-
1 ignominy
n. schande(lijkheid), oneer, smaad[ ignəminnie] 〈meervoud: ignominies〉1 schande(lijkheid) ⇒ schanddaad, smaad -
2 convenience
n. gemak; toiletten[ kənvie:niəns]1 (openbaar) toilet ⇒ wc, urinoir♦voorbeelden:1 gemak ⇒ comfort, gerief(lijkheid)♦voorbeelden:make a convenience of someone • iemand als voetveeg gebruikenat your convenience • naar/wanneer het u schikt/gelegen komtat your earliest convenience • zodra het u schikt/gelegen komtfor convenience (sake) • gemakshalve -
3 decency
n. bescheidenheid, eerlijkheid[ die:snsie] 〈meervoud: decencies〉1 fatsoen(lijkheid) ⇒ betamelijkheid, welvoeglijkheid♦voorbeelden:for decency's sake • fatsoenshalve -
4 identity
-
5 insecurity
-
6 opprobrium
n. belediging; smaad♦voorbeelden: -
7 order
n. volgorde, orde; stand; bevel; bestelling--------v. ordenen; bestellen; bevelen; leidenorder1[ o:də]1 orde 〈 ook biologie, natuurkunde, wiskunde〉 ⇒ stand, rang, (sociale) klasse/laag; 〈 formeel〉 soort, aard2 (klooster/ridder)orde♦voorbeelden:clerical order • geestelijke stand/cleruspoetry of a high order • eersteklas poëzie〈 Brits-Engels〉 in/of/ 〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • in de orde (van grootte) van, ongeveer, om en (na)bij¶ 〈 Brits-Engels〉 an order to view • een bezichtigingsbriefje 〈 van makelaar gekregen, tot bezichtiging van huis〉take (holy) orders • (tot) priester (gewijd) worden〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • zoals, in de stijl van3 bestelling ⇒ order, levering(sopdracht)♦voorbeelden:make/issue an order • een bevel uitvaardigenobey orders • een bevel/bevelen gehoorzamen/opvolgentake one's orders from • zijn bevelen krijgen van/uitby order of • op bevel/in opdracht vanon doctor's orders • op doktersvoorschriftbe under orders to • bevel (gekregen) hebben teunder the orders of • onder bevel/aanvoering vanorder to pay • betalingsmandaatorder to transfer • (giro-)overschrijvingorder for payment • assignatie, betalingsopdrachtissue an order for the payment of • opdracht/order geven tot uitbetaling vancheque to order • cheque aan orderpayable to the order of • betaalbaar aan de order van3 two orders of French fries • twee porties friet/patatplace an order for something • iets bestellenbe on order • in bestelling/besteld zijn→ tall tall/1 (rang/volg)orde ⇒ op(een)volging2 ordelijke schikking/inrichting/toestand ⇒ orde(lijkheid), ordening; geregeldheid, netheid; 〈 leger〉 opstelling; stelsel, (maatschappij)structuur4 orde ⇒ tucht, gehoorzaamheid5 bedoeling ⇒ doel, intentie♦voorbeelden:in order of importance • volgens/in (volg)orde van belangrijkheidout of order • niet in/op volgordethe order of things • de orde der dingenin good order • piekfijn/netjes in ordeleave one's affairs in order • orde op zaken stellenput/set something in order • orde scheppen in ietsout of order • defect, buiten gebruik/werking3 Order! (Order!) • Tot de orde!rise to a point of order • een procedurekwestie stellencall someone to order • iemand tot de orde roepencall (a meeting) to order • een vergadering voor geopend verklaren〈 formeel〉 in order • in orde, in overeenstemming met de regels, geoorloofdbe out of order • buiten de orde/het reglement van orde gaan 〈 van spreker〉; (nog) niet aan de orde zijn 〈 van voorstel, zaak enz.〉keep order • de orde bewaren/handhavenin order to • om, teneinde————————order21 bevelen ⇒ het bevel hebben/voerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ordenen ⇒ in orde brengen, (rang)schikken2 (een) bevel/order/opdracht geven ⇒ het bevel geven (tot); verordenen, gelasten; verzoeken om; voorschrijven 〈 van dokter〉♦voorbeelden:order someone a month's rest • iemand een maand rust voorschrijvenhe ordered the troops to open fire • hij gaf de troepen bevel het vuur te openen¶ order someone about/around • iemand (steeds) commanderen/voortdurend de wet voorschrijvenorder home • naar huis/het vaderland (terug)sturenorder someone off • van/uit het veld sturen 〈 van scheidsrechter〉order round • laten komen/halen→ order out order out/ -
