-
81 fenêtre
f -
82 prendre
1. vprendre des airs de... — см. faire la princesse
prendre un bide — см. faire un bide
prendre des hardiesses avec... — см. avoir des hardiesses avec...
prendre intérêt à... — см. prendre intérêt à
prendre marre de... — см. avoir marre de...
prendre au nez — см. monter au nez
vendre la peau de l'ours, avant qu'on l'ait pris — см. vendre la peau de l'ours, avant de l'avoir tué
prendre un pli — см. avoir un pli
prendre un pot — см. boire un pot
prendre le pouls à... — см. tâter le pouls à...
prendre soin de... — см. avoir soin de...
être pris de taf — см. avoir le taf
prendre la vie — см. ôter la vie
- ça prend2. m -
83 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
84 slaan
2 〈 in het gezicht〉 gifler (qn.)3 [door een zwaaiende beweging op, van de plaats brengen; ook m.b.t. het oog, de blik] jeter4 [van het speelbord verwijderen] prendre♦voorbeelden:een steen sloeg een barst in het raam • une pierre a fêlé la vitreeiwit slaan • battre les blancs d'oeufsde gevangenen werden geslagen • les prisonniers étaient battuseen spijker in de muur slaan • enfoncer un clou dans le murde trommel slaan • battre le tambouralles kort en klein slaan • tout démolirzich door het werk heen slaan • venir à bout de son travail〈 figuurlijk〉 niet van iemand af te slaan zijn • être toujours pendu aux basques de qn.〈 figuurlijk〉 ergens niet weg te slaan zijn • ne pouvoir être délogé de qp.iemand in elkaar slaan • rouer qn. de coupsiemand in het gezicht slaan • frapper qn. au visagede bal over het hek slaan • envoyer le ballon par-dessus la grillestof uit een tapijt slaan • battre un tapisstof van zijn jas slaan • secouer la poussière de son manteau; épousseter son manteau 〈 met borstel〉2 iemand een mantel om het lichaam slaan • envelopper qn. dans un manteaude armen om de hals van iemand slaan • jeter les bras autour du cou de qn.zijn arm om iemand heen slaan • enlacer qn.de armen over elkaar slaan • croiser les bras2 [m.b.t. hart, pols; ook deur, trom] battre3 [m.b.t. klok] sonner4 [+ op][betreffen] concerner5 [begin maken met] se mettre (à faire qc.)♦voorbeelden:hard slaan • taper durmet de vleugels slaan • battre des ailesmet de armen en benen slaan • se démenerer maar op los slaan, in het wilde weg slaan • taper dans le taser flink op los slaan • ne pas y aller de main mortehet schip slaat aan stukken • le navire se brisehet water slaat tegen het schip • l'eau bat le navirede regen slaat tegen de ruit • la pluie fouette contre la vitrehet slaan van het hart • le battement du coeurhet slaan van de regen • le fouettement de la pluiehet slaat twee uur • deux heures sonnentdat slaat nergens op • ça ne rime à riendat slaat op de huidige situatie • cela se rapporte à la situation actuelleoverboord slaan • passer par-dessus bordde angst slaat hem om het hart • l'angoisse le paralysede rook slaat me op de adem • la fumée me suffoquetegen de grond slaan • tomber par terrede vlammen sloegen uit het dak • les flammes jaillissaient du toit -
85 отскочить
-
86 alarme
fcote d'alarme — см. cote d'alerte
-
87 laisser
vfaire comme le chien du jardinier, qui ne mange pas de choux et n'en laisse pas manger aux autres — см. faire comme le chien du jardinier
laisser libre cours à... — см. donner cours à...
