-
1 palm
n. handpalm; palmtak--------v. in de hand verbergen; stelen; smeergeld gevenpalm1[ pa:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 palm(blad/tak) ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 overwinning, verdienste♦voorbeelden:cross someone's palm (with silver) • iemand omkopengrease/oil someone's palm • iemand omkopenhave an itching palm • inhalig zijn, op geld uit zijn, alles doen voor geld→ itchy itchy/————————palm2〈 werkwoord〉1 (in de hand) verbergen ⇒ wegtoveren, wegpikken→ palm off palm off/ -
2 peck
n. het pikken; pik--------v. pikken; vluchtig kussenpeck1[ pek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pik————————peck21 〈+at〉pikken (in, naar)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 steken ⇒ prikken, pikken♦voorbeelden: -
3 reave
v. plunderen, iets wegpikken van iemand, beroven
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский