-
1 gelukkig
3 [voorspoedig] fortunate ⇒ 〈 in gelukwens vaak〉 happy, 〈 geslaagd〉 successful, 〈 geslaagd〉 prosperous♦voorbeelden:onder een gelukkig gesternte geboren zijn • have been born under a lucky stareen gelukkige keuze • a happy/felicitous choice3 gelukkig kerstfeest/nieuwjaar • happy/merry Christmas, happy New Yearzich/iemand gelukkig prijzen • consider oneself/someone fortunatevolmaakt gelukkig zijn • be perfectly happyII 〈 bijwoord〉3 [blijk gevend dat men zijn geluk geniet] happily♦voorbeelden:2 gelukkig was het nog niet te laat • luckily/fortunately it wasn't too lategelukkig! • thank goodness! -
2 blij
adj. glad, happy, joyous, pleased--------adv. gladly, happily -
3 blijmoedig
adj. cheerful, happy, glad, joyful--------adv. gladly, cheerfully, happily -
4 dolgraag
adv. with pleasure, willingly, happily, gladly, with great desire -
5 gelukkig
adj. happy, joyful, blissful; lucky, fortunate--------adv. happily, joyfully; luckily, fortunately -
6 en zij leefden nog lang en gelukkig
en zij leefden nog lang en gelukkigVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > en zij leefden nog lang en gelukkig
-
7 gehuwd
〈 formeel〉♦voorbeelden: -
8 gelukkig gehuwd zijn
gelukkig gehuwd zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > gelukkig gehuwd zijn
-
9 gelukkigerwijs
1 fortunately, happily, luckily -
10 genoeglijk
♦voorbeelden: -
11 hij komt rustig een uur te laat
hij komt rustig een uur te laathe quite happily/cheerfully comes an hour lateVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij komt rustig een uur te laat
-
12 lang
2 [geruime/een bepaalde tijd durend] long3 [met betrekking tot vloeistoffen] weak♦voorbeelden:een lange vent • a tall guyin het lang zijn • wear a long dresshet is zo lang als het breed is • it's as broad as it's longhij heeft zijn leven lang armoe geleden • he lived a life of povertyheel de zomer lang • all summer long, throughout the summerde tijd valt me lang • time drags/is hanging heavy on my handsII 〈 bijwoord〉2 [gedurende een bepaalde tijd] long♦voorbeelden:lang duren • take a long time, last long/a long timeze leefden lang en gelukkig • they lived happily ever afterlang zal hij leven! • for he's a jolly good fellow!hij maakt het niet lang meer • he won't last much longerlang meegaan • last (a long time)lang opblijven • stay up lateje bent lang weggebleven! • you've been (out/away) a long time!al lang • for a long time (now)je had al lang weg moeten zijn • you should have (been) gone long agoik was al lang en breed thuis • I'd been home for ages (by then)we hebben het er lang en breed over gehad • we've talked about it at great lengthde kinderen zeurden net zo lang tot ze ja zei • the children kept on and on until she said yeslanger dan een jaar • (for) over a year, (for) more than a yearze bleven langer dan ons lief was • they stayed longer than we could have wished2 ik blijf geen dag langer • I won't stay another day/won't stay a day longerhet vriest niet langer • it's stopped freezingze kan niet langer wachten • she can't wait any longer/morehoe langer, hoe liever • the longer the betterdat kan zo niet langer • things can't go on like this3 dat weegt lang geen vier kilo • it weighs nowhere near four kilos, it doesn't weigh anywhere near four kilosdat smaakt lang niet slecht • it doesn't taste at all badhij is nog lang niet zo ver • he hasn't got as far as thatlang niet slecht/gek • not at all badze is lang niet zo groot als Jan • she's not nearly/she isn't anywhere near as tall as Janze waren lang niet allemaal aanwezig • by no means all of them were theredie zaal is lang niet groot genoeg • that room is nowhere/isn't anywhere near big enoughbij lange na niet • not by a long chalk, by no meansbij lange na niet zo goed, lang niet zo goed • not nearly as good -
13 leven
