Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

vergelijken

Толкование Перевод

1 to compare

vergelijken

English-Dutch technical dictionary > to compare
2 liken

v. vergelijken (bij)

liken

[ lajkən]

1 vergelijken

♦voorbeelden:

1 liken something to something else • iets vergelijken met iets anders

English-Dutch dictionary > liken
3 match

n. gelijke; opgewassen (zijn; wedstrijd, match; huwelijk; partij; paar, stel; lucifer
--------
v. aanpassen; passen; een waardige tegenstander; vergelijken; gelijk maken; huwelijken; uithuwelijken; (in computers) het vergelijken van informatie

match¹

[ mætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 gelijke ⇒ partuur

2 wedstrijd ⇒ match

3 huwelijk

4 partij ⇒ (potentiële) huwelijkspartner

5 paar ⇒ koppel, stel (bij elkaar passende zaken)

6 lucifer

♦voorbeelden:

1   find/meet one's match • zijns gelijke vinden

     be a match for • opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voor

     be more than a match for someone • iemand de baas zijn

3   make a (happy) match (of it) • een (gelukkig) huwelijk sluiten

6   place/put/set a match to something • iets in brand steken

————————

match²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (bij elkaar) passen

♦voorbeelden:

1   matching clothes/colours • bij elkaar passende kleren/kleuren

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 evenaren ⇒ opgewassen zijn tegen, niet onderdoen voor

2 vergelijken ⇒ tegenover elkaar stellen

3 passen bij

4 doen passen ⇒ aanpassen, schakeren 〈 kleur〉

♦voorbeelden:

1   matching fund • subsidie evenredig met publieke bijdrage

     can you match that? • kan je dat net zo goed doen?

     they are well matched • zij zijn aan elkaar gewaagd

2   match oneself against someone • zich met iemand meten

3   they are well matched • ze passen goed bij elkaar

4   match jobs and applicants • het juiste werk voor de juiste kandidaten uitzoeken

     match to • in overeenstemming brengen met

English-Dutch dictionary > match
4 collate

v. collationeren, nauwkeurig vergelijken

collate

[ kəleet]

1 collationeren ⇒ nauwkeurig vergelijken, verifiëren

2 〈 boekwezen〉 verzamelen

English-Dutch dictionary > collate
5 compare

n. vergelijking
--------
v. vergelijken; lijken op

compare¹

[ kəmpeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉〈 formeel〉

♦voorbeelden:

¶ beyond/past/without compare • onvergelijkbaar, weergaloos

————————

compare²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vergelijkbaar zijn ⇒ de vergelijking kunnen doorstaan

♦voorbeelden:

1   he can't compare with his brother • hij kan niet bij zijn broer in de schaduw staan

     our results compare poorly with theirs • onze resultaten steken mager/pover bij de hunne af

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vergelijken ⇒ de gelijkenis vaststellen/nagaan tussen

♦voorbeelden:

1   I'm tall, compared to him • bij hem vergeleken ben ik (nog) lang

     compare a translation with the original • een vertaling naast het origineel leggen

English-Dutch dictionary > compare
6 contrast

n. contrast, tegenstelling; (in computers) scherpheid, de verhouding tussen de lichtste en donkerste pixels op het computerscherm
--------
v. nagaan; vergelijken

contrast¹

[ kontra:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 contrast 〈 ook fotografie〉 ⇒ contrastwerking; 〈 figuurlijk ook〉 tegenbeeld, verschil

♦voorbeelden:

1   the use of contrast • het werken met contrasten

     by contrast with • (vooral) naast, vergeleken bij

     in contrast to/with • in tegenstelling tot

————————

contrast²

[ kəntra:st]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 contrasteren ⇒ (tegen elkaar) afsteken, (een) verschil(len) vertonen

♦voorbeelden:

1   contrast with • afsteken bij/tegen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 tegenover elkaar stellen ⇒ vergelijken

♦voorbeelden:

1   contrast one thing with/ and the other • het ene tegenover het andere stellen

English-Dutch dictionary > contrast
7 not a patch on

het niet halend bij, is niet te vergelijken met

not a patch on

helemaal niet te vergelijken met

English-Dutch dictionary > not a patch on
8 parallel

adj. parallel; gelijklopend
--------
n. parallel, gelijkenis
--------
v. vergelijken

parallel¹

[ pærəlel] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 parallel ⇒ evenwijdige lijn; 〈 figuurlijk〉 gelijkenis, overeenkomst

2 〈 elektriciteit〉 parallel(schakeling)

3 〈 aardrijkskunde〉 parallel ⇒ breedtecirkel

♦voorbeelden:

