-
21 anders
I 〈 bijwoord〉2 [op andere tijden] normally3 [in andere omstandigheden] otherwise♦voorbeelden:ik denk er anders over dan zij • I disagree with her thereanders gezegd, … • in other words …het is (met mij) anders gegaan dan ik dacht • things turned out differently than I had expectedhet kan niet anders dan dat ze ziek is • she must be illik kan niet anders zeggen dan … • all I can say is …in jouw geval liggen de zaken anders • in your case things are different(zo is het) en niet anders • that's the way it iswe doen het zo en niet anders • we'll do it this way and no otherde zakenman, anders dan de werknemer, moet aan winst denken • the businessman, unlike the employee, has to consider the profits2 anders zit ik nu aan mijn bureau • normally, I'd be sitting at my desk nownet als anders • the same as everniet meer zo vaak als anders • less often than usual4 waarom zou hij anders zo koppig zijn? • why else should he be so stubborn?verwacht je regen? daar ziet het anders niet naar uit • do you expect rain? it doesn't look like it, though6 wat kon ik anders (doen) (dan …)? • what else could I do (but …)anders niets? 〈 bijvoorbeeld in winkel〉 • will that be all?ga nergens anders heen! • don't go anywhere elseII 〈bijvoeglijk naamwoord; alleen predicatief〉♦voorbeelden:1 iemand/niemand/niets/iets/wat anders • somebody/nobody/nothing/something elsemooi is anders • it is not what I'd call beautifulnog iets anders? • anything else?over iets anders beginnen (te praten) • change the subjecter zit niets anders op dan … • there is nothing for it but to …dat is heel wat anders/iets heel anders • that's quite a different matterhet is (nu eenmaal) niet anders • that's (just) the way it ishet is belachelijk maar het is niet anders • it's ridiculous but there it ishet kan niet anders dan goed zijn • it can only be rightniemand anders dan hij • no one but him -
22 brand
1 [vertering door vuur] fire♦voorbeelden:er is brand uitgebroken • a fire has startedbrand stichten • commit arsonin brand staan • be on fireiets in brand steken • set something on fire, set fire to somethinger is brand! • (there's a) fire!brand meester • fire under control -
23 dienst
1 [het dienen (voor/door een openbare instelling)] service2 [leger, religie] service3 [het verrichten van werkzaamheden] duty♦voorbeelden:gewone, buitengewone dienst • revenue/capital accountzich in dienst stellen van • place oneself in the service ofin dienst treden • 〈 zeer hoge positie aanvaarden〉 take up office; 〈 gewoon beginnen〉 officially start one's jobik ben een maand geleden in dienst getreden bij Van Dale als redacteur • a month ago I joined Van Dale as an editorin dienst nemen • take on, engagedienst nemen, in dienst gaan • enlist, join the armyin dienst zijn • do one's military serviceik heb morgen geen dienst • I am off duty tomorrowhij heeft van 8 tot 12 dienst • he is on duty from 8 till 12de lift is buiten dienst • the lift is out of orderiemand een goede dienst bewijzen • do someone a good turnje kunt me een dienst bewijzen • you can do me a favourzijn diensten uitbreiden • extend one's servicesde ene dienst is de andere waard • one good turn deserves another6 in vaste/tijdelijke dienst zijn • hold a permanent/temporary appointmentiemand de dienst opzeggen • give someone noticeiemand in dienst hebben • employ someonein dienst zijn bij iemand • be in someone's servicein dienst van een bedrijf • in the pay of a company¶ dienst doen (als) • serve (as/for)gooi dat niet weg, het kan nog wel eens dienst doen • don't throw that away, it might come in useful some dayde dienst uitmaken • run the show, call the shotsin dienst van het vaderland • in the service of the countrytot uw dienst • you're welcomewij staan geheel tot uw dienst • we are entirely at your serviceiemand van dienst zijn met • be of service to someone withwat is er van uw dienst? • what can I do for you?kan ik u van dienst zijn? • can I help you?; 〈 in winkel ook〉 are you being served? -
24 hijsen
♦voorbeelden:de vlag (in top) hijsen • hoist/run up the flagzich uit een stoel hijsen • heave oneself out of a chair1 [(veel) drinken] booze♦voorbeelden: -
25 iemand in/uit zijn jas helpen
iemand in/uit zijn jas helpenhelp someone into/out of his coatVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in/uit zijn jas helpen
-
26 iemand uit de brand helpen
iemand uit de brand helpenhelp someone out; bridge/tide someone over 〈 bij geldnood〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand uit de brand helpen
-
27 iemand uit het moeras helpen
iemand uit het moeras helpenhelp someone out of the morass/(quag)mireVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand uit het moeras helpen
-
28 iemand uit medelijden helpen
iemand uit medelijden helpenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand uit medelijden helpen
-
29 iemand uit/in zijn jas helpen
iemand uit/in zijn jas helpenhelp someone out of/into his coatVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand uit/in zijn jas helpen
-
30 jas
-
