-
1 bourdonnement
bourdonnement [boerdonmã]〈m.〉1 gegons ⇒ gebrom, gemompel♦voorbeelden:bourdonnement de ruche • gezoem van een bijenkorfmgebrom, gezoem -
2 grondement
grondement [grõdmã]〈m.〉♦voorbeelden:m1) gebrom, gegrom2) gebulder [kanon] -
3 мурлыканье
gesnor, gespin, gebrom -
4 ворчание
-
5 гудение
ngener. gebrom, gebom, gedreun, gegons, geroezemoes, gesnor, gezoem -
6 жужжание
ngener. gebrom, gegons, gesnor, gezoem -
7 ропот
ngener. gebrom, gekanker, geknor, gemopper, gemor -
8 burr
n. braam (aan metaal); gebrouwde uitspraak van "r", brouwen (bij het spreken)--------v. een gezoem laten horen; uit de keel kende "r"burr1[ bə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → bur bur/————————burr2〈 werkwoord〉 -
9 buzz
n. gezoem; telefoonbel--------v. zoemen; gistenbuzz1[ buz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brom/gons/zoemgeluid ⇒ gebrom, gezoem; geroezemoes♦voorbeelden:————————buzz21 zoemen ⇒ brommen, gonzen; roezemoezen♦voorbeelden:the crowd buzzed with excitement • een opgewonden geroezemoes klonk op uit de menigte〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 buzz off • 'm smeren, aftaaienbuzz off! • wegwezen!, donder op!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten brommen/gonzen/zoemen/snorren♦voorbeelden: -
10 drone
n. hommel die niet steekt, dar; onbemand vliegtuig dat gevlogen wordt door langeafstandsbediening; monotoon, laag en aanhoudend zwak geluid; gezoem, gegons; (Muziek) doedelzak zonder vingergaten die een toon voortbrengt, baspijp; leegloper, iemand die lui is--------v. dreunen; lawaai makendrone1[ droon] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 klaploper ⇒ leegloper, uitvreter3 radiografisch bestuurd(e) vliegtuig/raket4 gegons ⇒ gezoem, gebrom————————drone21 gonzen ⇒ zoemen, brommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 groan
n. (ge)kreun, gesteun; gekraak (v. hout onder zware last)--------v. kreunen, kermen, steunen; gebukt gaan (onder last), zuchtengroan1[ groon] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (ge)kreun ⇒ gekerm, gesteun————————groan21 kreunen ⇒ kermen, steunen♦voorbeelden:groan with pain • kreunen van de pijn→ board board/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 growl
n. grom; snauw--------v. grommen; snauwengrowl1[ graul] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 snauw ⇒ grauw, nors antwoord————————growl2♦voorbeelden: -
13 grumble
n. grom; klacht; snauw--------v. rommelen (v. donder); mopperen, brommengrumble1[ grumbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————grumble21 morren ⇒ mopperen, brommen♦voorbeelden: -
14 grumbling
adj. mopperaar--------n. gemopper, gebrom; gerommel -
15 grunt
-
16 gruntingly
adv. geknor, gebrom, gegrom -
17 marmonnement
-
18 grommellement
-
19 ronflement
-
20 ronron
Страницы
- 1
- 2