1   draw a parallel (between) • een vergelijking maken (tussen)

     without (a) parallel • zonder weerga

2   in parallel • parallel geschakeld

3   parallel of latitude • breedtecirkel

————————

parallel²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 parallel ⇒ evenwijdig; 〈 figuurlijk〉 overeenkomend, vergelijkbaar

♦voorbeelden:

1   〈 gymnastiek〉 parallel bars • brug met gelijke leggers

     parallel parking • fileparkeren

     parallel passage • parallelplaats 〈 in tekst〉

     parallel to/with • parallel/evenwijdig met; vergelijkbaar met

————————

parallel³

〈werkwoord; Brits-Engels parallelled〉

1 vergelijken

2 evenaren ⇒ overeenstemmen/corresponderen met

♦voorbeelden:

1   parallel something with • iets op één lijn stellen met

English-Dutch dictionary > parallel
9 class

n. klas, klasse, classificeren; afdeling, onderverdeling (ook in computers); (in computers) een informatie systeem dat ook gerubriceerde informatie verwerkt
--------
v. klassifiseren

class¹

[ kla:s]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉 stand ⇒ (maatschappelijke) klasse

2 rang ⇒ klas(se), soort, kwaliteit

3 klas ⇒ klasgenoten

4 〈 leger〉 lichting ⇒ jaarklasse

5 categorie ⇒ groep, verzameling; 〈ook wiskunde; biologie〉 klasse

♦voorbeelden:

5   in a class of its/his/ 〈enz.〉 own • een klasse apart

     not in the same class • niet te vergelijken met

→ upper upper/

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 les ⇒ lesuur, college, cursus

III 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak attributief〉〈 informeel〉

1 stijl ⇒ distinctie, cachet

————————

class²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 eersteklas ⇒ prima, van klasse

♦voorbeelden:

1   a class orchestra • een uitstekend orkest

————————

class³

〈 werkwoord〉

1 plaatsen ⇒ indelen, classificeren

♦voorbeelden:

1   class as • beschouwen als

     class with • over één kam scheren met

English-Dutch dictionary > class
10 comparable

adj. gelijkend; vergelijkbaar

comparable

[ koomprəbl] 〈comparably; zelfstandig naamwoord: comparability〉

1 vergelijkbaar

♦voorbeelden:

1 my car is not comparable with/to yours • mijn auto is niet met die van jou te vergelijken

English-Dutch dictionary > comparable
11 comparison

n. vergelijking; gelijkenis

comparison

[ kəmpærisn]

1 vergelijking

♦voorbeelden:

1   bear/stand comparison with • de vergelijking kunnen doorstaan met

     there's no comparison between us • we zijn niet te vergelijken

     by/in comparison with • in vergelijking/vergeleken met

English-Dutch dictionary > comparison
12 equate

v. gelijkstellen of -maken

equate

[ ikweet]

1 〈+to, with〉 vergelijken (met)

2 〈+with〉 gelijkstellen (aan)

3 gelijkmaken ⇒ met elkaar in evenwicht brengen

English-Dutch dictionary > equate
13 job evaluation

functiebeoordeling (het vergelijken van een functie met andere functies om het loon van de functiebekleder vast te stellen)

job evaluation

1 functiebeoordeling ⇒ functiewaardering

English-Dutch dictionary > job evaluation
14 level

adj. vlak; gelijk; gebalanceerd; vertikaal; gelijkmatig
--------
n. hoogte; niveau; klasse; oppervlakte; vlak; peil (waterpeil)
--------
v. afvlakken, glad maken; gelijkheid brengen; vergelijken; vernietigen, aan de grond gelijk maken

level¹

[ levl]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 ook als 2e lid van samenstellingen〉 peil ⇒ niveau, hoogte; 〈 bij uitbreiding〉 natuurlijke/juiste peil/plaats

2 vlak ⇒ (vlak) oppervlak; 〈 bij uitbreiding〉 vlakte, vlak land

3 horizontaal ⇒ waterpas(se) lijn/vlak

4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 waterpas

5 〈 techniek, technologie〉 waterpas(instrument) ⇒ landmeterswaterpas

6 〈 techniek, technologie〉 hoogteverschilmeter

♦voorbeelden:

1   level of achievement/production • prestatie/productiepeil

     on a level of equality • op voet van gelijkheid

     find one's level • zijn plaats vinden

     on a level with • op gelijke hoogte met; 〈 figuurlijk〉 op gelijke voet met

¶ 〈 informeel〉 on the level • rechtdoorzee; bonafide; goudeerlijk

→ A level A level/, O level O level/

II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak als 2e lid van samenstellingen〉

1 niveau

♦voorbeelden:

1   at ministerial level • op ministerieel niveau

————————

level²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 waterpas ⇒ horizontaal

