-
21 determine
v. beslissen, besluiten, vaststellen[ dittə:min]3 doen besluiten ⇒ drijven/brengen tot♦voorbeelden: -
22 dumdum
-
23 go off
exploderen; schieten, uitschieten van een kogel (geweer); in slaap vallen; stiekem weggaan; ophouden verliefd te zijn; overgaango off2 afgaan 〈 van alarm, geweer〉 ⇒ ontploffen 〈 van bom〉; aflopen 〈 van wekker〉; losbarsten 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:go off with • ertussenuit knijpen/ervandoor gaan metII 〈werkwoord + voorzetsel〉1 afgaan/afstappen van -
24 hit by a ricochet
-
25 lodge
n. hut; tijdelijke schuilplaats; hotel in een vakantiegebied; bureau--------v. wonen, inwonen; logeren; overnachten; slapen; voeden; prikken, geprikt worden; serveren; voorstellen; deponeren; volmachtenlodge1[ lodzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lodge21 verblijven ⇒ (tijdelijk) wonen, logeren2 vast komen te zitten ⇒ blijven steken/zitten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 onderdak geven ⇒ logeren, (tijdelijk) huisvesten2 bevatten3 plaatsen ⇒ (vast)zetten, leggen♦voorbeelden: -
26 path
-
27 pellet
-
28 press the button
-
29 press
n. pers; druk--------v. persen; drukken; aandringen; pressen; strijkenpress1[ pres] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 drukpers7 druk9 muurkast♦voorbeelden:get a good press • een goede pers krijgenat/in (the) press • ter perseoff the press • van de pers→ yellow yellow/————————press2♦voorbeelden:press down (up)on someone • op iemand drukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 drukken ⇒ duwen, klemmen6 pressen ⇒ druk uitoefenen op, aanzetten♦voorbeelden:press a metaphor • een metafoor letterlijk opvattenbe pressed for money/time • in geld-/tijdnood zittenpress something upon someone • iemand iets opdringen¶ press home one's point of view • zijn zienswijze doordrijven/zetten -
30 projectile
adj. projectiel--------n. projectiel, kogelprojectile1[ prədzjektajl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 geleid/automatisch projectiel ⇒ raket————————projectile2 -
31 put a bullet through someone's head
English-Dutch dictionary > put a bullet through someone's head
-
32 put the shot
-
33 rubber bullet
rubberkogel (kogel van hard rubber uit geweer ter verspreiding van relletjes)rubber bullet -
34 send a bullet through someone's head
English-Dutch dictionary > send a bullet through someone's head
-
35 send
v. zenden; sturen; wegschieten; veroorzaken; eruit laten schieten; uitzenden (v. elektromagnetische straling); plezier doen (spreektaal)♦voorbeelden:♦voorbeelden:send someone after her • stuur iemand achter haar aan→ send away send away/, send down send down/, send for send for/, send off send off/, send out send out/♦voorbeelden:send someone to his death • iemand de dood injagen/insturenthe fire sent me looking for a new house • door de brand moest ik omzien naar een ander huisshe sends her love • je moet de groeten van haar hebbensend ahead • vooruit sturen3 Heaven send that • de hemel/God geve datsend pestilence • verderf zaaienthe news sent us into deep distress • het nieuws bracht diepe droefenis bij ons teweeg -
36 shell
n. schelp; schild, schil; omhulsel (ook in computers); bescherming, pantsering; huls; projektiel, granaat; kogel; (in computers) omhulsel--------v. schillen, doppen, pellen, ontbolsteren; beschieten; dokken,schuiven, schokkenshell1[ sjel]1 〈 benaming voor〉 hard omhulsel ⇒ schelp; slakkenhuis; dop, schaal; schulp; rugschild, dekschild; cocon♦voorbeelden:1 come out of one's shell • loskomen, ontdooiengo/retire into one's shell • in zijn schulp kruipen————————shell2〈 werkwoord〉1 van zijn schil ontdoen ⇒ schillen, doppen, pellen2 beschieten ⇒ onder vuur nemen, bombarderen→ shell out shell out/ -
37 shoot
