-
1 willen
1 vouloir♦voorbeelden:ik wil niets liever dan rust • je n'aspire qu'au reposgeen kritiek willen aannemen • ne pas admettre la critiquewillen behagen • chercher à plairedoor willen gaan voor • se faire passer pourik wil er graag heen gaan • je voudrais bien y allerof men mij wil geloven of niet • qu'on me croie ou noniets dolgraag willen hebben • mourir d'envie d'avoir qc.je hebt niets te willen! • il n'y a pas de ‘je veux’ qui tienne!ik wil er niets meer over horen • je ne veux plus en entendre parlerdat mocht je willen! • ça ne te déplairait pas, hein!iemand niet willen ontmoeten • refuser de voir qn.ik wilde net weggaan • je m'apprêtais à partirniets van iemand willen weten • ne plus vouloir entendre parler de qn.toneelspeler willen worden • vouloir devenir comédienja, wat wil je? • qu'est-ce que tu veux!wat wil die man hier? • que fait cet homme ici?willen jullie nog wat? • en voulez-vous encore?als u het beslist wilt • si vous y tenezik wil best wel • je ne dis pas nongraag willen dat … • avoir envie que … 〈+ aanvoegende wijs〉liever willen • aimer mieuxik wil niets liever • je ne demande pas mieuxik begrijp wel waar je heen wilt • je vois où tu veux en venirwat wilt u van hem, haar? • 〈 agressief〉 que lui voulez-vous?niemand wil hem als vriend • personne ne veut de lui comme amizoals u wilt • comme vous voudrezof je wilt of niet • que tu le veuilles ou non〈 spreekwoord〉 wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet • ne fais pas à autrui ce que tu ne voudrais pas qu'on te fît (à toi-même)het gerucht wil, dat … • on dit que …dat wil wel eens gebeuren • ce sont des choses qui arriventwil jij je mond wel eens houden? • veux-tu bien te taire?het moet al erg meevallen, wil zij die baan krijgen • il faudra qu'elle ait de la chance si elle veut obtenir cet emploihet wil niet lukken • ça ne marche pasik zou wel willen schrijven, maar … • j'écrirais bien, mais …dat wil zeggen • c'est-à-dire (< afkorting> c.-à-d.)ik zou dat wel eens willen zien • j'aimerais bien voir çahij wil 's avonds nog wel eens thuis zijn • il lui arrive de rester chez lui, le soirhij wil er niet aan • il n'en veut pasdat zou ik best willen • cela ne me déplairait pasdat wil er bij mij niet in • je n'admets pas celaik zou wel met u mee willen • j'irais bien avec vousik wou dat jullie opschoten • si vous vous dépêchiez un peu?ik wou dat ik een fiets had! • si seulement j'avais un vélo!ik zou willen dat … • j'aimerais que … 〈+ aanvoegende wijs〉zijn naam wil me niet te binnen schieten • je n'arrive pas à retrouver son nom -
2 hoofd
3 [(van personen) leider, meerdere] 〈m.b.t. gezin〉 chef 〈m.〉 ⇒ 〈m.b.t. school〉 directeur 〈m.〉⇒ directrice 〈v.〉♦voorbeelden:het hoofd van een stoet • la tête d'un cortègemet gebogen hoofd lopen • marcher la tête bassemet gedekt hoofd • la tête couvertehij heeft een goed hoofd • il a de la têtehij is een hoofd groter dan ik • il me dépasse d'une têteeen hard hoofd in iets hebben • être pessimiste (concernant qc.)zijn hoofd wordt rood van schaamte • le rouge de la honte lui monte au fronteen verstopt hoofd hebben • être enchifenéeen hoofd vol zorgen hebben • n'avoir que des soucis en têtehet hoofd vol hebben van … • ne rêver que de …iets het hoofd bieden • faire front à qc.iemand het hoofd bieden • tenir tête à qn.zich het hoofd over iets breken • se casser la tête sur qc.iemand het hoofd op hol brengen • tourner la tête à qn.het hoofd buigen • baisser la têtehet hoofd er niet bij hebben • avoir la tête ailleurshet is hem gelukt het hoofd boven water te houden • il a réussi à se maintenir 〈 niet failliet gaan〉het hoofd koel houden • garder la tête froidehet hoofd op de ellebogen laten rusten • se prendre la tête dans les mainshet hoofd loopt mij om • je ne sais (plus) où donner de la têtehet hoofd ontbloten • se découvrirhet hoofd schudden • secouer la têtemijn hoofd staat er niet naar • je n'ai pas la