laisse faire à Georges, c'est un homme d'âge — см. laissez faire à Georges, c'est un homme d'âge
laisser du jeu — см. donner du jeu
laissez-le faire, il viendra moudre à notre moulin — см. il viendra moudre à notre moulin
-
88 manche
I m II f -
89 rien
1. pronbon à rien — см. un bon à rien
rien ne sert de courir, il faut partir à point — см. ce n'est pas le tout que de courir, il faut partir de bonne heure
- à rien- de rien2. m -
90 fleur
fleur [flœʀ]1. feminine nouna. flower ; [d'arbre] blossom• « ni fleurs ni couronnes » "no flowers by request"c. ( = le meilleur) la fleur de the flower ofd. (locutions) comme une fleur (inf) ( = sans effort) without trying ; ( = sans prévenir) unexpectedly2. compounds► fleur de lys ( = symbole) fleur-de-lis* * *flœʀ1) Botanique flowerêtre en fleurs — [jardin] to be full of flowers; [camélia] to be in bloom ou flowering; [poirier, lilas] to be in blossom
2) ( le meilleur)3) ( niveau)à fleur d'eau — [rocher] just above the water
4) ( de cuir) grain•Phrasal Verbs:••être fleur bleue — to be starry-eyed ou romantic
envoyer des fleurs à quelqu'un — (colloq) to pat somebody on the back
faire une fleur à quelqu'un — (colloq) to do somebody a favour [BrE]
arriver or s'amener (colloq) comme une fleur — to turn up just like that
* * *flœʀ nf1) (= plante) flower2) (= motif) flowertissu à fleurs — flowered fabric, flowery fabric
3) [arbre] blossomêtre en fleur [arbre] — to be in bloom
4) (locutions)être fleur bleue — to be soppy, to be sentimental
faire une fleur à qn — to do sb a favour Grande-Bretagne to do sb a favor USA
* * *fleur nf1 Bot gén flower; Hort bloom; être en fleurs [jardin] to be full of flowers; [camélia] to be in bloom ou flowering; [poirier, lilas] to be in blossom; jeune fille en fleur liter girl in the first flower of womanhood littér; à fleurs [tissu] floral, flowery; [papier peint, chemise] flower-patterned, flowery; chapeau à fleurs flowery hat; prés parsemés de fleurs flowery meadows; ‘ni fleurs ni couronnes’ ‘no flowers by request’;2 liter ( le meilleur) la (fine) fleur de la chevalerie/des arts the flower of chivalry/of the art world; être/mourir dans la fleur de l'âge to be/die in the prime of life;4 ( de cuir) grain; côté fleur grain layer.fleur artificielle artificial flower; fleur des champs wild flower; fleur composée composite flower; fleur de farine superfine white flour; fleur de lys fleur-de-lis, heraldic lily; fleur d'oranger ( fleurs) orange blossom; ( arôme) orange flower water; fleur de sel Culin fine sea salt (from salt pans); fleur de soufre flower of sulphurGB.être fleur bleue to be starry-eyed ou romantic; être belle comme une fleur to be as pretty as a picture; avoir une sensibilité à fleur de peau to be hypersensitive; avoir les nerfs à fleur de peau to be a bundle of nerves; couvrir qn de fleurs to shower sb with compliments; envoyer des fleurs à qn○ to pat sb on the back; faire une fleur à qn○ to do sb a favourGB; vous ne lui avez pas fait de fleur en le nommant à ce poste○ you haven't done him any favoursGB in giving him that job; arriver or s'amener○ comme une fleur to turn up just like that.[flɶr] nom féminin[d'un arbre] blossomune robe à fleurs a flowery dress, a dress with a flower motifa. [fleur] orange flowerb. [essence] orange flower water2. (figuré)3. BIOLOGIEfleur de vin/vinaigre flower of wine/vinegar4. HÉRALDIQUEfleur de lis ou lys fleur-de-lis6. (locution)————————fleurs nom féminin pluriel1. LITTÉRATUREfleurs de rhétorique flowers of rhetoric, rhetorical flourishes2. [louanges]s'envoyer ou se jeter des fleursa. (familier) [mutuellement] to sing one another's praises, to pat one another on the backb. [à soi-même] to pat oneself on the back————————à fleur de locution prépositionnelle————————en fleur(s) locution adjectivale————————fleur bleue locution adjectivale -
91 par
par [paʀ]━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━b. (moyen, manière) par le train by traind. (lieu, direction) ( = en passant par) by ; ( = en traversant) through ; (suivi d'un nom propre) via ; ( = en longeant) along• par où sont-ils entrés ? how did they get in?• par où est-il venu ? which way did he come?f. ( = pendant) par une belle nuit d'été on a beautiful summer night• sortir par moins 10° to go out when it's minus 10°* * *paʀ
1.
1) ( indiquant un trajet)entre par le garage/par la porte du garage — come in through the garage/by the garage door
il est passé par tous les échelons — fig he worked his way up through the ranks
pour aller à Rome, je passe par Milan — to get to Rome, I go via ou through Milan
le peintre a terminé or fini par la cuisine — the painter did the kitchen last
2) ( indiquant un lieu)ils sortent même par moins 40° — they go outdoors even when it's minus 40°
par deux/trois fois — on two/three occasions
par jour/semaine/an — a day/week/year
par personne or habitant — per person ou head
deux par deux — [travailler] in twos; [marcher] two by two
5) ( introduit un complément d'agent) by6) ( indiquant le moyen) by7) ( indiquant la manière) in8) ( indiquant la cause)l'accident est arrivé par sa faute — it was his/her fault that the accident happened
par ennui/jalousie — out of boredom/jealousy
9) ( indiquant un intermédiaire) through
2.
de par locution prépositive fml1) ( partout dans) throughout, all overvoyager de par le monde — to travel all over ou throughout the world
2) ( à cause de)* * *paʀ prépL'interface a été conçue par des graphistes. — The interface was designed by graphic designers.
2) (manière) withSon nom commence par un H. — His name begins with H.
3) (motif) out of4) (lieu, stade intermédiaire) throughIl faut passer par Lyon pour aller à Marseille. — You have to go through Lyons to get to Marseilles.
Il vaut mieux passer par la côte. — It's better to go by the coast.
Nous sommes passés par Lyon pour aller à Grenoble. — We went via Lyons to Grenoble.
