-
1 kwispelstaarten
→ link=kwispelen kwispelen -
2 kwispelstaarten
-
3 kwispelstaarten
v. wag one's tail -
4 fawn
adj. lichtbruin--------n. jong hert; een soort gelig-bruin--------v. reekalf, jong hert(je); licht geelbruin, reebruin; kwispelstaarten (v. hond); vleien, kruipen voorfawn1[ fo:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fawn2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ fawn (up)on • vleien, kruipen voor -
5 wedeln
wedeln1 kwispelen, kwispelstaarten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (wapperend) (af-, weg)vegen -
6 вилять хвостом
vgener. kwispelstaarten, met de staart kwispelen -
7 льстить
v1) gener. flatteren, flikflooien, (только inf) strooplikken, (iem.) een pluim op zijn hoed steken (кому-л.), (iem.) honig om de mond smeren (кому-л.), (iem.) honing om de mond smeren (кому-л.), (iem.) naar de ogen zien (кому-л.), (iem.) stroop om de mond smeren (кому-л.), flemen, iem naar de mond praten (кому-л.), likken, medepraten (кому-л.), meepraten (кому-л.), (только inf) mooipraten, opzitten en pootjes geven, pluimstrijken, vleien2) liter. bewieroken, kwispelstaarten, met de stroopkan lopen -
8 подольщаться
-
9 remuer
remuer [rəmuu.ee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ in beweging brengen, roeren, verplaatsen2 (om)roeren ⇒ (om)schudden, mengen♦voorbeelden:remuer l'ordure, la boue • een schandaal oprakelenremuer des souvenirs • (oude) herinneringen ophalenremuer la terre • de aarde omwerken, omspitten2 zich inspannen ⇒ zich druk maken, zich moeite geven♦voorbeelden:3 remue-toi un peu! • schiet eens een beetje op!v1) bewegen3) omroeren4) ontroeren -
10 remuer la queue
remuer la queue -
11 вилять хвостом
vgener. kwispelstaarten, met de staart kwispelen -
12 льстить
v1) gener. flatteren, flikflooien, (только inf) strooplikken, (iem.) een pluim op zijn hoed steken (кому-л.), (iem.) honig om de mond smeren (кому-л.), (iem.) honing om de mond smeren (кому-л.), (iem.) naar de ogen zien (кому-л.), (iem.) stroop om de mond smeren (кому-л.), flemen, iem naar de mond praten (кому-л.), likken, medepraten (кому-л.), meepraten (кому-л.), (только inf) mooipraten, opzitten en pootjes geven, pluimstrijken, vleien2) liter. bewieroken, kwispelstaarten, met de stroopkan lopen -
13 подольщаться
-
14 kwispelen
kwispelen, kwispelstaarten -
15 mit dem Schwanz wedeln
mit dem Schwanz wedeln -
16 schweifwedeln
schweifwedeln1 kwispelstaarten, kwispelen -
17 schwänzeln
schwänzeln1 kwispelen, kwispelstaarten
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский