-
1 kent
-
2 goes too far
kent geen grenzen, overdrijft -
3 knows himself
kent zichzelf -
4 knows them very well
kent ze heel goed -
5 knows what's what
kent het beeld, begrijpt de belangrijkste zaken -
6 stops at nothing
kent geen grenzen, stopt niet voor rood licht -
7 ken
n. mannelijke voornaam (afkorting van Kenneth)ken1[ ken] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kennis ⇒ bevattingsvermogen, begrip♦voorbeelden:————————ken2〈werkwoord; kenned; ook kent, kent〉 〈 voornamelijk Schots-Engels〉1 weten2 kennen -
8 Dutch has many borrowings from other languages
Dutch has many borrowings from other languagesEnglish-Dutch dictionary > Dutch has many borrowings from other languages
-
9 actually
adv. feitelijk; werkelijk[ æktsjoeəlie, -(t)sjəlie]1 eigenlijk ⇒ feitelijk, werkelijk2 zowaar ⇒ werkelijk, echt♦voorbeelden:2 they've actually paid me! • ze hebben me zowaar betaald!¶ you never go to see PSV anymore. actually, I saw them play Ajax yesterday • je gaat nooit meer naar PSV. nou, ik heb ze gister tegen Ajax zien spelenyou've met John, haven't you? actually, I haven't • je kent John, hè? Nou, nee -
10 admit
v. toegeven, bekennen; toelaten3 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:1 these facts admit of one interpretation only • deze feiten zijn maar voor één interpretatie vatbaarII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:he was admitted to hospital • hij werd in het ziekenhuis opgenomen2 his statement admits more than one interpretation • zijn verklaring is voor meer dan één interpretatie vatbaar -
11 advantage
n. voordeel; winst--------v. voordeel, helpend[ ədva:ntidzj]2 voordeel ⇒ nut, profijt♦voorbeelden:1 have the advantage of/over someone/something • iets voorhebben op iemand/iets〈 Brits-Engels〉 you have the advantage of me • u weet meer dan ik; 〈 in het bijzonder〉u kent mij, maar ik ken u niettake (full) advantage of something • (gretig) gebruik/misbruik maken van ietsturn something to advantage • zijn voordeel met iets doenthe sculpture shows to better advantage from this angle • de sculptuur komt beter uit vanuit deze hoek -
12 borrowing
n. lening[ borroo▪ing]♦voorbeelden: -
13 chapter
n. hoofdstuk; periode; afdeling; religieuze conferentie[ tsjæptə]♦voorbeelden:1 give chapter and verse • de precieze bronvermelding geven; 〈informeel; figuurlijk〉alle details geven, tekst en uitleg gevena glorious chapter in our history • een roemrijke periode in onze geschiedenis -
14 first
adj. eerste--------adv. eerst; aan het begin; in het begin; allereerst; aanvankelijk--------n. eerste; begin; eerste versnelling; eerste plaats; uitstekend (cijfer)first1[ fə:st]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; niet te scheiden van het voornaamwoord〉♦voorbeelden:1 begin♦voorbeelden:1 at first • aanvankelijk, eerstfrom the first • van in/bij het beginit was a disaster from first to last • het was een compleet fiasco————————first2〈telwoord; als voornaamwoord〉1 eerste♦voorbeelden:she came out first • ze behaalde de eerste plaats————————first3〈 bijwoord〉1 eerst3 → firstly firstly/♦voorbeelden:1 when did you first meet? • wanneer hebben jullie elkaar voor het eerst ontmoet?he told her first • hij vertelde het eerst aan haarbut first he told her • maar eerst/vooraf vertelde hij het aan haarfirst and foremost • in de eerste plaats, bovenalfirst and last • alles samengenomen, over het algemeenfirst off we visited Dover • om te beginnen bezochten wij Doverfirst of all • in de eerste plaats, om te beginnen→ come come/————————first4〈telwoord; als determinator〉♦voorbeelden:first cause • voornaamste oorzaak, grondoorzaakin the first place • in de eerste plaatshe doesn't know the first thing about maths • hij kent niet de allerelementairste begrippen van de wiskundeI'll take the first train • ik neem de eerstvolgende trein -