Il faut passer par la douane avant de prendre l'avion. — You have to go through customs before boarding the plane.
Il faut passer par ici pour y arriver. — You have to go this way to get there., (= dans le coin) round here
Il y a beaucoup de touristes par ici. — There are lots of tourists round here.
par-ci, par-là — here and there
par la fenêtre [jeter, regarder] — out of the window
Elle regardait par la fenêtre. — She was looking out of the window.
par jour — a day, per day
3 par jour — 3 a day, 3 per day
Prenez trois cachets par jour. — Take three tablets a day., Take three tablets per day.
Le voyage coûte deux cents euros par personne. — The trip costs two hundred euros per person.
deux par deux [arriver, être reçu] — two at a time, [marcher, se ranger] in twos
Les élèves sont entrés deux par deux. — The pupils went in two by two.
* * *A prép1 ( indiquant un trajet) entre par le garage/par la porte du garage lit come in through the garage/by the garage door; il a pris par les champs he cut across the fields; il est entré dans la compagnie par la petite porte fig he got into the company through the back door; il est passé par tous les échelons fig he worked his way up through the ranks; pour aller à Rome, je passe par Milan to get to Rome, I go via ou by Milan; prends or passe par le chemin au lieu de passer par la route take the path instead of going by the road; elle est arrivée par la droite she came from the right; errer par les rues to wander through the streets; voyager par le monde to travel all over ou throughout the world; le peintre a terminé or fini par la cuisine the painter did the kitchen last;3 ( indiquant une circonstance) par le passé in the past; par une belle journée d'été on a beautiful summer's day; par ce froid/cette chaleur in this cold weather/this heat; ils sortent même par moins 40°C they go outdoors even when it's minus 40°C; par deux/trois fois on two/three occasions;4 ( indiquant une répartition) par jour/semaine/an a day/week/year; les conférences auront lieu un lundi par mois the lectures will take place once a month on a Monday; par personne or habitant per person ou head; par tête Écon per capita; travailler par petits groupes to work in small groups; deux par deux [travailler] in twos; [marcher] two by two; les touristes sont arrivés par centaines/bus entiers tourists arrived by the hundred/the coachload;5 ( introduit un complément d'agent) by; baignée par une douce lumière bathed in soft light; être pris par son travail to be taken up with one's work;6 ( indiquant le moyen) by; régler/payer par carte de crédit to pay by credit card;8 ( indiquant la cause) l'accident est arrivé par sa faute it was his/her fault that the accident happened; par ennui/jalousie out of boredom/jealousy;9 ( indiquant un intermédiaire) through; tu peux me faire passer le livre par ta sœur you can get the book to me via your sister.1 ( partout dans) throughout, all over; avoir des amis de par le monde to have friends throughout ou all over the world;I[par] nom masculin[au golf] parII[par] préposition1. [indiquant la direction, le parcours] by[en traversant un lieu] throughil est arrivé par la gauche/par la droite/par le nord he arrived from the left/the right/the northfaut-il passer par Paris? do we have to go through ou via Paris?[indiquant la position]2. [pendant]par grand froid/grosse chaleur in extreme cold/intense heatpar moments at times, from time to time3. [indiquant le moyen, la manière] byenvoyer quelque chose par avion/télex to send something by airmail/telexpar air/terre/mer by air/land/seavoyager par avion to travel by plane, to flyrépondre par oui ou par non/par la négative to answer yes or no/in the negativeobtenir quelque chose par la force/la douceur to obtain something by force/through kindnessje suis avec toi par la pensée I'm thinking of you, my thoughts are with you4. [indiquant la cause, l'origine]faire quelque chose par habitude/caprice/plaisir/paresse to do something out of habit/on a whim/for the pleasure of it/out of laziness5. [introduisant le complément d'agent] byle logiciel est protégé par un code the software is protected by ou with a codeje l'ai appris par elle I heard it from her, I learned of it through herils veulent le faire par eux-mêmes they want to do it by ou for themselveselles se sont rencontrées par son intermédiaire they met through him/her6. [emploi