tête à çade hoofden tellen • compter les personnes présenteshet hoofd verliezen • perdre la têteik durf mijn hoofd eronder te verwedden • j'en mettrais ma main au feuzeur me niet aan het hoofd! • ne me casse pas les pieds!wel wat anders aan z'n hoofd hebben • avoir bien autre chose en têtehij stelde zich aan het hoofd van de beweging • il prit la tête du mouvementaan het hoofd staan van iets • diriger qc.ben je wel goed bij je hoofd? • ça va pas, la tête?niet goed bij, in het, zijn hoofd zijn • ne pas avoir toute sa têteiemand boven het hoofd groeien • 〈 ook figuurlijk〉 dépasser qn.dat hangt hem boven het hoofd • cela lui pend au nezdie onderneming is mij boven het hoofd gegroeid • la direction de cette entreprise dépasse maintenant mes capacitéshet werk groeit haar boven het hoofd • elle est submergée de travaildie gedachte speelt mij door het hoofd • cette pensée me trotte par la têtedat is mij door het hoofd geschoten • ça m'est complètement sorti de la têtehet is hem in het hoofd geslagen • il a perdu la tête〈 figuurlijk〉 iemand iets in het hoofd stampen • fourrer qc. dans la tête de qn.zich een gat in het (z'n) hoofd vallen • s'ouvrir le crâne en tombantzich licht in het hoofd voelen • avoir le vertigeiemand in het hoofd treffen • toucher qn. à la têtezich iets in het hoofd zetten • se mettre qc. en têtehoe haalt hij het in zijn hoofd? • 〈 denken〉 qu'est-ce qu'il va chercher là?; 〈 doen〉 qu'est-ce qui lui prend de faire une chose pareille!het in zijn hoofd halen om te • s'aviser dealles zeggen wat in je hoofd opkomt • dire tout ce qui vous passe par la têtemet het hoofd omlaag vallen • tomber la tête la premièremet zijn hoofd tegen de muur lopen • donner de la tête contre un murmet het hoofd tegen de muur slaan • se cogner la tête contre le muriemand een verwijt naar het hoofd slingeren • lancer un reproche à la tête de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets naar het hoofd smijten • jeter qc. à la tête de qn.de drank stijgt hem naar het hoofd • l'alcool lui monte à la tête〈 figuurlijk〉 hij kan wel op zijn hoofd gaan staan, ik doe het niet • il a beau faire des pieds et des mains, je ne marche paseen prijs op iemands hoofd zetten • mettre à prix la tête de qn.dat zal op uw hoofd neerkomen • cela vous retombera sur la têteiets over het hoofd zien • ne pas remarquer qc.ik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • je me garderai bien de faire cette bêtisedat laat ik mij niet uit mijn hoofd praten • on ne me fera pas changer d'idéedat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • tu ferais mieux d'abandonner cette idéeuit het hoofd leren • apprendre par coeuruit het hoofd rekenen • calculer de têteuit het hoofd spelen • jouer sans partitioniemand van het hoofd tot de voeten opnemen • examiner qn. des pieds à la têtevan het hoofd tot de voeten gewapend • armé de pied en cap't is om je voor het hoofd te slaan • c'est à se taper la tête contre les murs〈 figuurlijk〉 iemand voor het hoofd stoten • offenser qn.een hoofd hebben als een boei • être rouge comme une pivoine〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • autant de têtes, autant d'avishet hoofd van de rooms-katholieke Kerk • le chef de l'Eglise catholique -
3 verdommen
♦voorbeelden:¶ dat verdom ik te enen male! • je ne marche pas, ça non!m'n auto verdomt 't • ma fichue voiture ne marche pas't kan me niks verdommen! • je m'en balance! -
4 krijgen
