-
1 scuffle
n. knokpartij, schermutseling, handgemeen--------v. knokken, vechtenscuffle1[ skufl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 geslof————————scuffle2〈 werkwoord〉 -
2 affray
-
3 clinch
n. vaste greep, omklemming--------v. omklemming; omarming; knagel; schermutselingclinch1[ klintsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————clinch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 close with
-
5 dustup
-
6 wrestle
n. worsteling; worstelwedstrijd--------v. worstelen; handgemeen hebben[ resl]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 worstelen met/tegen♦voorbeelden: -
7 scuffle with soldiers
in handgemeen raken met soldaten
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский