-
1 goo
n. kleverig goedje; sentimentaliteit (sl.)[ goe:] -
2 Virgo
-
3 ago
-
4 alter ego
-
5 archipelago
n. Archipellen (groep van kleine eilanden)[ a:kippelləgoo] 〈meervoud: archipelagos of archipelagoes〉 -
6 argot
-
7 be going to
[ bie goo▪ing toe]1 van plan/zins zijn ⇒ plannen te2 gaan ⇒ zullen, op het punt staan te♦voorbeelden: -
8 cargo
-
9 ego
-
10 egoism
-
11 egoist
-
12 embargo
n. embargo--------v. embargoembargo1[ imba:goo] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: embargoes〉♦voorbeelden:lift/raise/remove an embargo • een embargo opheffenthese products are under an embargo • op deze producten rust een embargo————————embargo2〈 werkwoord〉1 een embargo leggen op ⇒ beslag leggen op; blokkeren -
13 ergo
-
14 escargot
-
15 farrago
-
16 forego
v. zich onthouden van, het zonder (iets) doenforego, forgo1 zich onthouden van ⇒ afstand doen van, het zonder (iets) doen♦voorbeelden: -
17 foregoing
-
18 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe -
19 goer
-
20 picturegoer
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Goo — is a term for a slimy, shapeless mass.Goo may also refer to: * Goo (programming language), a programming language in the Lisp family * goo (search engine), a Japanese web search engine * Gasper goo, a North American fish * Grey goo, a… … Wikipedia
Goo — Студийный альбом … Википедия
Goo — Saltar a navegación, búsqueda goo, que debe ser escrito en minúsculas, es un motor de búsqueda de Internet y un portal de Internet ubicado en Japón que indexa contenidos principalmente en japonés. goo es operado por la empresa de… … Wikipedia Español
goo — «goo» redirige aquí. Para otras acepciones, véase Goo (álbum). goo, que debe ser escrito en minúsculas, es un motor de búsqueda de Internet y un portal de Internet ubicado en Japón que indexa contenidos principalmente en japonés. goo es operado… … Wikipedia Español
goo|ey — «GOO ee», adjective, goo|i|er, goo|i|est. Slang. 1. like goo; sticky; viscid: »gooey asphalt, gooey frosting … Useful english dictionary
goo — [gu:] n [U] informal [Date: 1900 2000; Origin: Perhaps from glue] an unpleasantly sticky substance →↑gooey ▪ My washbag s covered in goo … Dictionary of contemporary English
Goo — (Ooster u. Wester G.), Name zweier der drei Bezirke der Provinz Friesland unter der holländischen Republik … Pierer's Universal-Lexikon
goo — [ gu ] noun uncount INFORMAL any thick sticky unpleasant substance … Usage of the words and phrases in modern English
goo — (n.) 1903, Amer.Eng., of obscure origin, probably a back formation from GOOEY (Cf. gooey) … Etymology dictionary
goo — [n] sticky substance crud*, glop, gook*, guck*, gunk*, muck, ooze, sludge, slush, yuck*; concept 260 … New thesaurus
goo — ► NOUN informal 1) a sticky or slimy substance. 2) sickly sentiment. ORIGIN perhaps from burgoo, a nautical slang term for porridge, from a Persian word meaning bruised grain … English terms dictionary