distributif]une heure par jour one hour a ou per dayils arrivaient par petits groupes/centaines they arrived in small groups/in their hundreds7. [avec les verbes 'commencer' et 'finir']ça finira par arriver/par ressembler à quelque chose it will end up happening/looking like something————————de par locution prépositionnelle1. [par l'ordre de]2. (littéraire) [dans l'espace] throughoutde par le monde all over ou throughout the world3. [du fait de] by virtue ofpar-ci par-là locution adverbiale1. [dans l'espace] here and there3. [marquant la répétition]avec lui, c'est mon yacht par-ci, mon avion personnel par-là it's my yacht this, my plane that, all the time with him -
92 отскочить
1) ( отпрыгнуть) faire un bond en arrière ( назад); se jeter (tt) de côté, faire un bond de côté ( в сторону)2) (о мяче, пуле) rebondir vt3) (отделиться, оторваться) разг. sauter viэма́ль отскочи́ла — l'émail a sauté
накле́йка отскочи́ла — l'étiquette s'est décollée
-
93 отскочить
отска́кивать, отскочи́ть1. desalti, forsalti, deŝoviĝi, malantaŭeniĝi;rikoĉeti (o мяче, пуле);2. (отваливаться) defali, forfali.* * *сов.1) ( отпрыгнуть) saltar a un lado (a un costado); hacer (dar) un salto atrás, saltar hacia atrás2) (о мяче, пуле) rebotar vi* * *1) ( отпрыгнуть) faire un bond en arrière ( назад); se jeter (tt) de côté, faire un bond de côté ( в сторону)2) (о мяче, пуле) rebondir vt3) (отделиться, оторваться) разг. sauter viэма́ль отскочи́ла — l'émail a sauté
накле́йка отскочи́ла — l'étiquette s'est décollée
-
94 lay
lay [leɪ](verb: preterite, past participle laid)1. verba. ( = place) [+ cards, objects] poser ; ( = stretch out) [+ cloth] étendre• if you so much as lay a finger on me... si tu oses lever la main sur moi...• I wish I could lay my hands on a good dictionary si seulement je pouvais mettre la main sur un bon dictionnaireb. ( = put down) poserc. [+ egg] pondre• to lay o.s. open to criticism s'exposer à la critiqueg. [+ money] parierh. [+ accusation, charge] porter• to get laid se faire sauter (inf !)4. nouna. [of countryside] configuration f• he's/she's a good lay c'est un bon coup (inf !)5. compoundsa. ( = save) mettre de côtéb. [+ prejudice, principles] laisser de côté ; [+ disagreements] faire tairea. [+ object] poserb. [+ rule] établir ; [+ condition, price] fixer• it is laid down in the rules that... il est stipulé dans le règlement que...[+ goods, reserves] faire provision de• he laid into him ( = attacked) il lui est rentré dedans (inf) ; ( = scolded) il lui a passé un savon (inf)► lay off[+ workers] licencier( = leave alone) (inf) you'd better lay off drinking for a while tu ferais mieux de t'abstenir de boire pendant un temps• lay off him! fiche-lui la paix ! (inf)b. [+ clothes] préparer ; [+ goods for sale] étalerc. [+ reasons, events] exposere. ( = knock out) mettre KOa. [+ provisions] amasser* * *[leɪ] 1. 2.1) gen [helper, worker] non initié2) Religion [preacher, member, reader] laïque; [brother, sister] lai3.transitive verb (prét, pp laid)1) lit ( place) poser [object, card] (in dans; on sur); ( spread out) étaler [rug, covering, newspaper] (on sur); ( arrange) disposer (on sur); déposer [wreath]to lay hands on something — fig ( find) mettre la main sur quelque chose
to lay hands on somebody — Religion imposer les mains à quelqu'un
2) ( set for meal)3) ( prepare) préparer [plan, trail]; poser [basis, foundation]; tendre [trap]4) ( fix in place) poser [carpet, tiles, paving, turf, cable, mine]; construire [railway, road, sewer]5) Zoology pondre [egg]to lay stress ou emphasis on something — mettre l'accent sur quelque chose
7) ( bet)4.to lay a bet ou money on something — parier sur quelque chose
intransitive verb (prét, pp laid) [bird] pondrePhrasal Verbs:- lay by- lay down- lay in- lay into- lay off- lay on- lay open- lay out- lay up••to lay a finger ou hand on somebody — ( beat) lever la main sur quelqu'un
-
95 rebut
nm., chose mal faite, de mauvaise qualité: gonye nf. (Genève). - E.: Courage, Racaille.A1) bois de rebut, déchet de bois, chute, (résultant de la fabrication des sabots ou des galoches...): étèla nf. (COD), tonbâ (Albanais.001).A2) rognure, résidu, déchet, chute, reste de toute sorte: résto, rèstan (001).A3) rebut, rancart: ékovlyè nfpl. < balayures> (001).Fra. Mettre rebut au rancart // de côté: ptâ d'koûté < mettre de côté (en attendant de s'en débarrasser définitivement)> (001).Fra. Mettre // jeter rebut au rebut // au rancart: fotre / shanpâ rebut lé vt. (001). -
