-
1 gewachsen
gewachsen♦voorbeelden:¶ jemandem, einer Sache gewachsen sein • tegen iemand, iets opgewassen zijn -
2 darüber ist längst Gras gewachsen
dat is allang vergeten, allang in het vergeetboek geraaktWörterbuch Deutsch-Niederländisch > darüber ist längst Gras gewachsen
-
3 das ist mir ans Herz gewachsen
das ist mir ans Herz gewachsenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das ist mir ans Herz gewachsen
-
4 das ist nicht in seinem Garten gewachsen
das ist nicht in seinem Garten gewachsenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > das ist nicht in seinem Garten gewachsen
-
5 er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsen
er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsen
-
6 hoch gewachsen
rijzig, uit de kluiten gewassen -
7 nicht auf jemandes Mist gewachsen sein
nicht auf jemandes Mist gewachsen seinWörterbuch Deutsch-Niederländisch > nicht auf jemandes Mist gewachsen sein
-
8 sie ist gut gewachsen
-
9 Schnabel
Schnabel〈m.; Schnabels, Schnäbel〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 reden, sprechen, wie einem der Schnabel gewachsen ist • er (vrij) op los praten¶ 〈 spreekwoord〉 jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist • elk vogeltje zingt zoals het gebekt is -
10 wachsen
wachsen11 groeien, groter worden 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ wassen, toenemen, stijgen♦voorbeelden:der Mond wächst • het is wassende maansie ist gut gewachsen • zij heeft een goed figuurnoch im Wachsen (begriffen) sein • nog in de groei, aan 't groeien zijn————————wachsen2〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉 -
11 Garten
Garten〈m.; Gartens, Gärten〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 quer durch den Garten • 〈 (a) figuurlijk〉van alles (wat), kriskras door elkaar; 〈 (b) schertsend〉 allerlei groentedas ist nicht in seinem Garten gewachsen • dat komt niet uit zijn koker -
12 Gras
〈o.; Grases, Gräser〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 das Gras von unten besehen, betrachten • de wereld van de andere kant bekijken 〈 vanuit het graf〉¶ wo er hinhaut, da wächst kein Gras mehr! • als hij toeslaat, is het raak!darüber ist längst Gras gewachsen • dat is allang vergeten, allang in het vergeetboek geraaktüber eine Sache Gras wachsen lassen • ergens gras over laten groeien -
13 Herz
〈o.; Herzens, Herzen〉♦voorbeelden:jemandes Herz höher schlagen lassen • iemands hart feller doen kloppen (van verwachting)schweren Herzens • met een bezwaard gemoeder hat ein weiches Herz • hij is weekhartigein Herz für jemanden haben • hart voor iemand hebbendas Herz in die Hand nehmen • al zijn moed bijeengarenjemandem rutscht das Herz in die Hose • iemand zakt de moed in de schoenendas Herz war ihm schwer • hij was verdrietig, vol zorgendas liegt mir sehr am Herzen • dat gaat me erg ter hartejemandem etwas ans Herz legen • iemand iets op het hart bindendas ist mir ans Herz gewachsen • dat is mij zeer dierbaaraus seinem Herzen keine Mördergrube machen • van zijn hart geen moordkuil makenaus tiefstem Herzen • uit het diepst van het hartdas ist mir aus dem Herzen gesprochen • dat is mij uit het hart gegrepenjemanden ins, in sein Herz schließen • veel van iemand gaan houdendiese Worte schnitten ihm ins Herz • deze woorden griefden hem zeermit halbem Herzen • halfhartigetwas nicht übers Herz bringen • iets niet over z'n hart verkrijgenmir wurde bang ums Herz • het werd me bang te moedeseinen Kummer vom Herzen reden • zijn verdriet helemaal uitpratenein Herz und eine Seele sein • onafscheidelijk zijn, één van hart en ziel zijn -
14 Kopf
〈m.; Kopf(e)s, Köpfe〉3 hoofd, kop ⇒ wil, zin7 hoofd, kop ⇒ titel, opschrift8 hoofd, kop ⇒ begin(stuk), boveneinde♦voorbeelden:sich die Köpfe heiß reden • heftig discussiërenKopf und Kragen riskieren • alles op het spel zetten〈 informeel〉 Kopf hoch! • kop op!die Menge stand Kopf an Kopf • je kon over de hoofden lopen〈informeel; schertsend〉 jemandem auf den Kopf spucken können • een stuk groter zijn dan iemand andersalles auf den Kopf stellen • (a) de hele zaak door elkaar halen; (b) de hele zaak verkeerd voorstellender Ruhm ist ihm in den Kopf gestiegen • de roem is hem naar het hoofd gestegenmit seinem Kopf für etwas einstehen • volledig voor iets instaanmit bloßem Kopf • blootshoofdspro Kopf • per persoon, per hoofd〈 figuurlijk〉 er ist seinen Eltern über den Kopf gewachsen • hij laat zich niks meer vertellen door zijn oudersbis über den Kopf in Schulden stecken • tot over de oren in de schulden stekenvon Kopf bis Fuß • van top tot teender Erfolg ist ihm zu Kopf gestiegen • het succes is hem naar het hoofd gestegen〈informeel; schertsend; figuurlijk〉 jemandem den Kopf zwischen die Ohren setzen • iemand op zijn nummer zettenKopf oder Zahl • kruis of munteinen kühlen Kopf bewahren • het hoofd koel houdenseinen Kopf aufsetzen • per se zijn zin willen hebbenseinen Kopf durchsetzen • zijn zin doordrijvendanach steht mir der Kopf nicht • daar heb ik geen zin in〈 figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 etwas durch den Kopf gehen lassen • zijn gedachten over iets laten gaanim Kopf rechnen • uit het hoofd (uit)rekenen4 die Besatzung war 100 Köpfe stark • de bemanning telde, bestond uit 100 koppen -
