-
1 living
♦voorbeelden: -
2 living
-
3 hij haalt een living uit zijn eigen bedrijfje
hij haalt een living uit zijn eigen bedrijfjeDeens-Russisch woordenboek > hij haalt een living uit zijn eigen bedrijfje
-
4 kost
1 [meervoud] [wat betaald moet worden] cost, expense ⇒ 〈 investeringen〉 outlay, charge 〈 voor diensten〉2 [levensonderhoud] living♦voorbeelden:kosten van levensonderhoud • cost of livingop haar eigen kosten • at her own expensede kosten bestrijden • meet the costsdit brengt veel kosten met zich mee • this involves considerable costs/expensede kosten dekken • cover the costsde kosten delen met iemand • share (the) expenses with someonede kosten dragen • bear the expensesveel kosten maken • go to great expensekosten maken • incur expenseskosten noch moeite sparen • spare no trouble or expensede kosten eruit hebben • have recovered one's expensesmet weinig kosten • at little expenseiemand op kosten jagen • put someone to expense(s)op kosten van • at the expense ofop kosten van zijn moeder leven • live off one's motherzonder kosten • free of charge2 de kost verdienen (als/door) • make/earn a living (as/out of/by -ing)zelf de kost verdienen • provide for oneselfwat doe jij voor de kost? • what do you do for a living?ik zou ze niet graag de kost willen geven, die … • there are more than you think who …bij iemand in de kost zijn • board with someonein de kost gaan bij • lodge/board withlichte/zware kost • light/heavy foodslappe kost • slopsgeestig zijn ten koste van iemand anders • be witty at someone else's expense -
5 leven
leven1〈 het〉3 [levensduur] life, lifetime5 [morele handel en wandel] life7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life♦voorbeelden:het leven begint bij 40 • life begins at 40zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's countryvoor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their liveszijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a threadde aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two peoplezo is het leven • that's lifedat kostte hem het leven • that killed him/cost him his lifehet leven laten/erbij inschieten • lose one's lifezijn leven loopt op een eind • his end is drawing nearhet leven schenken aan • give birth toiemand het leven schenken • spare someone's lifezijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter endzijn leven wagen • risk one's lifebij leven en welzijn • if all is welliets in leven houden • keep something alivenog in leven zijn • be still alivein leven blijven • stay/keep aliveiemand naar het leven staan • be after someone's bloodom het leven komen • lose one's life, be killediemand om het leven brengen • kill someoneop gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent deathhet leven van alle dag • everyday liferennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's lifezijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)als je leven je lief is • if you value your lifeeen organisatie in het leven roepen • set up an organizationtekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/natureuit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) lifezijn hele verdere leven • for the rest of his lifezijn leven slijten • spend one's daysdat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my lifevan zijn leven niet • never (in all my life)heb je van je leven! • well, I never!hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his lifevoor het leven benoemd • appointed for lifeeen lidmaatschap voor het leven • a life membershipvoor het leven getekend • marked for lifeiemand het leven zuur maken • make someone's life a miseryzijn eigen leven leiden • lead one's own life〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉een gemakkelijk leven hebben • have an easy lifeeen nieuw leven beginnen • turn over a new leafzijn leven beteren • mend one's wayszij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a miseryhoe staat het leven? • how's life?een losbandig leven leiden • lead a wild life6 mijn/hun leven lang • all my life/their livesbij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime7 het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private lifein het volle leven staan • be in touch with things10 een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firmleven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things goinger kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven upiets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again¶ een bruin leven • a good/an easy lifehij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for everde bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child————————leven22 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)3 [zich voeden] live on4 [zijn dagen doorbrengen] live5 [zich gedragen] live♦voorbeelden:mens, durf te leven • come on, live a littlehij heeft niet lang meer te leven • he has not long to liveeeuwig leven • live eternallyen zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever afterlanger leven dan iemand • outlive someonehaar ouders leven niet meer • her parents are no longer aliveleef je nog? • are you still alive?in leven en sterven • till death do us part〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul togetherhij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevensbij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to peoplewat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organizationmet deze man is/valt niet te leven • you can't live with that manin angst leven • live in fearmet iemand in vrede leven • live in peace with someonewe leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?naar iets toe leven • look forward to somethingstil gaan leven • retirezij leven langs elkaar heen • they have little to say to each othergoed kunnen leven • be comfortably offzij kan er goed van leven • she can live well from itzij moet ervan leven • she has to live on ithij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get byvan dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this tradeleve de koningin! • long live the Queen!deze romanpersonages leven • these characters are true to lifeweten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinkingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een leven leiden] live♦voorbeelden:1 een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life -
