-
1 koelheid
-
2 koelheid
-
3 koelheid
прохлада; свежесть; холодность; равнодушие* * *сущ.1) общ. прохлада, свежесть, сдержанность2) перен. равнодушие, флегматичность, холодность -
4 koelheid
n. coolness, coldness, frost, chill, phlegm -
5 froideur
-
6 Kühle
Kühle〈v.; Kühle〉1 koelte, friste2 kilte, koelheid ⇒ afstandelijkheid3 koelheid, nuchterheid♦voorbeelden: -
7 прохлада
ngener. frisheid, koelte, koelheid -
8 равнодушие
n1) gener. koelbloedigheid, koelte, koudheid, laksheid, nonchalance, onverschilligheid2) liter. koelheid, lauwheid -
9 свежесть
ngener. frisheid, groenheid, fleur, koelheid, koelte, versheid -
10 сдержанность
ngener. bedaardheid, discretie, gereserveerdheid, ingetogenheid, koelheid, koelte, terughoudendheid, terughouding, zelfbeheersing -
11 флегматичность
-
12 холодность
n1) gener. kilheid, kilte, koelbloedigheid, koudheid2) liter. koelheid, koelte -
13 cool
adj. koel; koud (gevoelsuiting)--------n. koelte; kalmte--------v. koelen; afkoelen; dalen (mijn boosheid is gedaald)cool1[ koe:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:keep your cool • hou je in/rustig————————cool2〈bijvoeglijk naamwoord; coolly; coolness〉3 kalm ⇒ rustig, beheerst4 kil ⇒ koel, gereserveerd, afstandelijk♦voorbeelden:3 (as) cool as a cucumber • ijskoud, doodbedaardkeep cool • rustig maar, kalm aan5 a cool card/customer/hand • een gehaaid figuur, sluwe vosexpressing desires isn't cool • het is niet ‘cool’ om je verlangens te uiten————————cool3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:try to cool your wife down/off a bit • probeer je vrouw een beetje tot bedaren te brengen————————cool4〈 bijwoord〉1 koel♦voorbeelden:1 play it cool • rustig te werk gaan, er(gens) de tijd voor nemen -
14 frost
n. vorst; rijp; koude; iets wat niet slaagt (spreektaal)--------v. met rijp bedekt worden, doodvriezen; glaceren (cake); matteren (glas, metaal)frost1[ frost] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a late frost • een late vorstperiode————————frost2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 berijpen♦voorbeelden:1 frosted over • berijpt, met ijsbloemen bedektfrosted lamp • matte (gloei)lamp -
15 chilliness
n. koelheid, onvriendelijkheid -
16 dispassionately
adv. koelheid -
17 froid
froid1 [frwaa]〈m.〉1 kou♦voorbeelden:1 un froid de canard, de chien, de loup • ijzige, bittere kouavoir froid aux mains • koude handen hebbenla saison des grands froids • het koude jaargetijdefroid noir • ijzige, bittere kouvert de froid • blauw van de kouavoir froid • het koud hebbencela me fait froid dans le dos • de koude rillingen lopen ervan over mijn rugil fait froid • het is koudle temps se met au froid • het wordt koudjeter un froid • een pijnlijke stilte teweegbrengen————————froid2 [frwaa]2 onbewogen ⇒ onverstoorbaar, gereserveerd♦voorbeelden:1. m1) kou2) verkoudheid2. adj1) koud, koel2) onbewogen, onverstoorbaar3) zonder gevoel/expressie [kunst] -
18 glace
glace [glaas]〈v.〉2 koelheid ⇒ onverschilligheid, gevoelloosheid4 ruit6 glazuur ⇒ gelatine, gelei♦voorbeelden:glace à l'eau • ijslolly, waterijsjeglace à la crème • roomijsglace à la vanille • vanilleijsune glace s'il vous plaît • een ijsje alstublieftf1) ijs4) ruit, raampje5) glazuur, gelatine -
19 glacé
glace [glaas]〈v.〉2 koelheid ⇒ onverschilligheid, gevoelloosheid4 ruit6 glazuur ⇒ gelatine, gelei♦voorbeelden:glace à l'eau • ijslolly, waterijsjeglace à la crème • roomijsglace à la vanille • vanilleijsune glace s'il vous plaît • een ijsje alstublieftadj1) bevroren, ijskoud2) ijzig, onverschillig3) geglaceerd4) glanzend -
20 insensibilité
insensibilité [ẽsãsiebielietee]〈v.〉2 ongevoeligheid ⇒ koelheid, onverschilligheidf2) ongevoeligheid, onverschilligheid
Страницы
- 1
- 2