8 racy
-
9 commodité
commodité [kommoddietee]〈v.〉1 gerief(lijkheid) ⇒ gemak, voordeel♦voorbeelden:1. fgemak, gerief2. commoditésf plsanitaire voorzieningen [in huis] -
10 décence
décence [deesãs]〈v.〉1 fatsoen(lijkheid) ⇒ gepastheid, welvoeglijkheid2 tact ⇒ discretie, terughoudendheid♦voorbeelden:blesser, choquer la décence • aanstoot gevenêtre vêtu avec décence • decent gekleed zijnf1) fatsoen2) discretie, tact -
11 figure de proue
figure de proue -
12 figure
figure [fieguur]〈v.〉1 gedaante ⇒ gestalte, voorkomen2 afbeelding ⇒ illustratie, plaatje♦voorbeelden:avoir triste figure • er belabberd uitzienavoir bonne figure • er goed, gezond uitzienfaire figure • een belangrijke plaats innemenfaire bonne figure • een goede indruk makenfaire piètre figure • een pover figuur slaanfaire triste figure • sip kijken, een lang gezicht trekkenaffaire qui prend figure • zaak waarin tekening begint te komenc'est une figure! • dat is een grote persoonlijkheid!avoir une bonne figure • een sympathiek gezicht hebbencasser la figure à qn. • iemand in elkaar slaanjeter qc. à la figure de qn. • iemand iets naar het hoofd slingerenfaire figure de • doorgaan voor -
13 iemand
1 [deze of gene] quelqu'un2 [in ontkennende zin] personne3 [een ieder; ook persoon(lijkheid)] quelqu'un♦voorbeelden:1 is daar iemand? • il y a quelqu'un?(een) zeker iemand vertrouwde mij dat toe • quelqu'un que je ne citerai pas me l'a soufflé à l'oreillehij is niet zomaar iemand • ce n'est pas n'importe quiiemand die zulke dingen doet, ken ik niet • celui qui fait des choses pareilles, je l'ignoreiemand anders • quelqu'un d'autrebeter dan iemand anders • mieux que personnezo iemand doet dat niet • une telle personne ne s'abaisse pas à celaik ken nog zo iemand! • j'en connais un(e) autre! -
14 iemand
1 [deze of gene] someone ⇒ somebody, 〈in ontkennende/neutraal vragende zinnen〉 anyone, 〈in ontkennende/neutraal vragende zinnen〉 anybody♦voorbeelden:1 is daar iemand? • is anybody there?hij is niet zomaar iemand • he's not just anybodyhij wilde niet dat iemand het wist • he didn't want anyone to knowhij is niet iemand die makkelijk opgeeft • he is not one to give up easilyiemand, die zo rijk is • someone so richzij maakte de indruk van iemand die • she gave the impression of being someone/a woman whoiemand anders • someone elsezo iemand doet dat niet • someone like that wouldn't do such a thingis er iemand onder u, die • is there anyone here whoiemand van het publiek/het personeel • a member of the audience/the staffeen sympathiek iemand • a likable person -
15 ratio
-
16 Besinnung
-
17 Figur
Figur〈v.; Figur, Figuren〉5 〈 sport en spel〉schaakfiguur, -stuk♦voorbeelden:von kleiner Figur sein • klein van gestalte zijneine lächerliche Figur abgeben, machen • een belachelijk figuur maken, slaan〈 informeel〉 eine gute Figur machen • heel wat voorstellen, goed voor de dag komen -
18 Schmerzhaftigkeit
-
19 Sitte
Sitte〈v.; Sitte, Sitten〉2 zede(lijkheid) ⇒ fatsoen, moraal3 〈 steeds meervoud〉manieren, omgangsvormen♦voorbeelden:dort herrschen raue Sitten • het gaat er daar ruw aan toedas ist bei uns Sitte • dat is bij ons de gewoonte, het gebruiknach alter, guter Sitte • naar oud, goed gebruik
См. также в других словарях:
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon