-
41 sluiten
• to close• to close down• to conclude• to fasten• to fit• to lock• to shut• to shut down• to turn off -
42 vastbinden
• to bind fast• to fasten• to make fast• to tie up -
43 vasthechten
• to attach• to fasten -
44 vastmaken
• to attach• to fasten• to fix• to make fast• to secure• to tighten -
45 vastschroeven
• to fasten with screws• to screw down• to tighten with screws -
46 aanhechten
-
47 afhaken
2 [haakwerk] fasten off♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 zelfs de meest trouwe fans van Stallone haakten af bij Rocky V • even Stallone's most faithful fans gave up after Rocky V -
48 afhechten
-
49 bevestigen
♦voorbeelden:2 mijn mening wordt hierdoor bevestigd • this bears out/confirms my opinionde uitzondering bevestigt de regel • the exception proves the ruleeen vonnis bevestigen • confirm a sentenceiemand bevestigen in zijn mening • confirm someone in his opinionhet gerucht bevestigen noch ontkennen • neither confirm nor deny the rumourmijn vrouw kan u bevestigen dat ik thuis was • my wife can confirm that I was at home -
50 binden
2 [boeien] tie (up)4 [in zijn vrijheid beperken] bind5 [boekwezen] bind6 [dik maken] thicken♦voorbeelden:hij weet zijn personeel aan zich te binden • he knows how to hold on to his staffII 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉1 [een verplichting op zich nemen] commit oneself (to) ⇒ bind/pledge oneself (to)2 [figuurlijk] [een band smeden] be a bond♦voorbeelden: -
51 daarmee kun je het vastzetten
daarmee kun je het vastzettenyou can fasten it with that/thoseVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > daarmee kun je het vastzetten
-
52 daarmee
♦voorbeelden:1 daarmee kun je het vastzetten • you can fasten it with that/thoseen daarmee uit! • and that's that/all there is to it!en daarmee was zijn geluk compleet • and this/that made his happiness complete -
53 de armband sluit niet meer
de armband sluit niet meerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de armband sluit niet meer
-
54 deze schoenen sluiten met klittenband
deze schoenen sluiten met klittenbandVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > deze schoenen sluiten met klittenband
-
55 dicht
♦voorbeelden:een dicht bos • a dense woodin dichte drommen • in dense hordesdichte mist • thick/dense fogdicht beschreven bladzijden • closely written pagesze zaten dicht opeengepakt • they sat tightly packed togetherdicht op elkaar wonen • live on top of one another〈 figuurlijk〉 dichter tot elkaar komen • come/draw closer (together)II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉2 [ondoordringbaar] tight3 [figuurlijk] [niets loslatend] close(-mouthed) ⇒ close-/tight-lipped♦voorbeelden:ik krijg mijn riem niet dicht • I can't fasten my beltmijn neus zit dicht • my nose is blocked upde afvoer zit dicht • the drain is blocked upde vijver zit dicht • the pond is frozen overhet vliegveld zit dicht • the airport is fogbound♦voorbeelden:zijn ogen staan dicht bij elkaar • he has close-set eyesje bent er aardig dicht bij • you are pretty near the markzij waren dicht bij het doel • they were close to the goal; 〈 figuurlijk ook〉 they were nearly therehij woont dicht in de buurt • he lives near heredicht onder de kust varen • hug the shoreiemand dicht op de hielen zitten • be close on someone's heels -
56 dichtgaan
♦voorbeelden:'s zomers gaat de fabriek twee weken dicht • in summer the factory shuts down for two weekshoe gaat dit jasje dicht? • how does this jacket do up?mijn rok gaat niet dicht • my skirt won't meetop zaterdag gaan de winkels vroeg dicht • the shops close early on Saturdays -
57 dichtknopen
-
58 dichtmaken
♦voorbeelden: -
59 een autogordel vastgespen
een autogordel vastgespenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een autogordel vastgespen
-
60 fixeren
См. также в других словарях:
fasten — fasten … Deutsch Wörterbuch
Fasten — ist die willentliche, völlige oder teilweise Enthaltung von Speisen, Getränken und Genussmitteln. Unter striktem Fasten versteht man den völligen Verzicht auf Speisen und Getränke über einen bestimmten Zeitraum hinweg, üblicherweise für einen… … Deutsch Wikipedia
fastēn — *fastēn, *fastæ̅n germ., schwach. Verb: nhd. festhalten, fasten; ne. hold, fast (Verb); Rekontruktionsbasis: got., ae., afries., anfrk., as., ahd.; Etymologie: Lüs.?, Lbd.? … Germanisches Wörterbuch
fasten — Vsw std. (9. Jh.), mhd. vasten, ahd. fastēn Stammwort. Aus g. * fast ǣ Vsw. fasten , auch in gt. fastan, anord. fasta, ae. fæstan. Vorchristliche Wörter für fasten in den alten Sprachen bezeichnen entweder einfach das Nicht Essen (gr. nẽstis… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
fasten — fasten, fix, attach, affix mean to make something stay firmly in place or in an assigned place. All but fix (and that sometimes) imply a uniting or joining of one thing to another or of two things together. Fasten implies an attempt to keep a… … New Dictionary of Synonyms
Fasten — Fas ten, v. t. [imp. & p. p. {Fastened}; p. pr. & vb. n. {Fastening}.] [AS. f[ae]stnian; akin to OHG. festin[=o]n. See {Fast}, a.] 1. To fix firmly; to make fast; to secure, as by a knot, lock, bolt, etc.; as, to fasten a chain to the feet; to… … The Collaborative International Dictionary of English
Fasten — Fasten, verb. reg. neutr. welches das Hülfswort haben erfordert, sich aller Speise enthalten. Ich habe den ganzen Tag gefastet. Lange fasten ist kein Brot sparen. Ein Fasten anordnen. In engerer, und besonders der in der Römischen und… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Fasten — Fasten, 1) die gänzliche Enthaltung vom Genuß von Nahrungsmitteln, ist in leichten Unpäßlichkeiten, bes. solchen mit Störung der Verdauung, oft ein Hauptmittel, um diese zu beseitigen. Ein längeres F. verträgt der Körper nicht, sondern geräth… … Pierer's Universal-Lexikon
fasten up — ˌfasten ˈup [transitive] [present tense I/you/we/they fasten up he/she/it fastens up present participle fastening up past tense … Useful english dictionary
Fasten — Fasten. Da die Enthaltung von kräftigen Nahrungsmitteln, besonders Fleischspeisen, ein Förderungsmittel für geistige Thätigkeit ist, und sonach wesentlich zur Erhebung des Gemüthes beiträgt, so trafen weise Gesetzgeber die Verordnung der Fasten,… … Damen Conversations Lexikon
Fasten — Fasten, das, lat. jejunium, frz. jeûne, engl. fasting, Beschränkung sinnlicher Genüsse besonders der Nahrungsmittel od. Verzichtleistung auf dieselben. F. ist in krankhaften Zuständen, namentlich in Verdauungskrankheiten, häufig das einfachste… … Herders Conversations-Lexikon