1 [ontvangen] recevoir2 [grijpen, pakken] attraper♦voorbeelden:ik heb veel complimentjes gekregen • on m'a fait beaucoup de complimentsik krijg nog geld van hem • il me doit de l'argentvanavond krijg je je geld • ce soir, tu auras ton argentgoede kritieken krijgen • avoir de bonnes critiquesdaar krijg ik nachtmerries van • ça me donne des cauchemarseen ziekte krijgen • attraper une maladiewat krijgen we te eten? • qu'est-ce qu'on mange?2 je kunt me toch niet krijgen! • tu ne m'attraperas pas!ik krijg hem nog wel • je l'aurai au tournanteen bedrag bij elkaar krijgen • réunir une sommewaar kun je dat boek krijgen? • où peut-on se procurer ce livre?kinderen krijgen • avoir des enfantsmoeilijkheden krijgen • avoir des ennuiswe krijgen regen • il va pleuvoirde schoolkinderen krijgen op 1 juli vakantie • les vacances scolaires commencent le 1er juilletvrienden krijgen • se faire des amismeer zelfvertrouwen krijgen • prendre de l'assuranceiets af krijgen • terminer qc.ik kan de deur niet dicht krijgen • je n'arrive pas à fermer la porteiets van iemand gedaan krijgen • (finir par) obtenir qc. de qn.deze uitgave is niet meer te krijgen • cette édition est épuiséeneem wat je krijgen kunt • 〈 letterlijk〉 tu prendras ce que tu trouveras; 〈 figuurlijk〉 profite de la situationiemand te pakken krijgen • arriver à mettre la main sur qn.iemand te spreken krijgen • réussir à voir qn.krijg wat! • va te faire voir!wat zullen we nou krijgen! • qu'est-ce que c'est que ça, encore!ik krijg er iets vanje zult er niets van krijgen • tu n'en mourras pasgenoeg van iets krijgen • en avoir assez de qc.iets niet voor elkaar kunnen krijgen • ne pas réussir à faire qc.hij is niet weg te krijgen • il s'incrustete krijgen bij • en vente chezdaar krijg je me niet voor • je ne marche pas dans cette combineheb je het of krijg je het? • ça te prend souvent? -
5 maar
maar1〈 bijwoord〉3 [m.b.t. twijfel] du moins♦voorbeelden:hij is nog maar pas hier • il vient tout juste d'arriverje hebt maar één leven te verliezen • on ne vit qu'une foishij is maar twintig jaar (oud) geworden • il n'avait que vingt ans quand il est mortje gaat je gang maar • débrouille-toidat is maar al te duidelijk • ce n'est que trop évidentdat komt maar al te vaak voor • cela n'arrive que trop souventprobeer het nu maar! • essaie seulement!je hebt het maar voor het zeggen • tu n'as qu'à le dire3 als ik maar kan • du moins, si je peuxen wij maar wachten • et pendant ce temps-là, nous, on attendaithet wil maar niet (lukken) • rien à faire, ça ne marche pasrustig maar! • tout doux!————————maar2〈 voegwoord〉1 mais♦voorbeelden:nee maar, dat wordt te erg • ah, mais alors, c'en est tropeen maar • un maiser is één maar aan verbonden • il y a un maisgeen maren! • pas de mais!¶ nee maar! • ça alors! -
6 bang
bang12 [angstig makend] angoissant♦voorbeelden:bang worden • prendre peurniet bang uitgevallen zijn • ne pas avoir froid aux yeuxhij is bang voor honden • il a peur des chiensbang zijn dat • avoir peur que … (ne) 〈+ aanvoegende wijs〉een bange droom • un rêve angoissanteen bang voorgevoel • un sombre pressentimentwees daar maar niet bang voor • n'aie pas peur————————bang21 bang!⇒ boum! -
7 boteren
-
8 blijf uit mijn vaarwater
blijf uit mijn vaarwater -
9 hangen
1 [neerwaarts gestrekt gehouden worden] pendre2 [in neerwaartse richting afwijken; overhellen] pencher3 [boven de grond gehouden worden] être suspendu4 [tot straf opgehangen zijn] être pendu5 [vast (blijven) zitten] être attaché (à)6 [verlangen] aspirer (à)♦voorbeelden:de zeilen hangen slap • les voiles pendenthet koord hangt slap • la corde est trop lâchede teugels laten hangen • lâcher la bridede wolken hangen laag • les nuages sont bashet schilderij hangt scheef • le tableau est de travers〈 van personen〉 over iets, iemand hangen • se pencher sur qc., qn.uit het lood hangen • surplombermet hangen en wurgen • à grand-peine〈 figuurlijk〉 als hij niet meewerkt, hang je • s'il ne marche pas, tu es fichu〈 figuurlijk〉 aan iemand blijven hangen • rester collé à qn. sans trop savoir pourquoizijn betoog hing van platheden aan elkaar • son exposé était cousu de platitudeshet hangt erom • rien n'est encore décidéII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bevestigen] (sus)pendre♦voorbeelden:zijn jas aan de kapstok hangen • accrocher son manteau (au portemanteau) -
10 ik vertik het om mee te doen!