96 hinüberwerfen
hɪ'nyːbərvɛrfənv irretw hinüberwerfen — lancer qc de l'autre côté, jeter qc de l'autre côté
-
97 озъртам
се гл regarder autour de soi, regarder de côté et d'autre, jeter les yeux de côté et d'autre. -
98 повалям
гл 1. faire tomber, renverser, culbuter, jeter а terre, abattre; спорт tomber; повалям дърво abattre un arbre; 2. (за посеви) coucher, verser; 3. abattre; 4. прен (побеждавам) renverser, terrasser; повалям противника terrasser l'ennemi; повалям се 1. tomber sur le côté, verser; 2. s'affaisser, s'écrouler, s'abattre, s'affaler, tomber sur le côté; 3. (падам мъртъв) tomber raide mort. -
99 bon
%=1, -NE adj.1. (valeur morale) до́брый* (charitable, généreux); хоро́ший* (juste, dévoué, vertueux);être bon (pour) — быть до́брым (с + ; по отноше́нию к + D); проявля́ть/прояви́ть доброту́ (к + D); tu es bien bon de te laisser faire iron. — ты чересчу́р добр, е́сли допуска́ешь э́то; vous êtes bien bon — вы о́чень добры́ (formule de politesse); le bon Samaritain — до́брый самаритя́нинun homme foncièrement bon — по-настоя́щему до́брый <хоро́ший> челове́к;
2. (sens affaibli) до́брый, сла́вный*;un bon garçon — до́брый <сла́вный> малы́ш <па́рень>;
les bonnés gens — до́брые <просты́е> лю́диune bonne fille — сла́вная де́вушка;
mon bon monsieur vx. — дорого́й су́дарь; ● un bon petit diable — чертёнок, пострелёнок; un bon diable — сла́вный па́рень <ма́лый>; bon enfant adj. — до́брый, доброду́шный; un bon apôtre iron. — лицеме́р, фарисе́йma bonne vieille maison — мой ми́лый ста́рый дом;
3. (valeur qualitative) хоро́ший;une bonne idée — хоро́шая мысль <иде́я>; un homme de bon conseil — де́льный <хоро́ший> сове́тчик; une bonne cause — пра́вое де́ло; j'ai bonne conscience — у меня́ со́весть чиста́; ● cultiver en bon père de famille — возде́лывать ipf. [арендо́ванную] зе́млю, как свою́ со́бственнуюun bon ouvrier — хоро́ший рабо́чий;
4. (efficace, approprié à sa destination, voulu) пра́вильный (exact;conforme); подходя́щий (conforme, convenable); тот са́мый (que l'on attend);c'est la bonne clé — э́то ∫ тот са́мый <подходя́щий> ключ; la bonne méthode — пра́вильный <подходя́щий> ме́тодle bon chemin — пра́вильная доро́га;
║ (à la forme négative) не тот;vous n'avez pas pris le bon chemin — вы пошли́ не по той доро́ге; il n'a pas boutonné le bon bouton — он застегну́л не ту пу́говицуtu n'a pas rangé ce livre à la bonne place — ты поста́вил э́ту кни́гу не на то ме́сто;
5. (agréable) прия́тный, хоро́ший;j'ai passé chez vous un bon moment — я о́чень хорошо́ <прия́тно> провёл у вас вре́мя; ∑ мне бы́ло о́чень прия́тно <хорошо́> у васune bonne odeur — прия́тный за́пах;
6. (agréable au goût) вку́сный*, хоро́ший;du bon pain — вку́сный хлеб; c'est très bon — э́то о́чень вку́сноun bon plat — вку́сное блю́до;
7. (plaisant) заба́вный; остроу́мный (spirituel);● un bon mot — остроу́мная шу́тка, остро́та; il m'en a dit de bonnés — он нагово́рил с три ко́роба; чего́ то́лько он мне ни наговори́лune bon ne histoire — заба́вная исто́рия; о́строумный анекдо́т;
c'est bon signe — э́то до́брый <хоро́ший, счастли́вый> знак; la bonne place — тёпленькое месте́чко; prendre les choses du bon côté — смотре́ть/ по= на ве́щи с хоро́шей стороны́une bonne occasion — счастли́вый <благоприя́тный> слу́чай;
9. (propre pour, à) го́дный* (для + G; на + A);une invitation bonne pour deux personnes — приглаше́ние на два лица́; être bon pour...un remède bon pour le rhume — лека́рство [,помо́гающее] от на́сморка;
1) годи́ться ipf. для..., быть поле́зным (+ D);c'est bon pour la santé — э́то поле́зно для здоро́вьяil est bon pour le service — он го́ден к строево́й слу́жбе;
c'est bon pour nous de prendre le train — что ж, мы пое́дем по́ездомcette explication est bonne pour les petits enfants — э́то объясне́ние годи́тся <хорошо́> лишь для ма́лых дете́й;
3) fam. (inévitable) не минова́ть pf. impers;je suis bon pour une contravention ∑ — не минова́ть мне штра́фа
10. (valeur quantitative) значи́тельный, до́брый, хоро́ший fam. (se met devant le numéral); с ли́шним, с ли́шком fam. (qui excède la mesure); си́льный (fort);j'ai attrapé un bon rhume — я си́льно простуди́лся; une bonne partie de — значи́тельная <бо́льшая> часть (+ G); à une bonne distance de... — на значи́тельном расстоя́нии от (+ G); une bonne moitié — до́брая полови́на; c'est à deux bons kilomètres d'ici — доту́да ∫ до́брых два киломе́тра <два киломе́тра с ли́шним>; il a fini bon dernier — он ко́нчил са́мым после́дним; une bonne fois pour toutes — раз [и] навсегда́une bonne grippe (pluie) — си́льный грипп (дождь);
