-
1 pillow
kussen -
2 kiss and be friends
-
3 kisses and hugs
kussen en omhelzingen -
4 pillow
n. kussen--------v. het hoofd op een kussen leggen; gebruikt als kussenpillow1[ pilloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pillow2〈 werkwoord〉 -
5 cushion
n. kussen--------v. bekleden; verminderen, verzachtencushion1[ koesjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kussen2 stootkussen ⇒ buffer, schokdemper————————cushion2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 cushioned seats • beklede stoelen/banken -
6 kiss
n. kus--------v. kussen, zoenenkiss1[ kis] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:blow a kiss • een kushandje geven, een kus toewerpen¶ kiss of death • judaskus, doodsteek〈 voornamelijk Brits-Engels〉 kiss of life • mond-op-mondbeademing; 〈 bij uitbreiding〉reddingsactie/operatie→ French French/————————kiss2〈 werkwoord〉1 kussen ⇒ elkaar kussen, (elkaar) zoenen2 (even/licht) raken ⇒ 〈 biljart〉 klotsen (tegen), een klos maken♦voorbeelden:kiss and be friends • het afzoenen, het weer goed makenkiss away • wegkussen -
7 caress
n. streling--------v. strelen; kussen; omhelzencaress1[ kəres] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 teder/warm gebaar ⇒ liefkozing, streling————————caress2〈 werkwoord〉1 liefkozen ⇒ kussen, aanhalen♦voorbeelden: -
8 neck
adj. met betrekking tot de hals; dichtbij--------n. nek; brutaal--------v. Vrijen, kussen (met) (slang)neck1[ nek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (zee/land/berg)engte♦voorbeelden:〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 neck of the woods • buurt, omgevingrisk one's neck • zijn leven wagen〈 informeel〉 stick one's neck out • zijn hachje wagen, zich kwetsbaar opstellen→ dead dead/————————neck2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 pad
n. kussen, opvulsel, stootkussen, stempelkussen, beenkap; blocnote; (landings/lanceer)platform--------v. vullen; lopen; stappenpad1[ pæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kussen(tje) ⇒ vulkussen, opvulsel; stootkussen; onderlegger; stempelkussen; 〈 sport〉 beenbeschermer3 (landings/lanceer)platform————————pad2〈 padded〉2 lopen ⇒ stappen, te voet gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 aflopen♦voorbeelden:padded envelope • luchtkussenenveloppe -
10 kneeler
n. plank met kussen bekleed of kussen om op te knielen; iemand die neerknielt; iemand in een knielende positie -
11 a squashy pillow
-
12 bolster up
bolster up1 met kussen(s)/peluw(s) (onder)steunen♦voorbeelden: -
13 bolster
-
14 fluff
n. katoen, dons; iets van lichte waarde; het missen van iets, fout (slang)--------v. vergissing; haar uitschudden; kussen opslaan; pluizig wordenfluff1[ fluf]————————fluff2〈 werkwoord〉1 〈 informeel〉 blunderen ⇒ zich verspreken, verhaspelen 〈 op toneel〉; een verkeerde zet doen 〈 bij spel〉♦voorbeelden:1 the player fluffed the catch • de speler liet de bal vallen/miste de bal -
15 gall
n. galblaas; bitterheid; rancune--------v. verbitteren, kwellen, ergerengall1[ go:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 gal ⇒ galnoot/appel♦voorbeelden:¶ write in gall • zijn pen/woorden in gal dopen————————gall2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 he did not have the gall to kiss her
English-Dutch dictionary > he did not have the gall to kiss her
-
17 kiss the rod
de roede kussen, zich aan de straf onderwerpen -
18 kissable
-
19 peck
n. het pikken; pik--------v. pikken; vluchtig kussenpeck1[ pek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pik————————peck21 〈+at〉pikken (in, naar)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 steken ⇒ prikken, pikken♦voorbeelden: -
20 pillowcase
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Küssen — Küssen, verb. reg. act. einen Kuß geben, mit der vierten Endung der Sache. Einer Person die Hand, den Mund, den Fuß küssen. Ingleichen mit der vierten Endung der Person und dem Vorworte auf. Eine Person auf den Mund, auf die Backen, auf die Augen … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
küssen — küssen: Das altgerm. Verb mhd. küssen, ahd. kussen, niederl. kussen, engl. to kiss, schwed. kyssa ist lautmalenden Ursprungs. Es geht mit den ‹elementar›verwandten Verben got. kukjan »küssen« und z. B. griech. kyneīn »küssen«, hethit. kuu̯ašzi… … Das Herkunftswörterbuch
küssen — Vsw std. (9. Jh.), mhd. küssen, ahd. kussen, as. kussian Stammwort. Aus n./wg. * kuss ija Vsw. küssen , auch in anord. kyssa, ae. cyssan, afr. kessa. Daneben * kuk ija Vsw. küssen in gt. kukjan, ofr. kükken. Hierzu weiter Kuß m., mhd. kos n., kus … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
küssen — V. (Grundstufe) jmdm. einen Kuss geben Beispiel: Das Paar küsste sich im Park. Kollokation: jmdm. die Hand küssen … Extremes Deutsch
küssen — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • Kuss Bsp.: • Sie gab ihm einen Kuss. • Er küsste sie … Deutsch Wörterbuch
küssen — küssen, küsst, küsste, hat geküsst 1. Zum Abschied haben wir uns alle geküsst. 2. Klaus nahm Heidi in den Arm und küsste sie … Deutsch-Test für Zuwanderer
Küssen — 1. Das Küssen ist nur ein Abwischen. – Pistor., V, 21; Simrock, 6121. Oefters hat man nichts davon, als dass man sich hernach abwischen muss. »Die Weiber sagen: ein freundliches küssen sey nur ein abwischen; aber die einem den Mund erlaubt, die… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Küssen — Dieser Artikel wurde aufgrund von inhaltlichen Mängeln auf der Qualitätssicherungsseite der Redaktion Sexualität eingetragen. Dies geschieht, um die Qualität der Artikel aus dem Themengebiet Sexualität auf ein akzeptables Niveau zu bringen. Dabei … Deutsch Wikipedia
küssen — bützen (umgangssprachlich); schnäbeln (umgangssprachlich); knutschen (umgangssprachlich); einen Kuss geben; busseln (umgangssprachlich); abschmatzen (umgangssprachlich); … Universal-Lexikon
küssen — Und wer küßt mich (mir)? Redewendung dessen, der sich bei einer Verabredung oder Verteilung übergangen fühlt. Die Redensart stammt aus einem von Hand zu Hand weitergereichten Gedicht mit den Schlußzeilen:{{ppd}} {{ppd}} Die Hasen rammeln im… … Das Wörterbuch der Idiome
küssen — abküssen, einen Kuss geben; (ugs.): abschmatzen, knutschen; (ugs., bes. österr.): abbusseln; (ugs. scherzh.): schnäbeln; (salopp): einen aufdrücken; (salopp abwertend): abknutschen, herumknutschen; (südd.): verküssen; (südd., österr. ugs.):… … Das Wörterbuch der Synonyme