15 Mist
〈m.; Mist(e)s〉2 〈informeel; pejoratief〉rommel, troep, rotzooi3 〈informeel; pejoratief〉onzin, nonsens4 〈informeel; pejoratief〉toestand, gedoe, gelazer♦voorbeelden:4 Mist bauen • slecht werk leveren, er een puinhoop van makenso ein Mist! • wat een toestand, ellende!〈 informeel〉 Mist machen • drukte, ophef maken -
16 Vogel
Vogel〈m.; Vogels, Vögel〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 friss, Vogel, oder stirb! • kiezen of delen!der Vogel ist auf den Leim, ins Garn gegangen • nu is hij, zij erin gelopen〈 spreekwoord〉 jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist • elk vogeltje zingt zoals het gebekt isjemandem den Vogel zeigen • met de vinger naar z'n voorhoofd wijzen -
17 hoch
〈 höher, (am) höchst(en)〉♦voorbeelden:das Meer geht hoch • er staan hoge golven op zeehoch gewachsen • rijzig, uit de kluiten gewasseneine hohe Strafe • een strenge strafhoch begabte Schüler • hoogbegaafde leerlingen, scholierenhoch besteuerte Einkommen • hoog aangeslagen inkomsteneine hoch dotierte Stellung • een goedbetaalde functiehoch empfindlich • uiterst gevoelighoch geehrt, geschätzt • zeer geëerd, gewaardeerdhoch verschuldet • diep in de schuldhoch achten, schätzen • hoogachten, zeer waardereneine höhere Schule • school voor vwo〈 figuurlijk〉 hoch gestellte, stehende Persönlichkeiten • hooggeplaatste, hoogstaande persoonlijkhedenhoch hinauswollen • hogerop willen komenhoch und heilig versprechen • plechtig belovener war schon hoch • hij was al uit de veren, op -
18 singen
singen♦voorbeelden:dieses Lied singt sich leicht • dit lied zingt gemakkelijkmir singt das Blut in den Ohren • mijn oren suizennach Noten singen • op noten zingendas Gedicht singt von der Liebe • het gedicht bezingt de liefdezur Gitarre singen • bij de gitaar zingen〈 spreekwoord〉 jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist • elk vogeltje zingt zoals het gebekt is
См. также в других словарях:
gewachsen — gewachsen … Deutsch Wörterbuch
Gewachsen — Gewachsen, adv. S. Wachsen … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
gewachsen — gewachsen:1.〈vomKörpergesagt:inbestimmterWeiseentwickelt〉umg:gebaut–2.g.sein|jmdm.|:〈einenVergleichod.Kampfmitjmdm.bestehen〉esaufnehmen[können]|mit|·sichmessenkönnen|mit|♦umg:fertigwerden|mit| … Das Wörterbuch der Synonyme
gewachsen — ge·wạch·sen [ ks ] 1 Partizip Perfekt; ↑wachsen 2 Adj; jemandem gewachsen fähig, mit jemandem auf einem bestimmten Gebiet (körperlich oder geistig) mitzuhalten: Seinen Konkurrenten war er nicht gewachsen 3 Adj; etwas (Dat) gewachsen fähig, eine… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
gewachsen — ge|wach|sen [gə vaksn̩]: in der Wendung jmdm., einer Sache gewachsen sein: mit jmdm., etwas fertigwerden können, zum Widerstand gegen jmdn. bzw. zur Bewältigung von etwas fähig sein: seinem Gegner, einem Redner, einem Problem, der Situation… … Universal-Lexikon
gewachsen — ge|wạch|sen; jemandem, einer Sache gewachsen sein; gewachsener Boden; vgl. 1wachsen … Die deutsche Rechtschreibung
gewachsen sein — durchhalten; bleiben; überleben; standhalten; fortleben; fortdauern; fortbestehen; überdauern; weiter bestehen; sich behaupten; sich halten; … Universal-Lexikon
Jemandem ans Herz gewachsen sein — Wenn uns jemand ans Herz gewachsen ist, dann ist er uns besonders lieb geworden, steht uns besonders nahe: Schon nach kurzer Zeit war ihnen das Kind, das sie adoptiert hatten, ans Herz gewachsen. In Wolfdietrich Schnurres Roman »Als Vaters Bart … Universal-Lexikon
Jemandem \(oder: einer Sache\) gewachsen sein — Wer einer Person oder Sache gewachsen ist, kann sich mit der betreffenden Person messen, ist in der Lage, die betreffende Sache zu bewältigen: Bei unserem neuen Projekt wird sich zeigen, ob er auch größeren Anforderungen gewachsen ist. Sie ist… … Universal-Lexikon
(Nicht) auf jemandes Mist gewachsen sein — [Nicht] auf jemandes Mist gewachsen sein Mist war früher das wichtigste Düngemittel in der Landwirtschaft. Ein Bauer brauchte für die Düngung seiner Felder keinen fremden Mist zu kaufen, seine Produkte waren auf eigenem Mist gewachsen. Im… … Universal-Lexikon
Gegen jemanden \(oder: etwas\) ist kein Kraut gewachsen — Die Redewendung bezieht sich auf den Gebrauch von Kräutern als Heilmittel. Bevor es chemisch hergestellte Arzneien gab, konnte man gegen eine Krankheit nichts machen, wenn es kein Heilkraut gab, um sie damit zu kurieren. Die Wendung wird… … Universal-Lexikon