11.:à quoi bon recommencer? — заче́м начина́ть ipf. [всё] сно́ва?; à quelque chose malheur est bon — нет ху́да без добра́ prov.; il est bon en mathématiques — он хоро́шо у́чится по матема́тике; bon à rien — никуда́ не го́дный;à quoi bon? — заче́м?, к чему́?;
c'est bon à savoir — э́то поле́зно знать; c'est toujours bon à prendre — э́то всегда́ мо́жет пригоди́ться; ce plat est bon à servir — э́то блю́до [уже́] мо́жно подава́ть; c'est bon à manger — э́то мо́жно есть, э́то съедо́бно; ces vêtements sont bons à jeter — э́ту оде́жду мо́жно вы́бросить; des épreuves bonnés à tirer «— в печа́ть» (formule); notre compte est bon — мы пропа́ли, на́ша пе́сня спе́та; trouver bon — находи́ть ipf. поле́зным (utile) <— прия́тным (agréable)>; je trouve bon que... ∑ — хорошо́, что...; ● il fait ce que bon lui semble — он де́лает, что хо́чет; faites comme bon vous semble — поступа́йте, как зна́ете; il est bon de... impers — хорошо́; поле́зно (utile); il serait bon de le savoir à l'avance — бы́ло бы поле́зно <хорошо́> знать э́то зара́нее; il est bon que vous le sachiez — вам бы́ло бы поле́зно э́то знать; elle est bien bon ne! — как бы не так1, вот ещё! (désaccord)║ bon à + inf ∑ — хорошо́ <поле́зно; ну́жно, на́до; мо́жно> + inf;
║ ( souhaits):souhaiter une bonne fête à qn. — поздравля́ть/поздра́вить кого́-л. с пра́здником; bon voyage (retour)! — счастли́вого пути́ (возвраще́ния)!; bon voyage et bon vent! — ска́тертью доро́га!; bonne nuit! — споко́йной но́чи!bonne fête! — с пра́здником!;
■ adv. хорошо́*;tenir bon — сто́йко <хорошо́> держа́ться ipf.; 1) (en parlant du temps) хоро́шая пого́да 2) (c'est agréable [de]) прия́тно, хорошо́;sentir bon — хорошо́ <прия́тно> па́хнуть ipf.; благоуха́ть ipf. poét.;
il fait bon se baigner par cette chaleur — прия́тно <хорошо́> купа́ться/ис= в таку́ю жа́ру; il ne fait pas bon + inf — не сле́дует, нехорошо́ (il ne convient pas de); — неприя́тно (désagréable); — опа́сно (dangereux); il ne fait pas bon le contredire — не сле́дует ему́ противоре́чить <пере́чить fam.>;il fait très bon ici — здесь о́чень хорошо́ <прия́тно>;
pour tout de bon (pour de bon, tout de bon) в са́мом де́ле, по-настоя́щему (réellement); всерьёз (sé rieusement), не на шу́тку■ interj. хорошо́!, ла́дно! fam. (approbation) ║ ( impatience) хорошо́, хорошо́!; ла́дно, ла́дно!;je t'attends.— C'est bon! j'arrive — я жду тебя́. — Хорошо́, хорошо́, я иду́bon ! finissons-en — ла́дно, ла́дно, дава́йте конча́ть!;
║ (dépit) [ну] что ж!;bon! je me vengerai — ну что ж! Я отомщу́ [за себя́]
║ ah! bon ! — ах, да!; allons bon ! — ну!; allons bon ! qu'est-ce qui t'arrive encore? — ну, что там ещё с тобо́й приключи́лось <стрясло́сь>?tu ne peux pas venir demain. Bon. Alors, viens après-demain — ты не мо́жешь прийти́ за́втра. Так... Тогда́ приходи́ послеза́втра
BON %=2 m1. (ce qui est bien, juste) хоро́шее ◄-'его́►; хоро́шая сторона́ (bon côté);rien de bon — ничего́ хоро́шего; cela a du bon — в э́том есть и хоро́шее <хоро́шие стороны́>; le bon de l'affaire c'est que... — в э́том де́ле хорошо́ то, что...distinguer le bon et le mauvais — отлича́ть/отличи́ть хоро́шее от дурно́го;
2. (personne) до́брый <хоро́ший> челове́к*;● mon bon ! fam. — мой ми́лый!; ми́лый мой!; un bon à rien — него́дни|к, -ца; ничто́жество (nullité)les bons et les mauvais — до́брые и злы́е, хоро́шие и плохи́е [лю́ди];
bon de transport — л́итер на прое́зд; bon de séjour — путёвка; un bon de caisse — тало́н <чек, о́рдер> на получе́ние де́нег в ка́ссе;un bon de pain (de repas) — тало́н на хлеб (на обе́д);
4.:le bon à tirer — разреше́ние к печа́ти, «в печа́ть» (formule)
-
100 clear
