-
21 wie konnte er sich zu dieser Behauptung versteigen
wie konnte er sich zu dieser Behauptung versteigen!hoe durfde hij dat te beweren!Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > wie konnte er sich zu dieser Behauptung versteigen
-
22 wie könnte es auch sonst sein
wie könnte es auch sonst sein?hoe kan, kon het ook anders?Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > wie könnte es auch sonst sein
-
23 zugespitzt könnte man sagen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > zugespitzt könnte man sagen
-
24 sonst
2 verder, anders ⇒ overigens, nog♦voorbeelden:wie könnte es auch sonst sein? • hoe kan, kon het ook anders?wir kommen sonst mal vorbei • we komen wel (op) een andere keer langs〈 informeel〉 sonst was • (a) iets anders, dergelijks; (b) (nog) van alles, gelijk wat, een en ander • (c) iets bijzonders, heel wat〈 informeel〉 sonst wie • (a) op een andere wijze, anders(zins); (b) hoe dan ook • (c) heel anders, iets bijzonders〈 informeel〉 sonst wohin • (a) ergens anders heen; (b) overal naar toe, overal heen, waar dan ook (heen)2 hast du sonst noch Fragen? • heb je verder nog vragen?3 wie sonst • (zo)als altijd, (zo)als vroeger -
25 Luft
〈v.; Luft, Lüfte〉2 briesje, luchtje, wind(je)♦voorbeelden:frische Luft schnappen • een luchtje scheppen〈informeel; ironisch〉 na, dann gute Luft! • veel succes!〈 informeel〉 jemandem die Luft abdrehen, abdrücken • iemand in het nauw brengen, iemand ruïneren〈 informeel〉 halt die Luft an! • (a) wees eens stil!; (b) overdrijf niet zo! • (c) schep niet zo op!Luft holen, 〈 formeel〉schöpfen • ademhalen, adem scheppenan die (frische) Luft gehen • naar buiten gaan, in de buitenlucht komenKleider an die Luft hängen • kleren uithangen〈 informeel〉 jemanden an die (frische) Luft setzen, befördern • iemand op straat zetten, buitengooien〈 informeel〉 aus diesem Unternehmen ist die Luft raus • er is geen fut, pep meer in deze ondernemingper Luft • met het, per vliegtuigjemanden wie Luft behandeln • doen alsof iemand lucht is2 frische, eine andere, bessere Luft in eine Sache (hinein)bringen • een frisse wind door iets laten waaien3 seinem Unmut Luft machen • zijn ontstemming, wrevel uitenich musste mir mal Luft machen • ik moest mijn hart eens luchtenich konnte mir etwas Luft verschaffen • ik kon wat meer speelruimte veroveren -
26 Stein
〈m.; Stein(e)s, Steine〉2 pit, steen♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 das könnte einen Stein erbarmen, erweichen • dat zou een stenen hart kunnen vermurwen3 einen Stein schlagen • een stuk, steen slaaneinen Stein setzen • een steen, stuk verplaatsen, een zet doen¶ 〈 informeel〉 bei jemandem einen Stein im Brett haben • bij iemand een wit voetje hebben, bij iemand in de gunst staan〈 spreekwoord〉 wer im Glashaus sitzt, darf andere nicht mit Steinen bewerfen • wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen gooien -
27 anders
anders♦voorbeelden:1 anders geartet • van een andere aard, andersoortigich habe mich anders besonnen • ik ben van gedachten veranderdes wird noch anders kommen • dat wordt nog wel anders〈 informeel〉 mir wurde ganz anders • ik werd niet goed, onwelich konnte nicht anders, ich musste lachen • ik kon mijn lach niet inhoudenanders als • anders dananders als Karl, gab er … • in tegenstelling tot Karel, gaf hij …¶ wenn anders • indien althans, indien tenminste -
28 anhaben
-
29 brauchen
-
30 entziehen
entziehen1 onttrekken, -nemen♦voorbeelden:jemandem das Vertrauen entziehen • het vertrouwen in iemand opzeggen1 zich bevrijden, losmaken van, uit♦voorbeelden: -
31 fehlen
fehlenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 ontbreken, mankeren ⇒ afwezig zijn; missen2 mankeren, schelen♦voorbeelden:es fehlten drei Schüler • er waren drie leerlingen afwezig〈informeel; schertsend〉 das fehlte gerade noch! • dat ontbrak er nog maar aan!weit gefehlt! • glad mis!2 fehlt dir etwas? • mankeert jou iets?wo fehlts denn? • waar hapert het?gegen jemanden fehlen • tegenover iemand falenII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
32 geben
gebenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 das wird noch viel Ärger geben! • daar zal nog heel wat narigheid van komen!ein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het andereer wird einen guten Lehrer geben • hij zal een goede leraar wordenes jemandem geben • iemand ervan langs gevengib (es) ihm! • geef het hem!was wird das geben? 〈 informeel〉 was gibt das? • wat zal dat worden?gut gegeben! • goed zo, gedaan!nichts auf eine Sache geben • geen waarde aan iets hechtenden Wagen in die Werkstatt geben • de wagen naar de garage brengenich gäbe viel darum • ik zou er heel wat voor overhebbeneine Meinung von sich geben • een mening uiten1 zich gedragen ⇒ optreden, zich houden♦voorbeelden:III 〈onpersoonlijk werkwoord; met 4e naamval〉♦voorbeelden:¶ das gibts bei uns nicht • dat kennen, hebben wij nietso was gibt es bei mir nicht! • dat mag bij mij niet!was gibt es im Kino? • wat draait er in de bioscoop?es gibt • er is, er zijn, er bestaat, er bestaanhier gibt es nur Briefmarken • hier zijn alleen postzegels verkrijgbaares gab kein Entkommen • er was geen ontkomen aanes wird Regen geben • we krijgen regenes wird ein Unglück geben • daar komen ongelukken vanwas gibts? • wat is er?was gibt es zu essen? • wat krijgen we te eten?