leven1〈 het〉3 [levensduur] life, lifetime5 [morele handel en wandel] life7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life♦voorbeelden:het leven begint bij 40 • life begins at 40zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's countryvoor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their liveszijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a threadde aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two peoplezo is het leven • that's lifedat kostte hem het leven • that killed him/cost him his lifehet leven laten/erbij inschieten • lose one's lifezijn leven loopt op een eind • his end is drawing nearhet leven schenken aan • give birth toiemand het leven schenken • spare someone's lifezijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter endzijn leven wagen • risk one's lifebij leven en welzijn • if all is welliets in leven houden • keep something alivenog in leven zijn • be still alivein leven blijven • stay/keep aliveiemand naar het leven staan • be after someone's bloodom het leven komen • lose one's life, be killediemand om het leven brengen • kill someoneop gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent deathhet leven van alle dag • everyday liferennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's lifezijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)als je leven je lief is • if you value your lifeeen organisatie in het leven roepen • set up an organizationtekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/natureuit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) lifezijn hele verdere leven • for the rest of his lifezijn leven slijten • spend one's daysdat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my lifevan zijn leven niet • never (in all my life)heb je van je leven! • well, I never!hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his lifevoor het leven benoemd • appointed for lifeeen lidmaatschap voor het leven • a life membershipvoor het leven getekend • marked for lifeiemand het leven zuur maken • make someone's life a miseryzijn eigen leven leiden • lead one's own life〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉een gemakkelijk leven hebben • have an easy lifeeen nieuw leven beginnen • turn over a new leafzijn leven beteren • mend one's wayszij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a miseryhoe staat het leven? • how's life?een losbandig leven leiden • lead a wild life6 mijn/hun leven lang • all my life/their livesbij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime7 het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private lifein het volle leven staan • be in touch with things10 een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firmleven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things goinger kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven upiets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again¶ een bruin leven • a good/an easy lifehij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for everde bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child————————leven22 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)3 [zich voeden] live on4 [zijn dagen doorbrengen] live5 [zich gedragen] live♦voorbeelden:mens, durf te leven • come on, live a littlehij heeft niet lang meer te leven • he has not long to liveeeuwig leven • live eternallyen zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever afterlanger leven dan iemand • outlive someonehaar ouders leven niet meer • her parents are no longer aliveleef je nog? • are you still alive?in leven en sterven • till death do us part〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul togetherhij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevensbij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to peoplewat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organizationmet deze man is/valt niet te leven • you can't live with that manin angst leven • live in fearmet iemand in vrede leven • live in peace with someonewe leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?naar iets toe leven • look forward to somethingstil gaan leven • retirezij leven langs elkaar heen • they have little to say to each othergoed kunnen leven • be comfortably offzij kan er goed van leven • she can live well from itzij moet ervan leven • she has to live on ithij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get byvan dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this tradeleve de koningin! • long live the Queen!deze romanpersonages leven • these characters are true to lifeweten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinkingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een leven leiden] live♦voorbeelden:1 een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life -
14 rustig
