-
1 proportional
evenredigprocentueelproportioneel -
2 proportional to
evenredig met -
3 average
adj. gemiddeld; gewoon--------n. gemiddelde--------v. gemiddelde zijnaverage1[ ævridzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:his performance does not exceed the average • zijn prestatie stijgt niet boven de middelmaat uitabove (the) average • boven het gemiddeldebelow (the) average • onder het gemiddelde¶ on (the) average • gemiddeld, doorgaans→ law law/————————average21 gemiddeld ⇒ midden-, doorsnee-♦voorbeelden:this month's average temperature • de gemiddelde temperatuur van deze maandaverage man • de gewone man————————average3→ average out average out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het gemiddelde berekenen van ⇒ het gemiddelde schatten/nemen van♦voorbeelden:3 average a loss/profits • een verlies/winst evenredig verdelen→ average out average out/ -
4 commensurable
adj. vergelijkbaar, evenredig[ kəmensj(ə)rəbl] 〈 commensurably〉 -
5 equalization
-
6 proportionate
-
7 quota
n. deel; evenredig deel[ kwootə] -
8 apportion
v. toebedelen; verdelen[ əpo:sjn] 〈zelfstandig naamwoord: apportionment〉 -
9 average a loss/profits
average a loss/profitseen verlies/winst evenredig verdelen -
10 commensurate
adj. passend, geschikt[ kəmensj(ə)rət] -
11 correspondent
n. correspondentcorrespondent1[ korrispondənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 correspondent ⇒ verslaggever, journalist ter plaatse————————correspondent2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 overeenkomend/stemmend2 overeenkomstig ⇒ evenredig, analoog♦voorbeelden:1 correspondent with • in overeenkomst/overeenstemming met -
12 corresponding
adj. overeenkomend, stemmend, kloppend[ korrisponding]♦voorbeelden: -
13 in proportion to
in proportion toevenredig met, al naar gelang, in verhouding tot -
14 inverse
adj. omgekeerd--------n. omgekeerde; omkering[ invə:s]♦voorbeelden:1 these things are in inverse proportion/relation to each other • deze dingen zijn omgekeerd evenredig aan elkaarinverse ratio • omgekeerd evenredigheid -
15 match
n. gelijke; opgewassen (zijn; wedstrijd, match; huwelijk; partij; paar, stel; lucifer--------v. aanpassen; passen; een waardige tegenstander; vergelijken; gelijk maken; huwelijken; uithuwelijken; (in computers) het vergelijken van informatiematch1[ mætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 huwelijk5 paar ⇒ koppel, stel (bij elkaar passende zaken)6 lucifer♦voorbeelden:be a match for • opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voorbe more than a match for someone • iemand de baas zijn————————match2♦voorbeelden:1 matching clothes/colours • bij elkaar passende kleren/kleurenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 evenaren ⇒ opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voor♦voorbeelden:can you match that? • kan je dat net zo goed doen?they are well matched • zij zijn aan elkaar gewaagdmatch to • in overeenstemming brengen met -
16 matching fund
-
17 proportion
n. verhouding; deel; maat; termijn; percentage; dimensie, afmeting; proportie--------v. in de juiste verhouding brengen; gedeelte, deelproportion1[ prəpo:sjn]1 deel ⇒ gedeelte, aandeel♦voorbeelden:♦voorbeelden:in proportion to • evenredig met, al naar gelang, in verhouding totout of all proportion • buiten alle verhoudingen————————proportion2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 proportional
adj. verhoudingsgewijs; gelijke behandelen; proportioneelproportional1————————proportional21 verhoudingsgewijs ⇒ proportioneel, evenredig♦voorbeelden: -
19 these things are in inverse proportion/relation to each other
these things are in inverse proportion/relation to each otherEnglish-Dutch dictionary > these things are in inverse proportion/relation to each other
-
20 nonproportional
adj. niet evenredig, niet in verhouding
- 1
- 2