15 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
16 he admits to knowing him
he admits to knowing him -
17 he doesn't know the first thing about maths
English-Dutch dictionary > he doesn't know the first thing about maths
-
18 he has little Latin and less Greek
English-Dutch dictionary > he has little Latin and less Greek
-
19 he has/knows his limitations
he has/knows his limitationshij heeft/kent zijn beperkingen -
20 he knows all his students by name
he knows all his students by nameEnglish-Dutch dictionary > he knows all his students by name
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Kent — /kent/, n. 1. James, 1763 1847, U.S. jurist. 2. Rockwell /rok wel , weuhl/, 1882 1971, U.S. illustrator and painter. 3. William, 1685 1748, English painter, architect, and landscape gardener. 4. a county in SE England. 1,445,400; 1442 sq. mi.… … Universalium
Kent — Kent, OH U.S. city in Ohio Population (2000): 27906 Housing Units (2000): 10435 Land area (2000): 8.687165 sq. miles (22.499654 sq. km) Water area (2000): 0.020613 sq. miles (0.053388 sq. km) Total area (2000): 8.707778 sq. miles (22.553042 sq.… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
kent — kent; kent·i·cism; kent·ish; kent·ish·man; kent·ledge; tash·kent; un·kent; … English syllables
Kent — a ↑county in southeast England, sometimes called the Garden of England because of the fruit and vegetables it produces. Kent 2 Kent, Clark a character in US ↑comics (=magazines with stories told in pictures) , films, and television programmes… … Dictionary of contemporary English
Kent — es un condado inglés, situado al sureste de Londres. El condado ocupa un área de 3.736 Km² y tiene una población (2003) de 1.599.912 habitantes. Su capital es Maidstone. Kent limita con East Sussex, Surrey, Gran Londres y Essex. Tiene también una … Enciclopedia Universal
Kent, IA — U.S. city in Iowa Population (2000): 52 Housing Units (2000): 27 Land area (2000): 0.258541 sq. miles (0.669617 sq. km) Water area (2000): 0.000000 sq. miles (0.000000 sq. km) Total area (2000): 0.258541 sq. miles (0.669617 sq. km) FIPS code:… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Kent, MN — U.S. city in Minnesota Population (2000): 120 Housing Units (2000): 47 Land area (2000): 0.192247 sq. miles (0.497917 sq. km) Water area (2000): 0.000000 sq. miles (0.000000 sq. km) Total area (2000): 0.192247 sq. miles (0.497917 sq. km) FIPS… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Kent, OH — U.S. city in Ohio Population (2000): 27906 Housing Units (2000): 10435 Land area (2000): 8.687165 sq. miles (22.499654 sq. km) Water area (2000): 0.020613 sq. miles (0.053388 sq. km) Total area (2000): 8.707778 sq. miles (22.553042 sq. km) FIPS… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Kent, WA — U.S. city in Washington Population (2000): 79524 Housing Units (2000): 32488 Land area (2000): 28.034020 sq. miles (72.607775 sq. km) Water area (2000): 0.237692 sq. miles (0.615619 sq. km) Total area (2000): 28.271712 sq. miles (73.223394 sq.… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Kent — Kent1 [kent] 1. James 1763 1847; U.S. jurist 2. Rockwell [räk′wel΄] 1882 1971; U.S. artist Kent2 [kent] county in SE England: formerly, an Anglo Saxon kingdom (6th 9th cent. A.D. ): 1,442 sq mi (3,735 sq km); pop. 1,509,000 … English World dictionary
Kent [4] — Kent, 1) William, einer der Begründer der neuern engl. Gartenkunst, geb. 1685 in Yorkshire, gest. 12. April 1748 in Burlington, war Kutschenmaler, widmete sich dann in Rom der Malerei und ging auf Veranlassung Lord Burlingtons zur Architektur… … Meyers Großes Konversations-Lexikon