6 bestaan
bestaan1〈 het〉1 [het er zijn; leven] existence♦voorbeelden:de strijd om het bestaan • the struggle for lifedie firma viert vandaag haar vijftigjarig bestaan • that firm is celebrating its fiftieth anniversary todayeen zorgeloos bestaan • a carefree (way of) lifezijn bestaan danken aan • owe one's existence toergens een bestaan in vinden • make a living out of————————bestaan23 [rondkomen] live4 [mogelijk zijn] be possible♦voorbeelden:laat daar geen misverstand over bestaan • let there be no mistake about itonze liefde zal altijd blijven bestaan • our love will live on foreverophouden te bestaan • cease to existde mooiste vrouw die er bestaat • the prettiest woman in the worldal lang bestaan • have existed for a long timebestaan sinds • date back tovoor haar bestaat hij niet • to her, he does not existhoe bestaat het! • can you believe it!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [wagen] dare♦voorbeelden: -
7 boterham
1 [snee brood] slice/piece of bread2 [broodmaaltijd] sandwiches3 [levensonderhoud] living, livelihood4 [sandwich] sandwich♦voorbeelden:een belegde boterham • a sandwicheen droge boterham, een boterham met tevredenheid • a slice/piece of dry breadboterhammen snijden • slice breadzijn boterham verdienen met … • earn one's living by … -
8 brood
1 [voedsel] bread2 [brood in een bepaalde vorm] loaf (of bread)3 [kost, levensonderhoud] living4 [boterhammen] lunch♦voorbeelden:daar is geen droog brood mee te verdienen • you won't/wouldn't make a penny out of itwit/bruin brood • white/brown breadongezuurd/eigengebakken brood • unleavened/home-made breadtwee broden • two loaves (of bread)het dagelijkse brood bij elkaar scharrelen/verdienen • scrape a livingzijn brood verdienen (in/met) • make a living (out of)ergens (geen) brood in zien • (not) see the point/good of something -
9 inwonend
-
10 levend
♦voorbeelden:het er levend (van) afbrengen • escape with one's lifeiemand levend verbranden • burn someone alive -
11 levenslust
1 [verlangen om te blijven leven] zest for living♦voorbeelden: -
12 biogenese
n. biogenesis, formation of living beings from other living beings -
13 biogenesis
n. biogenesis, formation of living beings from other living beings -
14 biogenetisch
adj. biogenetic, pertaining to biogenesis (formation of living beings from other living beings) -
15 celstofwisseling
n. cellular metabolism, process by which living cells process nutrient molecules and maintain a living state -
16 cohabitatie
n. cohabitation, living together as husband and wife; condition of sharing the same living space -
17 commensaal
adj. eating together at one table; living alongside or inside one another without causing harm or injury (plants & animals); living in the same area but with different lifestyle and values (people) -
18 duurtetoeslag
• cost-of-living allowance• cost-of-living bonus -
19 christenmens
-
20 levensonderhoud
1 [het in stand houden van het leven] support, means of sustaining life2 [kost] livelihood, living♦voorbeelden:1 de kosten van levensonderhoud stijgen/dalen • living costs are rising/fallingin zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien • be able to support oneselfvoorzien in het levensonderhoud van iemand • support someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > levensonderhoud
См. также в других словарях:
living — adj Living, alive, animate, animated, vital mean endowed with or manifesting life. In their primary senses where life means that character or quality which is peculiar to things that are capable of growth, reproduction, and, often, motion and… … New Dictionary of Synonyms
living — liv‧ing [ˈlɪvɪŋ] noun [singular] the way in which you earn money in order to live, or the money that you earn: • It is becoming more and more difficult just to earn a living. • He was able to make a living as an actor. • I don t know what he does … Financial and business terms
living — room [ liviŋrum ] n. m. • 1920; mot angl. « pièce pour vivre » ♦ Anglic. Pièce de séjour, servant à la fois de salle à manger et de salon. ⇒ salle (de séjour), séjour. Des living rooms. Cette grande pièce « à laquelle les Anglo Saxons donnent le… … Encyclopédie Universelle
living — [liv′iŋ] adj. 1. alive; having life; not dead 2. full of vigor; in active operation or use [a living institution] 3. of persons alive [within living memory] 4. in its natural state or place, or having its natural force, motion, etc. [hewn from… … English World dictionary
Living — Liv ing (l[i^]v [i^]ng), a. [From {Live}, v. i.] 1. Being alive; having life; as, a living creature. Opposed to {dead}. [1913 Webster] 2. Active; lively; vigorous; said esp. of states of the mind, and sometimes of abstract things; as, a living… … The Collaborative International Dictionary of English
Living — Liv ing, n. 1. The state of one who, or that which, lives; lives; life; existence. Health and living. Shak. [1913 Webster] 2. Manner of life; as, riotous living; penurious living; earnest living. A vicious living. Chaucer. [1913 Webster] 3. Means … The Collaborative International Dictionary of English
Living — may refer to:*Life, a condition that distinguishes organisms from inorganic objects and dead organisms *Personal life, the course of an individual human s life *Living wage, refers to the minimum hourly wage necessary for a person to achieve some … Wikipedia
living — ► NOUN 1) the action of leading one s life; being alive. 2) an income sufficient to live on, or the means of earning it. ► ADJECTIVE 1) alive. 2) (of a language) still spoken and used. 3) for or related to daily life: living quarters … English terms dictionary
living — /ˈlivin(g), ingl. ˈlɪvɪŋ/ [riduzione it. dall inglese living room, da living «per vivere» e room «stanza»] s. m. inv. soggiorno, sala, salone … Sinonimi e Contrari. Terza edizione
living — s. m. Sala de estar. • Plural: livings. ‣ Etimologia: palavra inglesa, redução de living room, sala de estar … Dicionário da Língua Portuguesa
living — [adj] existing, active alert, alive, animated, around, awake, breathing, brisk, contemporary, continuing, current, developing, dynamic, existent, extant, in use, live, lively, ongoing, operative, persisting, strong, subsisting, ticking, vigorous … New thesaurus