A nB adj2 ( distinct) [image, outline, impression] net/nette ; [writing] lisible ; [sound, voice] clair ; I didn't get a clear look at the car je n'ai pas bien vu la voiture ; he had a clear view of the man il voyait très bien l'homme ;3 ( comprehensibly plain) [description, instruction, text] clair ; to make sth clear to sb faire comprendre qch à qn ; he made it clear to her that he disapproved il lui a bien fait comprendre qu'il désapprouvait ; I wish to make it clear that je tiens à préciser que ; is that clear?, do I make myself clear? est-ce que c'est clair? ; to make one's views/intentions clear exprimer clairement ses opinions/intentions ; let's get this clear que les choses soient claires ;4 ( obvious) [lack, need, sign] évident ; [advantage, lead] net/nette ; [example] beau (before n) ; [majority] large (before n) ; it is clear that il est clair que ; it's a clear case of fraud il est clair qu'il s'agit d'une fraude ;5 ( not confused) [idea, memory] clair ; [plan] précis ; to have a clear picture in one's mind of sth avoir une idée très claire de qch ; to have/keep a clear head avoir/garder les idées claires ; we need someone with a clear head on a besoin de quelqu'un qui a les idées claires ; a clear thinker un esprit lucide ; I'm not clear what to do/how to start je ne sais pas très bien quoi faire/par où commencer ; I have no clear idea how it happened je ne sais pas très bien comment ça s'est passé ; he had a clear understanding of the problem il comprenait très bien le problème ; she's quite clear about what the job involves elle sait exactement en quoi consiste le travail ;6 ( empty) [road, view, area] dégagé ; [table] débarrassé ; [space] libre ; the road is clear of obstacles/snow il n'y a plus d'obstacles/de neige sur la route ;7 ( not guilty) [conscience] tranquille ;8 ( unblemished) [skin, complexion] net/nette ;9 Med [X-ray, scan] normal ;10 ( cloudless) [sky] sans nuage, clair (after n) ; [day, night] clair ; on a clear day par temps clair ;11 ( frank) [gaze, look] franc/franche ;12 ( pure) [sound, tone, voice] clair ;14 ( exempt from) to be clear of être libre de [debt] ; être exempt de [blame] ; être lavé de [suspicion] ;15 ( free) [day, diary] libre ; keep the 24th clear, I'm having a party ne prévois rien d'autre le 24, je fais une fête ;16 ( whole) [week, day] entier/-ière ; you must allow three clear days il faut compter trois jours entiers ;17 ( net) [gain, profit] net inv (after n) ;18 Ling clair.C adv ( away from) to jump clear sauter sur le côté ; to jump clear of ( jump out of) sauter hors de [vehicle] ; ( avoid) he leapt clear of the car/rock il a évité la voiture/pierre en sautant sur le côté ; to pull sb clear of extraire qn de [wreckage] ; to stay ou steer clear of éviter [town centre, rocks] ; éviter [alcohol, trouble, troublemakers] ; he kept the boat clear of the rocks il a gardé le bateau au large des rochers ; stand clear of the gates! éloignez-vous des portes! ; to get clear of sortir de [traffic, town].D vtr1 ( remove) abattre [trees] ; arracher [weeds] ; enlever [debris, papers, mines] ; dégager [snow] (from, off de) ; to clear demonstrators from the streets, to clear the streets of demonstrators débarrasser les rues des manifestants ;2 ( free from obstruction) déboucher [drains] ; dégager [road] ; débarrasser [table, surface] ; déblayer [site] ; défricher [land] ; to clear the road of snow/obstacles dégager la neige/les obstacles de la route ; to clear sth out of the way (from table, seat) enlever qch ; ( from floor) enlever qch du passsage ; to clear the way for sth/sb lit libérer le passage pour qch/qn ; fig ouvrir la voie pour [developments] ; fig laisser la place à [person] ;4 ( empty) vider [desk, drawer] (of de) ; débarrasser [room, surface] (of de) ; lever [post box] ; évacuer [area, building] ; the judge cleared the court le juge a fait évacuer la salle ; to clear the office of furniture débarrasser le bureau de tous ses meubles ; you're fired, clear your desk vous êtes renvoyé, débarrassez votre bureau ; his singing cleared the room la pièce se vida au son de sa voix ;7 ( unblock) dégager [nose] ; to clear one's throat se racler la gorge ; the fresh air will clear your head un peu d'air frais t'éclaircira les idées ;8 Cosmet faire disparaître [dandruff, spots] ;9 Wine clarifier ;10 ( destroy) détruire [building] ;11 Comput effacer [screen, data] ;12 ( dispose of) liquider [stock] ; to clear the backlog rattraper le retard sur le travail ; ‘reduced to clear’ ‘solde’ ;15 ( make) se faire [profit] ;16 ( free from blame) [jury] innocenter [accused] (of de) ; to be cleared of suspicion être lavé de tout soupçon ; to clear one's name/reputation blanchir son nom/sa réputation ;17 Admin, Mil ( vet) mener une enquête administrative sur [employee] ; I've been cleared j'ai fait l'objet d'une enquête administrative ; she's been cleared to see the documents elle a été déclarée apte à consulter les documents ;18 ( officially approve) approuver [proposal, request] ; dédouaner [goods] ; to clear sth with sb obtenir