3 [niet haastig] steady4 [kalm] calm5 [niet luidruchtig/opdringerig] quiet♦voorbeelden:het water is rustig • the water's calmhet hart klopt rustig • the heart's beating evenly/regularlyrustig weer • calm weatherrustig en beheerst • cool, calm and collectedrustig antwoorden • answer calmlyblijft u rustig zitten • 〈 bij afscheid〉 please don't get up; 〈 veiligheidsmaatregel〉 please remain in your seatshij gaat rustig zijn gang • he goes about his business quietlyzich rustig houden • keep calmhij komt rustig een uur te laat • he quite happily/cheerfully comes an hour lateze zat rustig te lezen • she sat quietly readingrustig nou maar • take it easyhet rustig aan doen • take it easyrustig aan! • easy!, steady!je zou het wat rustiger aan moeten doen • you should take things a bit easieralles is rustig • everything's quieteen rustig gelegen huis • a house in quiet/peaceful surroundingsdaar kan ik rustig studeren • I can study there in peacehet is hier lekker rustig • it's nice and quiet hereII 〈 bijwoord〉1 [zonder bezwaar] safely♦voorbeelden:dat mag je rustig weten • I don't mind if you know this -
15 vergenoegd lachen
vergenoegd lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vergenoegd lachen
-
16 vergenoegd
♦voorbeelden:er vergenoegd uitzien • look content/cheerful/pleased -
17 ze is gelukkig getrouwd
ze is gelukkig getrouwdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ze is gelukkig getrouwd
-
18 ze leefden lang en gelukkig
ze leefden lang en gelukkigVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ze leefden lang en gelukkig
-
19 zij zaten genoeglijk bij elkaar
zij zaten genoeglijk bij elkaarVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij zaten genoeglijk bij elkaar
См. также в других словарях:
Happily — Hap pi*ly (h[a^]p p[i^]*l[y^]), adv. [From {Happy}.] 1. By chance; peradventure; haply. [Obs.] Piers Plowman. [1913 Webster] 2. By good fortune; fortunately; luckily. [1913 Webster] Preferred by conquest, happily o erthrown. Waller. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
happily — (adv.) mid 14c., by chance or accident, from HAPPY (Cf. happy) + LY (Cf. ly) (2). Meaning fortunate, lucky is late 14c.; that of appropriately is from 1570s. Happily ever after recorded by 1853 … Etymology dictionary
happily — [adv1] with joy, pleasure agreeably, blissfully, blithely, brightly, buoyantly, cheerfully, contentedly, delightedly, delightfully, devotedly, elatedly, enthusiastically, exhilaratingly, exultantly, freely, gaily, gladly, gleefully, graciously,… … New thesaurus
happily — hap|pi|ly [ˈhæpıli] adv 1.) in a happy way ▪ Michelle smiled happily. ▪ I m a happily married man. ▪ So she married the prince, and they lived happily ever after (=used at the end of children s stories to say that someone was happy for the rest… … Dictionary of contemporary English
happily — hap|pi|ly [ hæpıli ] adverb ** 1. ) in a happy way: Yes, he said, smiling happily. He and his wife are happily settled. 2. ) used when you are pleased about something: Happily, she wasn t injured in the crash. 3. ) in a willing way: I ll happily… … Usage of the words and phrases in modern English
happily */*/ — UK [ˈhæpɪlɪ] / US adverb 1) used when you are pleased about something Happily, she wasn t injured in the crash. 2) in a happy way Yes, he said, smiling happily. He and his wife are happily settled in their new home. 3) in a willing way I ll… … English dictionary
happily — [[t]hæ̱pɪli[/t]] ADV GRADED: ADV with cl You can add happily to a statement to indicate that you are glad that something happened. → See also happy Happily, his neck injuries were not serious... Happily, Lisa Martineau takes an opposite approach … English dictionary
happily — adverb 1 in a happy way: a happily married couple 2 (sentence adverb) fortunately: Happily, his injuries were not serious. 3 very willingly: I d happily go for you … Longman dictionary of contemporary English
happily — adverb 1) he smiled happily Syn: contentedly, cheerfully, cheerily, merrily, delightedly, joyfully, joyously, gaily, gleefully 2) I will happily do as you ask Syn: gladly, willingly … Thesaurus of popular words
happily — [ˈhæpɪli] adv 1) used when you are pleased about something Happily, nobody was injured.[/ex] 2) in a happy way He and his wife are happily settled in their new home.[/ex] 3) in a willing way I ll happily cook the dinner if you want me to.[/ex] … Dictionary for writing and speaking English
happily — adv. Happily is used with these adjectives: ↑engaged, ↑married, ↑occupied, ↑settled Happily is used with these verbs: ↑accept, ↑agree, ↑announce, ↑bark, ↑beam, ↑blend, ↑chat … Collocations dictionary