-
1 missen
1 [doel niet treffen] miss2 [mislopen] miss3 [met betrekking tot afwezigheid van iets of iemand] go without ⇒ 〈 het stellen zonder ook〉 spare, afford 〈 voornamelijk met betrekking tot geld〉, 〈 ontberen〉 lack, 〈 ontberen〉 lose4 [betreuren van afwezigheid] miss♦voorbeelden:de maatregelen misten hun doel • the measures didn't work/were ineffectivezijn woorden misten hun uitwerking • his words didn't have the intended effect/; 〈 vonden geen gehoor〉 fell on deaf earsje kunt het niet missen • you can't miss itkun je je fiets een paar uurtjes missen? • can you spare your bike for a couple of hours?hij mist gevoel voor humor • he lacks a sense of humourzij moest een oog missen • she had to lose an eyeovertuiging missen • be unconvincing/lacking in convictionik mis mijn portemonnee • I've lost/mislaid my pursewe missen een van onze vliegtuigen • one of our planes is missinghij kan best wat missen • he can (well) afford itkun je er een missen? • can you spare one?ze kunnen elkaar niet missen • they can't get along without one anotherik zou het voor geen geld willen missen • I wouldn't part with/do without it for the worldaan die reünie heb je niks gemist • you didn't miss much by not going to the reunion1 [ontbreken] be missing2 [niet raak schieten] miss♦voorbeelden:¶ dat kan niet missen • that can't go wrong/fail, that's bound to work/happen -
2 missen
n. failing--------v. miss, lose, let slip, lack, spare, want, go wide -
3 missen voor open doel
missen voor open doelVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > missen voor open doel
-
4 (de nodige) ervaring opdoen/missen
(de nodige) ervaring opdoen/missengain (the necessary) experience, lack (the necessary) experienceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (de nodige) ervaring opdoen/missen
-
5 alle distinctie missen
alle distinctie missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > alle distinctie missen
-
6 dat kan niet missen
that can't go wrong/fail, that's bound to work/happenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat kan niet missen
-
7 de aansluiting missen
de aansluiting missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de aansluiting missen
-
8 de boot missen
de boot missen -
9 de laatste lichting halen/missen
de laatste lichting halen/missencatch/miss the last collectionVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de laatste lichting halen/missen
-
10 een levensgrote kans missen
een levensgrote kans missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een levensgrote kans missen
-
11 een niet te missen kans
een niet te missen kansVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een niet te missen kans
-
12 een vraag missen
een vraag missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een vraag missen
-
13 er missen een paar bladzijden uit dat boek
er missen een paar bladzijden uit dat boekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er missen een paar bladzijden uit dat boek
-
14 hij kan best wat missen
hij kan best wat missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kan best wat missen
-
15 iemand zeer missen
iemand zeer missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand zeer missen
-
16 ik kan hem missen als kiespijn
ik kan hem missen als kiespijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik kan hem missen als kiespijn
-
17 ik kan mijn bril niet missen
ik kan mijn bril niet missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik kan mijn bril niet missen
-
18 ik zou het voor geen geld willen missen
I wouldn't part with/do without it for the worldVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik zou het voor geen geld willen missen
-
19 je kunt het niet missen
je kunt het niet missenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > je kunt het niet missen
-
20 kun je er een missen?
kun je er een missen?can you spare one?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kun je er een missen?
См. также в других словарях:
Missen — Missen, verb. reg. welches in doppelter Gestalt üblich ist. I. Als ein Neutrum, mit dem Hülfsworte haben. 1) * Abwesend seyn, wo es im eigentlichen Verstande veraltet ist. Im Nieders. sagt man nur noch, das kann nicht missen, das bleibt nicht aus … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
missen — Vsw std. (9. Jh.), mhd. missen, ahd. missen, mndd. missen Stammwort. Aus g. * miss ija Vsw. missen , auch in anord. missa, ae. missan, afr. missa. Zu dem unter miß , misse behandelten to Partizip, dessen Bedeutung in diesem Fall aber näher bei… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Missen — ist: Missen (Vetschau), Ortsteil der Stadt Vetschau/Spreewald im Landkreis Oberspreewald Lausitz, Brandenburg ein Teil der Gemeinde Missen Wilhams Missen (Ellerhoop), Ortsteil der Gemeinde Ellerhoop im Kreis Pinneberg, Schleswig Holstein … Deutsch Wikipedia
missen — »entbehren«: Das altgerm. Verb mhd., ahd. missen, niederl. missen, engl. to miss, schwed. missa ist von der unter ↑ miss... behandelten Partizipialbildung abgeleitet und bedeutete ursprünglich etwa »verwechseln, verfehlen«. Beachte auch die… … Das Herkunftswörterbuch
missen — V. (Aufbaustufe) geh.: ohne etw. auskommen müssen Synonym: entbehren müssen (geh.) Beispiele: Diese schöne Erinnerung möchte ich nicht missen. Der Direktor wollte diese Mitarbeiterin nicht mehr missen … Extremes Deutsch
Missen — Missen, Heinrich von M., s. Heinrich 262) … Pierer's Universal-Lexikon
missen — obs. form of mizen … Useful english dictionary
missen — vermissen * * * mis|sen [ mɪsn̩]: in der Wendung jmdn., etwas nicht missen wollen/können/mögen: ohne jmdn., etwas nicht auskommen wollen/können/mögen: er kann seinen täglichen Kaffee nach dem Essen nicht mehr missen; ich möchte diese Erfahrung… … Universal-Lexikon
missen — auskommen ohne, vermissen, verzichten; (geh.): entbehren [müssen]; (geh. veraltend): entraten. * * * missen:⇨entbehren(1) missen→entbehren … Das Wörterbuch der Synonyme
missen — mịs·sen [Vt] nur in jemanden / etwas nicht missen wollen / können / mögen ohne jemanden / etwas nicht sein wollen / können / mögen: Obwohl ich mich oft einsam fühlte, möchte ich die Erfahrungen nicht missen, die ich während meines Aufenthaltes… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Missen — Dat kann nicht missen (fehlen), de völ drinkt, de môt völ pissen. – Bueren, 276; Eichwald, 1509; Frommann, III, 428, 208; Kern, 1470; Schlingmann, 1133; Richey, 164; Hauskalender, III … Deutsches Sprichwörter-Lexikon