-
1 skill
kundigheid, kunsie, kuns, bekwaamheid, vaardigheid -
2 attainment
n. prestatie; talent[ əteenmənt]♦voorbeelden:2 the attainment of social status was her life ambition • op sociale status was heel haar leven gericht -
3 competence
n. kapaciteit, vermogen (hebben); in staat zijn (om)1 (vak)bekwaamheid ⇒ vaardigheid, (des)kundigheid♦voorbeelden: -
4 familiarity
n. kundigheid; bekendheid; verwantschap; openheid, onofficieel gedrag; te familiaar zijn[ fəmillie▪ærətie] 〈meervoud: familiarities〉♦voorbeelden: -
5 literary
adj. literair; literaire kundigheid; liefhebber van literatuur; van de literatuur[ litrərie]♦voorbeelden:2 literary man • geletterd man, letterkundige -
6 talent
-
7 knowledgeableness
n. kundigheid, knapheid, goed ingelicht zijn, goed op de hoogte zijn -
8 sexual prowess
sexuele kundigheid -
9 skill
bekwaamheidkundigheidvaardigheid -
10 ability
talente, kundigheid, kwalifikasie, knapheid -
11 know-how
kunde, kundigheid -
12 proficiency
vaardigheid, kundigheid
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Африкаанс
- Нидерландский