31 materieel
materieel1〈 het〉♦voorbeelden:met zwaar materieel uitrukken • turn out with heavy equipmentrollend materieel • rolling stock————————materieel21 material♦voorbeelden:materiële hulp bieden • give material helpmateriële schade • material damage, loss of property -
32 medelijden
♦voorbeelden:heb medelijden (met) • have mercy (upon)om medelijden mee te hebben • pitiable, to be pitiedmedelijden met iemand/zichzelf hebben • feel sorry for someone/oneselfwe kregen medelijden met hem • we began to feel sorry for himiemand uit medelijden helpen • help someone out of pityzonder medelijden • merciless -
33 moeras
♦voorbeelden:2 iemand uit het moeras helpen • help someone out of the morass/(quag)mire -
34 moeten
moeten1〈 het〉♦voorbeelden:————————moeten2I 〈 hulpwerkwoord〉2 [verplicht zijn, zich verplicht voelen] must ⇒ have to, 〈 voorwaardelijke wijs, of milder〉 should, 〈 voorwaardelijke wijs, of milder〉 ought to♦voorbeelden:1 wat moet ik beginnen zonder jou? • what would I do without you?ik moet er niet aan denken wat het kost • I hate to think what it costsmoeten jullie niet eten? • don't you want to eat?wie moest jij hebben? • who did you want (to see/to speak to)?ik moet er niets van hebben • I don't want to know/to have anything to do with itdat moet ik nog zien • I'll have to seehij moest en zou het hebben • he had to have it〈 informeel〉 wat moet je? • what do you want?〈 informeel〉 wat moet dat? • what's all this about?wat moeten jullie hier? • what are you doing here?wat moest hij van jou? • what did he want from/with you?wat moet dat speelgoed hier? • what are those toys doing here?en toen moest hij zo nodig een vreselijk dure auto kopen • and then he had to go and buy this amazingly expensive carhet huis moet nodig eens geschilderd worden • the house wants re-painting2 ik moet zeggen, dat … • I must say/have to say that …of het moest zijn … • unless it be …moet u nog ver (gaan)? • have you still got a long way to go?3 dat moet je nog eens doen (als je durft)! • do that again (if you dare)!dat moet gezegd (worden) • it has to be saidmoet je eens horen • listen (to this)moet kunnen! • no problem!ik moest dat maar vergeten • I had better/best forget itde trein moet om vier uur vertrekken • the train is due to leave at four o'clockje moest eens weten … • if only you knew …dat moet jij (zelf) weten • it's up to youhet moet al heel slecht weer zijn, wil hij thuis blijven • the weather's got to be pretty bad for him to stay homeje moet vrouw zijn om zoiets te doen • it takes a woman to do something like thatik moet morgen in Utrecht zijn • I'm due in/have (got) to be in Utrecht tomorrowik moet (zo) nodig • I've got to go!hoe moeten we nu verder? • where do we go from here?moet je nu al weg/ervandoor? • are you off already?zo moet (je) het niet (doen) • that's not the way to do ithet is gedaan zoals het moet • it has been done properly/as it shouldals het moet, dan … • if it can't be avoided, then …ze moet er nodig eens uit • she needs a day outik moest wel lachen • I couldn't help laughinghet heeft zo moeten zijn • it had to be/happen (like that)als het moet • if it mustwat moet, dat moet • what must be must bewaar moet dat heen (met die drugs)? • what's the world coming to (with these drugs)?aan een bril moeten • need glassesdat schilderij moet de koningin voorstellen • that painting's supposed to represent the Queenze moet erg rijk zijn • she is said to be very richwat moet dat voorstellen? • what's that supposed to be?1 [mogen, believen] like♦voorbeelden: -
35 roepen
2 [oproepen] call♦voorbeelden:schande roepen over iets • be outraged by somethingeen roepende in de woestijn • a voice (crying) in the wildernessvelen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren • many are called, but few are chosenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [in een toestand brengen; door roepen wekken] call3 [bij opbod verkopen] auction (off)♦voorbeelden:1 een dokter/de politie roepen • call a doctor/the policeiemand op het matje roepen • carpet someonede ober roepen • call the waiteriemand voor de rechter roepen • summons someoneje komt als geroepen • (you're) just the person we needik zal je om zeven uur roepen • I'll call you at seven♦voorbeelden:2 om hulp roepen • call/cry (out) for helpdat kind roept om zijn moeder • the child is calling for its mother -
36 stuk
