-
1 lamlendig
-
2 lamlendig
-
3 lamlendig
вялый; медлительный; нерадивый* * *прил.1) общ. ленивый, слабый, бессильный, вялый2) перен. бесхарактерный -
4 lamlendig
adj. miserable -
5 avachir
avachir [aavaasĵier]2 slap maken ⇒ futloos, lamlendig maken2 slap worden ⇒ futloos, lamlendig worden♦voorbeelden:1 son corps s'avachit • hij, zij krijgt een uitgezakt lijf2 ne t'avachis pas! • laat je niet zo gaan!s'avachir dans un fauteuil • onderuitzakken in een gemakkelijke stoel -
6 бессильный
-
7 бесхарактерный
-
8 вялый
-
9 ленивый
adjgener. gemakzuchtig, lamlendig, rekkerig, lui, laks, sloffig, traag, vadsig -
10 слабый
adjgener. flauw, kwijnend, lamlendig, min, puit, slap, stuntelig, teder, teer, zwak, delicaat, delikaat, gebrekkelijk, gebrekkig, krachteloos, lam, mat, murw, pips, porseleinen, slappe koffie, tenger, voos (о здоровье), zacht, zenuwloos, ziekelijk -
11 feckless
adj. zwak, ondoeltreffend; onverantwoordelijk; onverschillig, lui[ fekləs] 〈 fecklessness〉 -
12 good-for-nothing
good-for-nothing -
13 grotty
1 rottig ⇒ vies, waardeloos -
14 cosse
-
15 avachi
-
16 avoir la cosse
avoir la cosse -
17 бессильный
-
18 бесхарактерный
-
19 вялый
-
20 ленивый
adjgener. gemakzuchtig, lamlendig, rekkerig, lui, laks, sloffig, traag, vadsig
Страницы
- 1
- 2