l'accord de qn pour qch ; to be cleared for take-off/landing recevoir l'autorisation de décoller/atterrir ;19 ( jump over) franchir [fence, hurdle, wall] ; she cleared 2 m at the high jump elle a réussi 2 m au saut en hauteur ;20 ( pass through) passer sous [bridge] ; passer entre [gateposts] ; to clear customs passer à la douane ;21 Sport dégager [ball].E vi1 (become transparent, unclouded) [liquid, sky] s'éclaircir ;2 ( disappear) [smoke, fog, cloud] se dissiper ;3 ( become pure) [air] se purifier ;5 Fin [cheque] être compensé.the coast is clear fig le champ est libre ; to be in the clear ( safe) être hors de danger ; ( free from suspicion) être lavé de tout soupçon■ clear away:▶ clear away débarrasser ;▶ clear [sth] away, clear away [sth] balayer [snow, leaves] ; enlever [debris, rubbish] ; ranger [papers, toys].■ clear off:▶ clear off ○ GB1 ( run away) filer ○, se sauver ;2 ( go away) ficher le camp ○ ; clear off, I'm busy fiche le camp ○, je suis occupé ; clear off! fichez le camp ○ ! ;▶ clear off [sth] US débarrasser [table].■ clear out:▶ clear [sth] out, clear out [sth]2 ( empty) vider [room, house] ;3 ( throw away) jeter [old clothes, newspapers].■ clear up:▶ clear up1 ( tidy up) faire du rangement ; they must clear up after themselves ils doivent tout ranger derrière eux ;▶ clear up [sth], clear [sth] up1 ( tidy) ranger [mess, toys, papers] ; ramasser [litter, broken glass] ; ranger [room] ; nettoyer [beach, garden] ;2 ( resolve) résoudre [problem, difficulty] ; dissiper [misunderstanding] ; tirer [qch] au clair [mystery].
См. также в других словарях:
jeter — [ ʒ(ə)te ] v. tr. <conjug. : 4> • Xe; lat. pop. °jectare, class. jactare, fréquent. de jacere I ♦ Envoyer à quelque distance de soi, dans une direction déterminée ou non. 1 ♦ Lancer. Jeter une balle, une pierre. Jeter sa casquette en l air … Encyclopédie Universelle
Cote (anatomie) — Côte (anatomie) Pour les articles homonymes, voir Côte. Cage thoracique Gray s Anatomy En anatomie, les côtes (du latin … Wikipédia en Français
Côte (Anatomie) — Pour les articles homonymes, voir Côte. Cage thoracique Gray s Anatomy En anatomie, les côtes (du latin … Wikipédia en Français
côté — CÔTÉ. s. m. La partie droite ou gauche de l animal, depuis l aisselle jusqu à la hanche. Côté droit. Côté gauche. Le côté lui fait mal. Il a un mal de côté, mal au côté, un point au côté, un point de côté. Il reçut un coup d épée dans le côté. Il … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
jeter — (jeté. Le t se double quand la syllabe qui suit est muette : je jette, je jetterai) v. a. 1° Communiquer un mouvement avec la main. 2° Mettre avec quelque promptitude un manteau, un châle, etc. 3° Jeter un pont. 4° En termes de marine,… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
JETER — v. a. ( Je jette. Je jetais. J ai jeté. Je jetterai. Jetant. ) Lancer avec la main ou de quelque autre manière. Jeter des pierres. Jeter un dard, un javelot. Jeter des fusées, des grenades. Jeter ses armes pour s enfuir. Jeter quelque chose au… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
JETER — v. tr. Lancer avec la main ou de quelque autre manière. Jeter des pierres. Jeter des fusées, des grenades. Jeter ses armes pour s’enfuir. Jeter quelque chose au vent. Jeter quelque chose à la tête de quelqu’un. Jeter un filet dans l’eau pour… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Côte (anatomie) — Pour les articles homonymes, voir Côte. Cage thoracique Gray s Anatomy … Wikipédia en Français
CÔTÉ — s. m. La partie droite ou gauche de l homme ou de l animal, depuis l aisselle jusqu à la hanche. Côté droit. Côté gauche. Le côté lui fait mal. Il a un mal de côté, mal au côté, un point au côté, un point de côté. Il reçut un coup d épée dans le… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
côté — (kô té) s. m. 1° La partie droite ou gauche du corps des animaux, de l aisselle à la hanche, et, par extension, la partie droite ou gauche de tout le corps, y compris le bras, la jambe, etc. Il était perclus de tout le côté gauche. Se coucher… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Côté de circulation — Sens de circulation (route) Volant à droite dans les pays où l on roule à gauche Le sens de circulation automobile est l un des points fondamentaux du code de la route. Chaque pays possède un côté de la route, gauche ou droite, sur lequel l… … Wikipédia en Français