I 〈 hulpwerkwoord〉1 [toestemming/recht/vrijheid hebben] can ⇒ be allowed to, 〈 tegenwoordig tijd of indirecte rede〉 may, 〈 met ontkenning〉 must, 〈 in voorwaardelijke wijs〉 should, 〈 in voorwaardelijke wijs〉 ought to3 [met betrekking tot toegeving] may, might4 [met betrekking tot een mogelijkheid] should5 [kunnen] 〈zie voorbeelden 5〉6 [met betrekking tot een wens] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 mag ik een kilo peren van u? • (can I have) two pounds of pears, pleasemag ik uw naam even? • could/may I have your name, please?mag Deirdre blijven spelen? • can Deirdre stay and play?je mag gaan spelen, maar je mag je niet vuil maken • you can go out and play, but you're not to get dirtyer mag hier niet gerookt worden • you're not allowed to smoke hereals ik vragen mag • if you don't mind my askingu mag hier even wachten • please take a seatdat mag ik niet zeggen • I'm not at liberty/allowed to tell youmag het een onsje meer zijn? • do you mind if it's a bit more?mag ik zo vrij zijn? • do you mind?alles mag toch maar vandaag de dag • anything goes nowadaysmag ik alsjeblieft? • do you mind? 〈nadruk op ‘mind’〉ik mag het eigenlijk niet vertellen • I'm not really supposed to tell youmag ik even? • do you mind?, may I?mag ik er even langs? • excuse me (please)dat mag niet • that's not allowed; 〈 tegen de regels〉 that's against the rules; 〈 tegen de wet〉 that's illegalvan mij mag het • it's alright by mevan mij mag het een maand duren • I don't mind if it takes a/another monthhij wou meekomen maar hij mocht niet van zijn moeder • he wanted to come along but his mother wouldn't let him2 dat mag ook wel eens gezegd worden • there's no harm in saying that, tooje had me wel eens mogen waarschuwen • you might/could have warned meik mag niet mopperen • I mustn't complainje mag je wel eens scheren • you could do with a shaveje mag wel uitkijken, het is glad op straat • you'd better/you should be careful, it's slippery outhij mag blij zijn dat … • he ought to/should be happy that …wat een mooie jas! dat mag ook wel voor dat geld • what a lovely coat! it ought to/should be at that pricehij mag dan slim zijn, sterk is hij niet • he may be clever, but he isn't strongdat mag dan zo zijn, maar … • that may well be (so), but …; granted, but …hoe dat ook moge zijn • be that as it may4 mocht dat het geval zijn, … • should that be the case, …; if so, …5 het mocht niet baten • it was no use/gooddat ik dit nog mag meemaken! • that I should live to see this!het heeft niet zo mogen zijn • it was not to be6 moge dit jaar u veel geluk brengen • 〈 algemeen, bijvoorbeeld met betrekking tot schooljaar〉 I hope you will be very happy in the coming yearlang moge hij heersen • long may he reignzo mag ik het horen/zien • that's what I like (to hear/see), that's the spirithij mag er zijn • 〈 algemeen〉 he's quite a guy; 〈 heeft kwaliteiten〉 he's got what it takes; 〈is groot/flink van postuur〉 he's a big guy/; 〈 is knap〉 he's some guyhet mocht wat • it doesn't mean a thingik mag graag een sigaartje roken • I like/enjoy a nice cigarII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [sympathiek vinden] like♦voorbeelden:1 ik mag hem wel • I quite/rather like himzij is een beetje arrogant, maar dat mag ik wel • she's a bit arrogant but I like them that way -
3 mogen
I.gernhabenII.mögenIII.[het recht hebben]dürfen -
4 mogen
чуть что* * **1) мочь, иметь разрешениеmag ik bínnenkomen? — можно войти?
2) желать, хотетьik mag het hóren — я хочу услышать это
3) выражает предположение, возможностьhij mag wel gelíjk hébben — возможно, он прав
zij mógen kómen — они могут прийти
* * *1. прил.общ. выражает возможность (hij mag wel gelijk hebben он, возможно, прав)2. гл.общ. желать, любить, мочь, выносить, иметь желание (что-л.) сделать, иметь разрешение, сметь, терпеть, хотеть -
5 mogen
v. may -
6 mogen
-
7 mogen
må -
8 mogen
izinli olmak [-ur] v -
9 mogen
мочь; иметь разрешение; сметь; желать; хотеть; иметь желание mocht e.OVT.imp. mochten m.OVT.imp. heeft gemogen VTT.pref. -
10 mogen
aimer, apprécier, estimer -
11 mogen
gusta -
12 mogen meepraten
mogen meepraten -
13 de kinderen mogen toekijken
de kinderen mogen toekijken -
14 het moest niet mogen
het moest niet mogen————————het moest niet mogen -
15 ergens trots op (mogen) zijn
ergens trots op (mogen) zijnpouvoir être fier de qc. -
16 had hij dit nog maar mee mogen maken
had hij dit nog maar mee mogen makenDeens-Russisch woordenboek > had hij dit nog maar mee mogen maken
-
17 het heeft niet zo mogen zijn
het heeft niet zo mogen zijn -
18 het is mij een voorrecht u hier als eerste te mogen begroeten
het is mij een voorrecht u hier als eerste te mogen begroetenDeens-Russisch woordenboek > het is mij een voorrecht u hier als eerste te mogen begroeten
-
19 iemand mogen lijden
iemand mogen lijdenapprécier qn. -
20 iets niet hardop mogen zeggen
iets niet hardop mogen zeggenne pas pouvoir dire qc. ouvertement
См. также в других словарях:
Mögen — Mögen, verb. irreg. neutr. Präs. ich mag, du magst, er mag, wir mögen u.s.f. Conjunct. ich möge; Imperf. ich mochte, (nicht mogte,) Conjunct. möchte; Mittelw. gemocht, (nicht gemogt;) Imperat. welcher doch nur in der Zusammensetzung mit ver… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
mögen — Vprpr std. (8. Jh.), mhd. mugen, mügen, ahd. mugan, magan u.a., as. mugan können, vermögen Stammwort. Aus g. * mag Prät. Präs. kann, vermag , auch in gt. mag, anord. má, ae. mæg, afr. mei, (as. mag, ahd. mag). Außergermanisch vergleicht sich… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
mögen — V. (Grundstufe) jmdn. oder etw. gernhaben Beispiele: Ich mag Einkäufe machen. Sie mag ihren Job nicht. mögen V. (Aufbaustufe) Modalverb mit dem der Wunsch, etw. zu tun, ausgedrückt wird Beispiele: Ich möchte dir helfen, aber ich bin jetzt sehr… … Extremes Deutsch
mögen — mögen: Das gemeingerm. Verb (Präteritopräsens) mhd. mügen, ahd. mugan, got. magan, engl. may, schwed. må geht mit verwandten Wörtern in anderen idg. Sprachen auf die Wurzel *magh »können, vermögen« zurück, vgl. z. B. die slaw. Sippe von russ.… … Das Herkunftswörterbuch
mögen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • gern haben • etwas gern tun • können • dürfen • möchten Bsp.: • … Deutsch Wörterbuch
mögen — mögen, mag, mochte, hat gemocht 1. Ich mag keinen Reis. 2. Möchtest du noch ein Stück Kuchen? 3. Ich möchte gern Herrn Schmidt sprechen. 4. Herr Müller, Sie möchten bitte sofort zum Chef kommen … Deutsch-Test für Zuwanderer
mögen — gewogen sein; liebgewonnen haben; lieb gewonnen haben; gernhaben; gut ausstehen können (umgangssprachlich); mit jemandem gut können (umgangssprachlich); mit jemandem können (umgangssprachlich … Universal-Lexikon
mögen — mö̲·gen1; mag, mochte, hat mögen; Modalverb; 1 Infinitiv + mögen den Wunsch haben, etwas zu tun ≈ wollen1, wünschen: Sie möchte nach dem Abitur studieren; Möchtest du mit uns wandern?; Er mag nicht mit dem Rauchen aufhören; Ich hätte sehen mögen … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Mögen — 1. Ich mag dich, wenn du weit von mir bist. (Rottenburg.) 2. Ich mag sie nicht, sprach der Fuchs. – Eiselein, 442. Nämlich die Traube, die er nicht erreichen konnte. Wenn jemand etwas venschmäht, was er nicht bekommen kann. 3. Ick mag se nich,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
mögen — a) angetan sein, sich begeistern, begeistert sein, eine Schwäche/eine Vorliebe haben, etwas übrighaben, gefallen, Gefallen haben, lieben, schwärmen; (bildungsspr.): ein Faible haben; (ugs.): abfahren, Feuer und Flamme sein, jmds. Fall sein, toll… … Das Wörterbuch der Synonyme
mogen — • fullvuxen, utvuxen, mogen … Svensk synonymlexikon