〈 informeel〉 was es nicht alles gibt! • wat er (toch) niet allemaal mogelijk is!〈 informeel〉 gibt es dich auch noch? • leef jij ook nog?〈 informeel〉 da gibts nichts! • (a) daar is niets aan te doen!; (b) vast en zeker! • (c) zonder pardon!; (d) geen sprake van!so was gibts • dat komt wel (eens) voorgibts denn so was! • heb je van je leven!〈 informeel〉 gleich gibts was! • dadelijk zwaait er wat!das gibt es nicht! • dat bestaat, kan niet! -
33 genugtun
genugtun〈 met 3e naamval〉 〈 verouderd〉1 voldoening geven ⇒ voldoen aan, tevredenstellen♦voorbeelden: -
34 halten
halten1 stoppen, stilstaan♦voorbeelden:auf einen Hasen halten • op een haas aanleggenauf sich halten • zichzelf respecterenzu jemandem halten • achter iemand staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Frieden halten • de vrede bewareneine Zeitung halten • op een krant geabonneerd zijnwas halten Sie davon? • hoe denkt u daarover?etwas für falsch halten • iets onjuist achtennicht viel von jemandem halten • geen hoge dunk van iemand hebbenwofür halten Sie mich? • wat denkt u wel van mij?er hält es mit den Mädchen • hij is gek op meisjes♦voorbeelden:1 sich aufrecht halten • rechtop lopen, zitten -
35 heften
heften1 hechten, bevestigen ⇒ spelden, nieten♦voorbeelden:1 〈formeel; figuurlijk〉 die Armee konnte den Sieg an ihre Fahne heften • het leger kon de overwinning in het vaandel schrijven1 strak, onafgebroken gericht zijn♦voorbeelden: -
36 immer
immer♦voorbeelden:immer während reden • onafgebroken, onophoudelijk praten〈 informeel〉 immer ich! • ik ben altijd het haasje!eins ist immer schöner als das andere • het een is nog mooier dan het anderimmer zwei auf einmal • met twee tegelijkauf immer • voor altijdimmer und immer • steeds maar weerwie immer • zoals altijdwie immer es dir gehen mag • hoe het je ook gaat3 was treibst du denn immer? • wat voer jij eigenlijk uit?immer langsam (voran)! • kalm aan maar!so schnell er immer konnte • zo snel hij maar (enigszins) konnur immer zu! • en nu aan het werk!〈 informeel〉 immer zu! • erop af! -
37 kriegen
kriegen〈 informeel〉♦voorbeelden:den Dieb kriegen • de dief te pakken krijgensein Recht kriegen • het recht aan zijn kant krijgenSchläge kriegen • slaag krijgeneinen ordentlichen Schrecken kriegen • zich een aap schrikkendie Wut kriegen • razend wordener konnte den Zug nicht mehr kriegen • hij kon de trein niet meer halenich krieg es satt • ik heb er de buik van voldie Kinder satt kriegen • de kinderen genoeg te eten gevenjemandes Hass zu spüren kriegen • iemands haat ondervindenda kriegte ich zu viel • dat werd me te ergdas werden wir schon kriegen • dat spelen we wel klaares mit der Angst zu tun kriegen • bang worden -
38 kräuseln
-
39 mithalten
mithalten1 meedoen, -draaien, volhouden♦voorbeelden:der Betrieb konnte nicht mehr mithalten • het bedrijf kon de concurrentie niet meer aan -
40 ohrfeigen
ohrfeigen♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
könnte — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • konnte • würde • könntest • könnten • könntet • … Deutsch Wörterbuch
konnte — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • könnte • würde • konntest • konnten • könntest • … Deutsch Wörterbuch
konnte nicht — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • könnte nicht • konntest nicht • konnten nicht Bsp.: • Ich konnte meine Hausaufgaben nicht machen, weil ... • Ich könnte keiner Fliege etwas zuleide tun … Deutsch Wörterbuch
könnte nicht — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • konnte nicht Bsp.: • Ich konnte meine Hausaufgaben nicht machen, weil ... • Ich könnte keiner Fliege etwas zuleide tun. • Könntest du nicht etwas vorsichtiger sein? … Deutsch Wörterbuch
könnte vielleicht — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Auch: • könnten vielleicht Bsp.: • Der Notfall Dienst könnte vielleicht mehr Informationen verlangen … Deutsch Wörterbuch
konnte — kọnn|te → können * * * kọnn|te : ↑ können. * * * kọnn|te, kọ̈nn|te: ↑können … Universal-Lexikon
konnte — kọnn·te Imperfekt, 1. und 3. Person Sg; ↑können … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
könnte — kọ̈nn·te Konjunktiv II, 1. und 3. Person Sg; ↑können … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
konnte — kọnn|te vgl. können … Die deutsche Rechtschreibung
könnte sein — vielleicht; mag sein … Universal-Lexikon
Wenn mein Schlafzimmer sprechen könnte — Filmdaten Deutscher Titel Wenn mein Schlafzimmer sprechen könnte Originaltitel Come Blow Your Horn … Deutsch Wikipedia