ik vertik het om mee te doen!je ne marche pas, mais pas du tout! -
11 vaarwater
♦voorbeelden:in iemands vaarwater komen, zitten • 〈 op zijn gebied〉 marcher sur les brisées de qn.; 〈 tegenwerken〉 se mettre sur le chemin de qn.blijf uit mijn vaarwater • 〈 kom mij niet te na〉 ne marche pas sur mes brisées; 〈 hinder mij niet〉 ne me mets pas de bâtons dans les roues -
12 vertikken
♦voorbeelden:de motor vertikt het • le moteur refuse de partirik vertik het om mee te doen! • je ne marche pas, mais pas du tout! -
13 viezigheid
♦voorbeelden:1 je leest die viezigheid toch niet? • tu ne lis quand même pas ces cochonneries?trap niet in die viezigheid! • ne marche pas dans la crotte! -
14 als hij niet meewerkt, hang je
als hij niet meewerkt, hang jes'il ne marche pas, tu es fichu -
15 daar krijg je me niet voor
daar krijg je me niet voor -
16 dat verdom ik te enen male!
dat verdom ik te enen male!je ne marche pas, ça non! -
17 hap toch niet zo!
hap toch niet zo!ne marche pas si facilement! -
18 happen
1 mordre♦voorbeelden:hij hapt altijd dadelijk • il mord toujours à l'hameçonhap toch niet zo! • ne marche pas si facilement!die hond hapt naar alles • ce chien happe toutnaar lucht happen • être essoufflé -
19 het gaat nog niet erg voorspoedig
het gaat nog niet erg voorspoedigDeens-Russisch woordenboek > het gaat nog niet erg voorspoedig
-
20 het werk wil niet vlotten
het werk wil niet vlotten
См. также в других словарях:
Marche pas sur mes lacets — est un film de Max Pécas réalisé en 1977. Sommaire 1 Synopsis 2 Fiche technique 3 Distribution 4 Lien externe … Wikipédia en Français
marche — 1. marche [ marʃ ] n. f. • 1080; germ. °marka ♦ Anciennt Province frontière d un État, et spécialt District militaire établi sur une frontière. Les marches de Lorraine. marche 2. marche [ marʃ ] n. f. • 1359; de marcher I ♦ Endroit où se pose le… … Encyclopédie Universelle
marché — 1. marche [ marʃ ] n. f. • 1080; germ. °marka ♦ Anciennt Province frontière d un État, et spécialt District militaire établi sur une frontière. Les marches de Lorraine. marche 2. marche [ marʃ ] n. f. • 1359; de marcher I ♦ … Encyclopédie Universelle
PAS — n. m. Le mouvement que fait une personne ou un animal en mettant un pied devant l’autre pour marcher. Le pas d’un homme. Le pas d’un enfant. Le pas d’un cheval. Il s’arrêtait à chaque pas. Il marchait à petits pas, à grands pas, à pas lents.… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
pas — I. PAS. s. m. Le mouvement d un animal mettant un pied devant l autre pour marcher. Le pas d un homme. le pas d un cheval. le pas d un lion. petit pas, grand pas. faire un pas. il ne s en remueroit pas d un pas. à tous les pas qu il fait, il s… … Dictionnaire de l'Académie française
PAS — s. m. Le mouvement que fait une personne ou un animal en mettant un pied devant l autre pour marcher. Le pas d un homme. Le pas d un enfant. Le pas d un cheval. Petit pas. Grand pas. Faire un pas. Il s arrêtait à chaque pas. À tous les pas qu il… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
MARCHÉ DU TRAVAIL — Le marché du travail, en système capitaliste, contribue, avec les institutions qui s’y rattachent et les comportements individuels et collectifs qui y opèrent, à former le prix du travail et à établir un équilibre entre l’offre et la demande… … Encyclopédie Universelle
marché — 1. (mar ché) s. m. 1° Vente, achat de ce qui se débite dans un lieu déterminé. Le marché n a rien valu aujourd hui. • Quand j aurai l honneur de vous faire parvenir mes rêveries, qui ne sont pas encore tout à fait prêtes, je ferai avec vous… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Marche Au Hasard — Marche aléatoire Trois marches aléatoires (indépendantes) isotropes sur le réseau ; 10 000 pas. En mathématiques et en physique théorique, une marche au hasard est un modèle mathématique d un système possédant une dynamique… … Wikipédia en Français
Marche au hasard — Marche aléatoire Trois marches aléatoires (indépendantes) isotropes sur le réseau ; 10 000 pas. En mathématiques et en physique théorique, une marche au hasard est un modèle mathématique d un système possédant une dynamique… … Wikipédia en Français
Marche Des Fiertés — Gay Pride à Grosseto en Italie (2004) La Marche des fiertés, s est d abord appelée Gay Pride, puis la Lesbian Gay Pride, puis LGBT[1] … Wikipédia en Français