-
21 уважение
ngener. aanzien, consideratie, konsideratie, waardering, achting, eerbied, eerbiedigheid, eerbiediging, ergens eer mee inleggen, inachtneming (к обычаям), ontzag, pieteit, respect, reverentie -
22 ушивать
vgener. inleggen, innaaien -
23 candy
n. snoep, zoetigheid--------v. in suiker leggen; konfijtencandy1[ kændie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: candies〉————————candy2〈werkwoord; candied〉 -
24 pickle
-
25 put on
aankleden; opladen; voorwenden, aannemenput on8 in werking/beweging stellen ⇒ aandoen 〈 licht〉; aanzetten 〈radio e.d.〉; opzetten 〈 plaat, fluitketel〉♦voorbeelden:put on an accent • een accent aannemenput on airs • zich een air gevenput on speed • sneller/harder gaanput on weight/flesh • aankomen, zwaarder wordenput on years • ouder gaan lijkenwho put the police on to me? • wie heeft de politie op mijn spoor gezet?he put me on to this vacancy • hij bracht me van deze vacature op de hoogte -
26 thread
n. draad, lont; (in computers) een serie Internet artikelen die over een bepaald onderwerp gaan; (in computers) het uitvoeren van een bepaalde procedure, onderdeel van een applicatie--------v. de draad steken in; aanrijgen; manoeuvreren doorthread1[ θred] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 garen♦voorbeelden:take up/pick up the threads • de draad weer opnemen————————thread2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
27 negotiation fee
behandelingstarief (tarief voor inleggen van gelden, tarief voor het behandelen van bankactiviteit voor een ander door bank) -
28 withdrew checks
nam cheques op (ontving geld door het inleggen van cheques) -
29 confire
-
30 miser
-
31 dédoubler
dédoubler [deedoeblee]♦voorbeelden:dédoubler un train • een extra trein inleggen♦voorbeelden:2 je ne peux pas me dédoubler • ik kan niet twee dingen tegelijk doen, op twee plaatsen tegelijk zijn -
32 dédoubler un train
dédoubler un train -
33 encarter
encarter [ãkaartee]〈 werkwoord〉 -
34 incruster
incruster [ẽkruustee]2 met ketelsteen, kalkaanslag bedekken -
35 deponé
afgeven [v], deponeren [v], in bewaring geven [v], inleggen -
36 depositá
afgeven [v], deponeren [v], in bewaring geven [v], inleggenDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > depositá
-
37 to thread
aanrijgendoorrijgeninleggenrijgen -
38 bevara
1) vertogen2) betogen3) inmaken4) inleggen5) konfijten -
39 bibehålla
1) inleggen2) vertogen3) konfijten4) inmaken5) betogen -
40 konservera
1) bergen2) inleggen3) behouden4) inmaken5) bewaren
Страницы
См. также в других словарях:
inleggen — Krummhörn / Upleward • einlegen, konservieren; einsargen … Plattdeutsch-Hochdeutsch