-
1 klonteren
-
2 klonteren
-
3 klonteren
-
4 klonteren
v. clot, curdle, lump -
5 klonteren
-
6 klonteren
• to clot• to coagulate -
7 to clot
klonterensamenklonteren -
8 cailler
cailler [kaajee]1 stremmen ⇒ stollen, klonteren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stremmen ⇒ doen stollen, doen klonteren1 stremmen ⇒ stollen, klonterenv1) stremmen2) verkleumen -
9 curdle
v. stremmen, (doen) stollen/klonteren[ kə:dl]1 stremmen ⇒ (doen) stollen/klonteren♦voorbeelden:the milk has curdled • de melk is gestremd -
10 hemophiliac
adj. van hemophilie, erfelijke ziekte, niet klonteren van bloed)--------n. hemophilisch (erfelijke ziekte, niet klonteren van bloed)→ haemophiliac haemophiliac/ -
11 coaguler
coaguler [ko.aaguulee]1 stollen ⇒ stremmen, klonterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen stollen ⇒ stremmen, doen klonteren1. v(doen) stollen, stremmen2. se coagulerv1) stremmen, stollen2) verstijven, zich vastzetten -
12 запекаться
vgener. klonteren -
13 образовывать комья
vgener. klonterenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > образовывать комья
-
14 образовывать сгустки
vgener. klonterenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > образовывать сгустки
-
15 свёртываться
vgener. ineenlopen (о молоке), kazen (о молоке), schiften (о молоке), stremmen (о крови, молоке), hotten, klonteren, oprollen, stollen -
16 ball
n. bal; bal (dansfeest)--------v. tot bal vormen; tot een bal maken; klonteren; deelnemen aan geslachtsgemeenschapball1[ bo:l]2 bol ⇒ bolvormig voorwerp, bal3 prop ⇒ kluwen, bol5 kogel♦voorbeelden:set/start the ball rolling • de zaak aan het rollen brengenballs! • gelul!¶ on the ball • wakker, op zijn hoedebe (right) on the ball • op de hoogte/ad rem zijn♦voorbeelden:————————ball2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ balls up balls up/ -
17 clot
n. klont, stolsel; bloedstolsel, infarct; stom (uitdrukking)--------v. stollenclot1[ klot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————clot2〈werkwoord; clotted〉♦voorbeelden: -
18 clump
n. groep (bloemen, enz.); klont, brok; dreun, bons--------v. stommelen; bijelkaar plantenclump1[ klump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————clump21 stommelen ⇒ zwaar lopen, klossen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 lump
adj. inclusief (bedrag); klonterig--------n. klont, klomp, brok; bult, knobbel; massa, hoop--------v. iets (maar moeten) slikken; over een kam scherenlump1[ lump] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klont ⇒ klomp, brok3 massa ⇒ hoop, boel♦voorbeelden:————————lump2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 dicoumarin
n. Dicoumarine (chemische stof dat gebruikt wordt als medicijn om klonteren tegen te gaan)
Страницы
- 1
- 2