n. schoot, scheut; schietwedstrijd; jachtpartij; schietpartij; fotosessie; de hele zooi--------v. schieten; jagen; laten uitschieten; filmen; laten vallen op; uitzenden; zenden; snel voorbijgaanshoot1[ sjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (jonge) spruit ⇒ loot, scheut————————shoot27 plaatjes schieten ⇒ foto's nemen, filmen♦voorbeelden:2 shoot at/for • schieten op; 〈in het bijzonder Amerikaans-Engels; informeel, ook figuurlijk〉 (zich) richten op¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot ! • zeg op!, zeg het maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ schuiven 〈 grendel〉; 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 spuiten 〈 drugs〉♦voorbeelden: -
38 shot
adj. afgeschoten; verschoten (verschillende kleuren); vernietigd--------n. schot; schroot; poging; kiekje; slagshot1[ sjot]2 schutter♦voorbeelden:shot across the bows • schot voor de boeg, waarschuwingshot in the dark • slag in de luchtpay one's shot • zijn (deel van de) (drank)rekening betalen(do something) like a shot • onmiddellijk (iets doen)II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud vaak: shot〉1 bereik♦voorbeelden:1 out of/within shot • buiten/binnen schot/bereik————————shot2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 his nerves are shot • hij is kapot/doodmoe〈 informeel〉 be shot of • klaar zijn met, af zijn van————————shot3→ shoot shoot/ -
39 sing
v. zingen; fluiten; neuriën; verklappen (i.d. spreektaal)1 〈 benaming voor〉 zingend geluid maken ⇒ suizen 〈 van wind〉; fluiten 〈 van kogel〉; tjirpen 〈 van krekel〉♦voorbeelden:sing out (for) • schreeuwen (om)sing up • luider zingen1 zingen2 dichten♦voorbeelden: -
40 sphere
n. sfeer, bol; globe, hemelbol; plechtig hemelgewelf; kring, arbeidsveld; omvang, gebied[ sfiə]1 sfeer ⇒ bol, bal, kogel2 hemellichaam ⇒ globe, wereldbol3 sfeer ⇒ kring, gebied, terrein♦voorbeelden:sphere of interest • belangensfeer
См. также в других словарях:
Kögel — steht für: der Name eines Nutzfahrzeugherstellers, siehe Kögel Fahrzeugwerke der Name eines Traktorenherstellers, siehe Kögel Traktoren der Name eines Weilers bei Ravensburg in Baden Württemberg Kögel ist der Familienname folgender Personen:… … Deutsch Wikipedia
Kögel — Kögel, Rudolf, Kanzelredner, geb. 18. Febr. 1829 in Birnbaum (Posen), 1863 Hof und Domprediger in Berlin, 1878 94 Mitglied des Oberkirchenrats, 1879 91 Generalsuperintendent der Kurmark, 1880 Oberhofprediger, gest. 2. Juli 1896 in Berlin; Führer… … Kleines Konversations-Lexikon
Kogel — Kogel, 1) runder Kopfputz der Frauenzimmer, ähnlich dem Türkenbund; 2) so v.w. Kappe 14) u. 17); 3) so v.w. Berggipfel in Steyermark, Salzburg u. Tyrol. Die bedeutendsten K. sind: der Fatikogelin den Kärntisch steyerschen Alpen, der Brunnenkogel… … Pierer's Universal-Lexikon
Kögel — Kögel, Rudolf, Theolog und Kanzelredner, geb. 18. Febr. 1829 zu Birnbaum in der Provinz Posen, gest. 2. Juli 1896 in Berlin, studierte 1847–52 in Halle und Berlin Theologie und Philologie und begleitete während seiner Studienzeit seinen Lehrer… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Kogel — (Kosel), Bezeichnung für eine kegelförmige Bergspitze in den Alpen … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Kogel — Kogel, auch Kofel, Berggipfel, bes. kegelförmiger … Kleines Konversations-Lexikon
Kogel — Sm Berg per. Wortschatz oobd. (19. Jh.) Stammwort. Möglicherweise mit Kugel zusammenzustellen. Sonst unklar. Heute meist nur noch in Namen. ✎ Schatz, J. FS Kluge (1926), 125f.; Valtavuo (1957), 88 90. deutsch d … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Kogel — ↑ Kugel … Das Herkunftswörterbuch
Kogel — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Kogel — 1. Berufsübername zu mnd. kogel »Kapuze, die man über den ganzen Kopf ziehen kann; Kopfbedeckung (am Mantel oder auch für sich allein)«, mhd. gugele, Nebenform kogel »Kapuze am Rock oder Mantel« für den Hersteller oder Übername für den Träger. 2 … Wörterbuch der deutschen familiennamen
Kogel — Ko|gel 〈m. 5〉 1. kegelförmiger Berggipfel (häufig in Namen) 2. = Gugel [→ Kugel] * * * Ko|gel, der; s, [verw. mit ↑ Kugel] (südd., österr.): Bergkuppe. * * * Kogel, süddeutsche und österreichische … Universal-Lexikon