-
1 meeslepen
2 [meebrengen, meenemen] traîner3 [zijn lot doen delen; iemands wil, gevoel in een richting duwen] entraîner♦voorbeelden:zich laten meeslepen door zijn wanhoop • s'abandonner au désespoir -
2 meeslepen
1 [achter zich aan slepen] drag (along/behind)2 [meebrengen, meenemen] drag (along)4 [iemands wil/gevoel in een richting dwingen] carry (with/away)♦voorbeelden:3 die bank sleepte andere banken mee in het faillissement • that bank involved/dragged down other banks in its ruin4 zich laten meeslepen • be/get carried away -
3 meeslepen
гл.общ. тащить (с собой, за собой), вовлекать, тащить за собой, влечь за собой, повлечь за собой, увлекать -
4 meeslepen
I.mitschleppenII.schleppen -
5 meeslepen
v. lug along, carry away, draw, ravish -
6 meeslepen
ww(en)traîner, charrier -
7 met zich meeslepen
-
8 de menigte meeslepen
de menigte meeslepen -
9 zich door zijn hartstochten laten meeslepen
zich door zijn hartstochten laten meeslepenDeens-Russisch woordenboek > zich door zijn hartstochten laten meeslepen
-
10 zich laten meeslepen door zijn wanhoop
zich laten meeslepen door zijn wanhoopDeens-Russisch woordenboek > zich laten meeslepen door zijn wanhoop
-
11 een kleed met zich meeslepen
een kleed met zich meeslepenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kleed met zich meeslepen
-
12 hij liet zich meeslepen door zijn emoties
hij liet zich meeslepen door zijn emotiesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij liet zich meeslepen door zijn emoties
-
13 zich door zijn hartstochten laten meeslepen
zich door zijn hartstochten laten meeslepenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich door zijn hartstochten laten meeslepen
-
14 zich laten meeslepen
zich laten meeslepenbe/get carried awayVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich laten meeslepen
-
15 zijn kinderen meeslepen naar de vertoning
zijn kinderen meeslepen naar de vertoningVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn kinderen meeslepen naar de vertoning
-
16 emporter
emporter [ãportee]2 (met zich) meesleuren ⇒ meeslepen, af-, wegrukken4 veroveren ⇒ innemen, zich met geweld meester maken van♦voorbeelden:être emporté par le courant • door de stroom meegesleurd wordense laisser emporter par qc. • zich door iets laten meeslepen¶ l' emporter sur qn., qc. • het winnen van, de overhand krijgen over iemand, iets1 kwaad worden (op) ⇒ (driftig) opvliegen, zich opwinden1. v2) (met zich) meesleuren, meeslepen3) wegrukken4) veroveren2. s'emporter (contre)v3. l'emporter (sur)v -
17 carry away
-
18 charrier
charrier [sĵaarie.ee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) overdrijven2) wegslepen3) meeslepen, meevoeren -
19 entraîner
entraîner [ãtrennee]3 trainen ⇒ oefenen, coachen♦voorbeelden:entraîner qn. à faire qc. • iemand overhalen iets te doen3 être entraîné à qc. • in iets getraind, bedreven zijn1. v1) meeslepen3) trainen, oefenen2. s'entraînervtrainen, zich oefenen (om) -
20 exalter
exalter [egzaaltee]1 opwinden ⇒ meeslepen, verrukken, geestdriftig maken3 doen toenemen ⇒ aanwakkeren, sterker doen uitkomen♦voorbeelden:v1) opwinden, meeslepen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
meeslepen
Страницы