stuk1〈 het〉1 [deel] piece ⇒ part, fragment, 〈 land〉 lot, length 〈 stof, plank, koord〉 〈ook → link=stukje stukje〉2 [(grote) hoeveelheid] lot7 [document] document, paper10 [muziekstuk] piece (of music)13 [gestalte] stature, build♦voorbeelden:1 stukken en brokken • bits and pieces, odds and endsiets in stukken snijden • cut something up (into pieces)een stuk met iemand meelopen • accompany someone part of the way〈 figuurlijk〉 werken dat de stukken er af vliegen • work with a vengeance/at full tiltiets aan stukken slaan/gooien • knock/smash something to piecesiets in stukken scheuren • tear something to pieceshet perceel werd in drie stukken verdeeld • the parcel was divided into three lotseen stuk uit een boek voorlezen • read a passage/section from a book〈 figuurlijk〉 een man uit één stuk • a man of character/of honour, salt of the earthuit één stuk vervaardigd • made in/of one pieceeen goed stuk werk • a fine piece of workeen stuk beter • much/a lot betterstukken beter • quite a lot/far bettermijn klas is een heel stuk voor • my class is well aheadzij is een stuk afgeslankt • she has lost quite a bit of weightdat zou ons een stuk verder brengen • that would help us a lotiets/iemand met stukken slaan • defeat someone/something by a large marginop geen stukken na • not by a long way/shot/ 〈 Brits-Engels ook〉chalk, not nearly3 een stuk gereedschap • a piece of equipment, a tooleen stuk speelgoed • a toyeen groot stuk zeep • a large cake/tablet of soapsigaren van twee gulden per stuk • cigars of two guilders each/apiece/a pieceper stuk verkopen • sell by the piece/singlystuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • the parts were replaced one by onehet zijn stuk voor stuk deugnieten • they're rascals, every one of themtwintig stuks vee • twenty head of cattlevier stuks bagage • four pieces of luggageeen stuk of tien appels • about ten/ten or so apples4 aangetekend stuk • registered mail/letter/item5 een lekker stuk • a nice bit of skirt/stuff/crumpetiets met de stukken kunnen bewijzen • have documents to prove something11 een stuk in een broek zetten • patch a pair of trousers/ Apantshij had stukken op zijn ellebogen • he had elbow patches〈 informeel〉 een raar stuk vreten • a rum customer, a right one13 klein van stuk • small, of small stature, shortstukken aan toonder • bearer securities¶ op zijn stuk blijven staan • hold one's ground, stick to one's gunsvan zijn stuk raken • lose one's head, be put off one's balanceiemand van zijn stuk brengen • unsettle/unnerve/disconcert someoneeen stuk in de kraag hebben • be tight/plasteredop het stuk van … • as far as … is concerned————————stuk21 [aan stukken] apart, to pieces3 [onder de indruk, ingenomen met] impressed (by)♦voorbeelden:het kopje viel stuk • the cup fell to pieces/fell and brokeiets stuk maken • break/ruin something -
37 uitkomst
1 [einde] outcome ⇒ (final/net) result2 [redding] way out, solution ⇒ relief♦voorbeelden:2 uitkomst brengen • relieve, bring help/reliefzo'n magnetron is echt een uitkomst • this microwave is a perfect godsend3 de uitkomsten van een onderzoek • the results/outcome of an investigation
- 1
- 2
См. также в других словарях:
help out — help someone, lend a hand The Wongs are good neighbors always willing to help out … English idioms
help out — verb be of help, as in a particular situation of need (Freq. 1) Can you help out tonight with the dinner guests? • Hypernyms: ↑help, ↑assist, ↑aid • Verb Frames: Somebody s * * * … Useful english dictionary
help out — phrasal verb [intransitive/transitive] Word forms help out : present tense I/you/we/they help out he/she/it helps out present participle helping out past tense helped out past participle helped out mainly spoken to help someone, especially by… … English dictionary
help out — PHRASAL VERB If you help someone out, you help them by doing some work for them or by lending them some money. [V P with n] I help out with the secretarial work... [V n P] All these presents came to more money than I had, and my mother had to… … English dictionary
help out — {v.} 1. To be helpful or useful; help sometimes or somewhat. * /Mr. Smith helps out with the milking on the farm./ * /Tom helps out in the store after school./ 2. To help (someone) especially in a time of need; aid; assist. * /Jane is helping out … Dictionary of American idioms
help out — {v.} 1. To be helpful or useful; help sometimes or somewhat. * /Mr. Smith helps out with the milking on the farm./ * /Tom helps out in the store after school./ 2. To help (someone) especially in a time of need; aid; assist. * /Jane is helping out … Dictionary of American idioms
help\ out — v 1. To be helpful or useful; help sometimes or somewhat. Mr. Smith helps out with the milking on the farm. Tom helps out in the store after school. 2. To help (someone) especially in a time of need; aid; assist. Jane is helping out Mother by… … Словарь американских идиом
To help out — Help Help (h[e^]lp), v. t. [imp. & p. p. {Helped} (h[e^]lpt) (Obs. imp. {Holp} (h[=o]lp), p. p. {Holpen} (h[=o]l p n)); p. pr. & vb. n. {Helping}.] [AS. helpan; akin to OS. helpan, D. helpen, G. helfen, OHG. helfan, Icel. hj[=a]lpa, Sw. hjelpa,… … The Collaborative International Dictionary of English
To help out — Help Help, v. i. To lend aid or assistance; to contribute strength or means; to avail or be of use; to assist. [1913 Webster] A generous present helps to persuade, as well as an agreeable person. Garth. [1913 Webster] {To help out}, to lend aid;… … The Collaborative International Dictionary of English
help out — verb To provide additional assistance … Wiktionary
help out — aid, assist; extricate, save … English contemporary dictionary