2 vlak ⇒ egaal, (zonder on)effen(heden); 〈 bij uitbreiding〉 precies tot de rand

3 (op) gelijk(e hoogte) ⇒ even hoog/ver

4 gelijkmatig ⇒ evenwichtig, regelmatig

5 beraden ⇒ bedaard, kalm

6 gelijkwaardig ⇒ op gelijke voet

7 strak 〈 van blik〉 ⇒ doordringend

♦voorbeelden:

2   level teaspoon • afgestreken theelepel

3   〈 Brits-Engels〉 level crossing • gelijkvloerse kruising, overweg

     draw level with • op gelijke hoogte komen met

4   in a level voice • zonder stemverheffing

5   keep a level head • zijn verstand erbij houden

7   give someone a level look • iemand strak aankijken

¶ 〈 informeel〉 (do) one's level best • zijn uiterste best (doen)

————————

level³

〈 levelled〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 gelijkheid brengen

2 een niveau bereiken

♦voorbeelden:

¶ level with someone on something • (eerlijk) voor iets uitkomen tegen iemand

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 (horizontaal) richten ⇒ aanleggen; 〈 bij uitbreiding〉 afvuren, uitbrengen 〈kritiek e.d.〉

♦voorbeelden:

1   level a charge against/at someone • een beschuldiging tegen iemand uitbrengen

     level (a weapon) at someone • (een wapen) op iemand richten

¶ level off • gelijk/vlak maken/worden

     level off/out • (zich) (op een bepaald niveau) stabiliseren; zijn (maatschappelijke) plafond bereiken

     level out • gelijk/vlak maken/worden; onderscheid/verschillen wegnemen (bij/tussen)

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 egaliseren ⇒ effenen

2 nivelleren ⇒ op gelijk niveau brengen; 〈 in het bijzonder〉 opheffen 〈 onderscheid〉

3 slopen ⇒ met de grond gelijk maken

4 vloeren ⇒ tegen de grond slaan

♦voorbeelden:

2   level down • tot hetzelfde niveau omlaag brengen

     level up • tot hetzelfde niveau omhoog brengen

————————

level⁴

〈 bijwoord〉

1 vlak ⇒ horizontaal, waterpas

English-Dutch dictionary > level
15 liken something to something else

liken something to something else

iets vergelijken met iets anders

English-Dutch dictionary > liken something to something else
16 my car is not comparable with/to yours

my car is not comparable with/to yours

mijn auto is niet met die van jou te vergelijken

English-Dutch dictionary > my car is not comparable with/to yours
17 not in the same class

not in the same class

niet te vergelijken met

English-Dutch dictionary > not in the same class
18 orrery

n. Planetarium (een constructie voor het vergelijken van planeten)

orrery

[ orrərie] 〈meervoud: orreries〉

1 planetarium

English-Dutch dictionary > orrery
19 patch

n. lapje; vlek; verband; deel van de grond; (in computers) correctie van programmatuur dat slechts een klein deel toevoegt aan of wijzigt in het programma
--------
v. (een) lap naaien op/in; (op)lappen, verstellen, samenflansen

patch¹

[ pætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 lap(je) ⇒ stuk (stof); ooglap; (hecht)pleister

2 schoonheidspleister(tje)

3 vlek

4 lapje grond ⇒ veldje

5 〈Brits-Engels; informeel〉 district ⇒ gebied, werkterrein

6 stuk(je) ⇒ flard

7 〈 computer〉 provisorische programmacorrectie

♦voorbeelden:

6 patches of fog • mistbanken, flarden mist

in patches • op sommige plaatsen/momenten

¶ 〈 informeel〉 not a patch on • helemaal niet te vergelijken met

→ purple purple/

————————

patch²

〈 werkwoord〉

1 (een) lap(pen) naaien op/in

2 (op)lappen ⇒ verstellen; samenflansen

3 als vlekken verschijnen op

4 〈 elektriciteit〉 onderling verbinden 〈 elektrische circuits〉

5 corrigeren 〈 computerprogramma〉

→ patch up patch up/

English-Dutch dictionary > patch
20 set someone beside someone else

set someone beside someone else

iemand met iemand anders vergelijken

English-Dutch dictionary > set someone beside someone else

Страницы

См. также в других словарях:

Marco van Hoogdalem — Spielerinformationen Geburtstag 23. Mai 1972 Geburtsort … Deutsch Wikipedia
Herman Van Rompuy — Pour les articles homonymes, voir Van Rompaey. Herman Van Rompuy Herma … Wikipédia en Français
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
Everton Ramos da Silva — Everton Spielerinformationen Voller Name Everton Ramos da Silva Geburtstag 8. Juni 1983 Geburtsort … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

vergelijken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

vergelijken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: