-
81 laugh off
met een grapje afdoen, zich lachend afmaken v., weglachenlaugh offmet een lach/grapje afdoen -
82 must
n. moeten, plicht; nieuwe wijn--------v. moet; behoortmust1[ must] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 mufheid♦voorbeelden:————————must21 〈 gebod, verplichting en noodzakelijkheid〉 moeten ⇒ 〈 in indirecte rede ook〉 moest(en); 〈 voorwaarde〉 zou(den) zeker♦voorbeelden:why must my plans always fail? • waarom zijn mijn plannen altijd tot mislukken gedoemd?if you must have your way, then do • als je per se je eigen gang wil gaan, doe dat danhe said you must listen to me • hij zei dat je naar mij moest luisteren〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 you mustn't be very enthusiastic about him • je kunt niet heel enthousiast zijn over hemshe must have known beforehand • ze moet het al van tevoren geweten hebben -
83 play
n. toneelstuk; spel; speeltuig; lach; humor--------v. spelen; voordragen; spelen ( muziek)play1[ plee] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 spel4 actie ⇒ activiteit, beweging♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; voornamelijk sport〉 set play • ingestudeerd(e) spel(patroon)/manoeuvreallow/give full/free play to something • iets vrij spel latenthere's too much play in the rope • het touw heeft te veel spelingbring/call into play • erbij betrekkencome into play • mee gaan spelen¶ make great play about/of • erg de nadruk leggen op, sterk benadrukken————————play21 spelen♦voorbeelden:play dead • doen alsof men dood isplay on • doorspelenplay at soldiers/hide-and-seek • soldaatje/verstoppertje spelen〈 figuurlijk〉 play at something • iets niet ernstig nemen, iets doen voor de pretplay down to someone • zich aan iemand aanpassen〈 informeel〉 what on earth are you playing at? • wat heeft dit allemaal te betekenen?play (up)on someone's feelings • op iemands gevoelens werkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:play back a tape • een band afspelen/weergevenhe played his last dollar • hij zette zijn laatste dollar inplay someone along • iemand aan het lijntje houdenplay something down • iets bagatelliseren -
84 pleasantry
n. geestigheid; humor; lach[ plezntrie] 〈meervoud: pleasantries〉 -
85 sardonic
adj. sardonisch, boosaardig spottend, cynisch[ sa:donnik] 〈 sardonically〉1 sardonisch ⇒ boosaardig spottend, cynisch♦voorbeelden:1 a sardonic laugh • een sardonische lach, grijnslach -
86 say cheese
kijk/lach eens naar het vogeltje 〈 bij het maken van een foto〉 -
87 stifle one's laughter
-
88 stifle
v. laten stikken; stikken; onderdrukken; stoppen[ stajfl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
89 GMBO
ik lach tot het pijn doet (afk. op het internet)GMBO (Giggling My Butt Off) -
90 Giggling My Butt Off
ik lach tot ik er pijn van krijg (bij gesprekken op het internet) -
91 LSHMBB
ik lach zo hard dat mijn buik ervan schudt, ik lig nu inderdaad dubbel van het lachen (afk. op internet)LSHMBB (Laughing So Hard My Belly Is Bouncing) -
92 Laughing So Hard My Belly Is Bouncing
hou me vast, ik val dood van de lach, ik kan niet meer (bij gesprekken op het internet)English-Dutch dictionary > Laughing So Hard My Belly Is Bouncing
-
93 ROFL
over de grond rollen van de lach (afk. op internet)ROFL (Rolling On the Floor Laughing) -
94 ROFLAPMP
rollend over de grond van de lach en het in broek doen (afk. op internet)ROFLAPMP (Rolling On the Floor Laughing And Peeing My Pants) -
95 ROFLUTS
over de grond rollen van de lach en niet kunnen spreken (afk. op internet)ROFLUTS (Rolling On the Floor Laughing Unable To Speak) -
96 SWL
schaterend van de lach (afk. op internet)SWL (Screaming With Laughter) -
97 Smiling Ear To Ear
lacht met brede lach -
98 broad smile
brede lach -
99 cachinnate
v. een onbeheerste lach lachen -
100 cachinnatory
adj. van of met betrekking tot bulderend lachen, met bulderende lach
См. также в других словарях:
Lach — is a musician associated with the anti folk movement. Born in Brooklyn, New York, he was trained as a classical pianist from an early age only to abandon it once he heard The Sex Pistols, The Jam and The Clash for the first time. Realizing he was … Wikipedia
Lach — ist der Familienname folgender Personen: Andreas Lach (1817–1882), österreichischer Blumen und Stilllebenmaler Elmer Lach (* 1918), ehemaliger kanadischer Eishockeyspieler Franz Lach (1887–1948), österreichischer Rechtsanwalt und Politiker (CS,… … Deutsch Wikipedia
lach|es — «LACH ihz», noun, plural lach|es. 1. Law. failure to do a thing at the right time; delay in asserting a right, claiming a privilege, or applying for redress: »To decide whether the party applying has not, by laches of misconduct, lost his right… … Useful english dictionary
Lach — Lach, Abtei, so v.w. Laach 1) … Pierer's Universal-Lexikon
Lach — lach, loch zone mouilleuse, bourbier Alsace, Vosges … Glossaire des noms topographiques en France
łach — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż IIb, D. a {{/stl 8}}{{stl 7}}, {{/stl 7}}{{stl 8}}pot. {{/stl 8}}{{stl 20}} {{/stl 20}}{{stl 12}}1. {{/stl 12}}{{stl 7}} stare, zaniedbane, zniszczone ubranie; także: kawałek starego materiału, szmata {{/stl 7}}{{stl… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
lach|e|na|li|a — «LASH uh NAY lee uh», noun. any South African plant of a genus of the lily family, bearing yellow, bell shaped flowers. ╂[< New Latin Lachenalia the genus name < Lachenal, a Swiss botanist of the 1800 s] … Useful english dictionary
lach|ry|ma|to|ry — «LAK ruh muh TR ee, TOHR », adjective, noun, plural ries. –adj. 1. of tears; producing tears. 2. for tears. –n. a small vase with a narrow neck found in ancient Roman tombs and once believed to hold the tears of mourners. Also, lacrimatory,… … Useful english dictionary
lach — obs. variant of lash, latch, laugh, law … Useful english dictionary
Lach — Lach, L ach varr. Lech, Lekh n.5 and a … Useful english dictionary
lach — ap·a·lach·ee; ap·a·lach·i·co·la; beal·lach; dor·lach; dour·lach; ep·i·lach·na; ing·ber·lach; krep·lach; lach·e·na·lia; lach·es; lach·e·sis; lach·nan·thes; lach·no·ster·na; lach·ry·ma; lach·ry·mal; lach·ry·mist; lach·ry·mose; sha·lach; teig·lach;… … English syllables