-
1 ander
ander♦voorbeelden:1 ein anderes Mal • een ander(e), volgende keeranderer Meinung sein • een andere mening toegedaan zijnjemanden eines anderen belehren • iemand op de hoogte brengen van de ware toestand, toedrachtsich eines anderen besinnen • van mening veranderenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het anderees ist ein anderer • het is iemand andersvieles andere mehr • nog veel meereiner hinter, nach dem ander(e)n • de ene na de andereeins ins andere gerechnet • door elkaar genomenein Mal über das andere (Mal) • keer op keer, telkens weereinen Tag um den anderen • om de andere dagvon einem Tag zum anderen • van de ene dag op de anderezum andern • ten tweedeeins kam zum anderen • het ene bracht het andere meedie einen …, die anderen … • sommigen …, anderen …alles andere als • allesbehalveauf die eine oder andere Art • op de een of andere manierund anderes mehr • en wat dies meer zij -
2 ein Wort gab das andere
———————— -
3 Durchzug
Durchzug〈m.〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf Durchzug schalten • het ene oor in, het andere uit laten gaan -
4 Erfolg reiht sich an Erfolg
Erfolg reiht sich an ErfolgWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Erfolg reiht sich an Erfolg
-
5 Frage
Frage〈v.; Frage, Fragen〉2 vraag(stuk) ⇒ kwestie, probleem♦voorbeelden:was soll diese Frage? • dat spreekt toch vanzelf!Fragen über Fragen stellen • de ene vraag na de andere stelleneine Frage zum Inhalt • een vraag naar de inhoudeine Frage klären • een probleem oplossendas ist hier die Frage • daar gaat het omes erhebt sich die Frage, ob … • de vraag rijst, of …in Frage kommen • in aanmerking komen〈 informeel〉 das kommt nicht in Frage! • (daar is) geen sprake van!etwas in Frage stellen • iets in twijfel trekkenalles wird dadurch in Frage gestellt • alles komt daardoor op losse schroeven te staanohne Frage • zonder twijfel -
6 Fragen über Fragen stellen
Fragen über Fragen stellenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Fragen über Fragen stellen
-
7 Tag
〈m.; Tag(e)s, Tage〉♦voorbeelden:seine großen Tage haben • grootse dagen belevenguten Tag! • (goeden)dag!den lieben langen Tag • de godganse(lijke) dageines schönen Tages • op een goeie dagdie Tage nehmen ab, zu • de dagen korten, lengenjemandem den Tag stehlen • op iemands (kostbare) tijd beslag leggenden Tag totschlagen • de tijd dodenalle acht Tage • om de acht dagendieser Tage • (een) dezer dagenjeden zweiten Tag • om de andere dag, om de twee dagenam Tag(e) • overdagspät am Tag • laat op de dagam folgenden, nächsten Tag, am Tag(e) darauf • de volgende dag, de dag daaropan den Tag kommen, treten • aan het licht komenviel Mut an den Tag legen • veel moed aan de dag leggenauf seine alten Tage • op zijn oude dagauf den Tag (genau) • (precies) op de dag zelfaus fernen Tagen • uit het verre verledenbei Tage besehen • op de keper beschouwdbis in den Tag hinein schlafen • een gat in de dag slapenTag für Tag • dag na dagbis in unsere Tage • tot op onze dagenin den Tag hinein leben • van de ene dag in de andere levenin seinen jungen Tagen • in zijn jonge jareneinen Tag nach dem anderen • dag aan dagden Tag über • overdageinen Tag um den anderen • om de andere dagTag um Tag verging • dag na dag verstreekunter Tags • overdagKohle zu Tag fördern • kolen delveneines Tages • op een dag, op zekere dagewig und drei Tage • een eeuwigheidein Unterschied wie Tag und Nacht • een verschil van dag en nacht〈 spreekwoord〉 es ist noch nicht aller Tage Abend • wat niet is, kan nog komen -
8 Unfall ist nicht gleich Unfall
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Unfall ist nicht gleich Unfall
-
9 Wort
Wort1〈o.; Wort(e)s, Wörter〉♦voorbeelden:ein Wort mit vier Buchstaben • een woord van vier letters————————Wort2〈o.; Wort(e)s, Worte〉♦voorbeelden:zwischen ihnen ist kein böses Wort gefallen • zij hebben geen woorden gehadjemandem böse Worte geben • op iemand scheldenmit dürren Worten • in nuchtere bewoordingenein ernstes Wort mit jemandem sprechen • een hartig woordje met iemand sprekendas große Wort führen • het hoogste woord voerengroße Worte machen • holle frasen verkopenein gutes Wort für jemanden einlegen • een goed woordje voor iemand doenleere Worte • holle frasenein offenes Wort reden, sagen • openhartig sprekendas rechte Wort zur rechten Zeit • een woord op zijn passchöne Worte machen • veel kletsen en weinig doenviele Worte machen • omstandig, breedvoerig sprekendaran ist kein wahres Wort • daar is geen woord van waarjemandem das Wort abschneiden • iemand in de rede vallenjemandem das Wort entziehen • iemand het woord ontnemendas Wort ergreifen, nehmen • het woord nemenjemandem fehlen die Worte • iemand weet niet wat te zeggenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het (tot) het anderehast du Worte?, hat der Mensch Worte? • niet te geloven!er will es nicht Wort haben • hij wil het niet wetenso rede doch ein Wort! • zeg dan toch wat!jemandem das Wort reden • voor iemand opkomendarüber braucht man kein Wort zu verlieren • daaraan hoef je geen woord vuil te makenkein Wort weiter! • hou er maar over op!ich weiß kein Wort davon • ik weet er niets vanauf ein Wort! • kan ik u heel even spreken?auf jemandes Wort(e) hören • naar iemand(s raad) luisterenaufs Wort gehorchen • meteen, onvoorwaardelijk gehoorzamenjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond halenein Wort viel im Munde führen • een woord veel gebruikeneinem das Wort im Munde (her)umdrehen • iemands woorden (opzettelijk) verdraaienin Worten • voluit, zegge, in lettersin Wort und Bild, Schrift • in woord en beeld, geschriftetwas in Worte fassen, kleiden • iets onder woorden brengen, verwoordenjemandem ins Wort fallen • iemand in de rede vallenmit einem Wort • in één woordmit anderen Worten • met andere woordenzu Worte kommen • aan het woord komensich zu Wort melden • het woord vragen————————Wort3〈o.; Wort(e)s〉1 (ere)woord, belofte♦voorbeelden:sein Wort halten • zijn woord houdensein Wort zurücknehmen • zijn belofte terugnemenauf jemandes Wort • op iemands (ere)woordjemanden beim Wort nehmen • iemand aan zijn woord houdenbei jemandem im Wort sein • aan iemand zijn woord gegeven hebbenein Mann von Wort • een man van zijn woord -
10 Zuckerbrot
Zuckerbrot〈o.〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 mit Zuckerbrot und Peitsche • de ene keer met schouderklopjes, de andere keer met een pak slaag -
11 an
an1〈voorzetsel + 3,4〉1 aan, op ⇒ (tot) bij, tegen2 op ⇒ in, met♦voorbeelden:am Fenster stehen • bij het raam staanjemanden an der, die Hand nehmen • iemand bij de hand nemenFrankfurt am Main • Frankfurt aan de Mainan Ort und Stelle • ter plaatseetwas an seinen Platz stellen • iets op zijn plaats zettensich an den Schrank lehnen • tegen de kast leunenan jener Stelle • op die plaatsetwas an die Tafel schreiben • iets op het bord schrijvensich an den Tisch setzen • aan tafel plaatsnemender Ort, an dem er wohnte • de plaats waar hij woondebis an den Rhein • tot aan de Rijnam Ufer entlang gehen • langs de oever gaan, lopenan … vorbei, vorüber • langs … heener ging an mir vorbei, vorüber • hij passeerde mijam Ende des Jahres • aan, op het einde van het jaaram Montag • op maandag, 's maandagsam 2. Juni • op 2 juni, de tweede junian Ostern • met Pasenein Schreiben an mich • een schrijven aan mij (gericht)der Tag, an dem es geschah • de dag waarop dat gebeurdebis an seinen letzten Tag • tot de laatste dag toe5 Mangel, Überfluss an Rohstoffen • gebrek, overvloed aan grondstoffenarm, reich an Nährstoffen • arm, rijk aan voedingsstoffengesund an Leib und Seele • gezond naar lichaam en ziel6 an Krücken gehen • met, op krukken lopenKopf an Kopf stehen • op elkaar gepakt staanTür an Tür wohnen • naast elkaar wonenam besten, meisten, schönsten • het best, het meest, het mooist, op zijn mooistetwas an sich 〈 3e naamval〉 haben • iets als typische eigenschap hebben, iets over zich hebbenan sich halten • zich beheersenes ist nichts an dem • het klopt niet, daar is niets van aanjetzt ist es an dir, zu handeln • nu is het jouw beurt, taak te handelenan dem Roman ist nicht viel (dran) • die roman is niet veel zaaksdas Haus an sich ist schön • het huis op zichzelf is mooian (und für) sich hat er Recht • in de grond, eigenlijk heeft hij gelijk————————an2〈 bijwoord〉4 〈 bij telwoorden〉ongeveer, circa♦voorbeelden:1 Scheinwerfer an! • lichten aan!an sein • aan zijn, aan staan, ingeschakeld zijn3 an Köln, Köln an: 13.20 • aankomst in Keulen: 13.20von Anfang an • vanaf het beginvon Jugend, Kindheit an • van kindsbeen af -
12 anlagern
-
13 anreihen
-
14 auf Durchzug schalten
auf Durchzug schaltenhet ene oor in, het andere uit laten gaan -
15 besser
besser♦voorbeelden:1 die besser Gestellten, Bessergestelten • de mensen in goeden doen, de welgesteldenjemanden besser stellen • iemand promotie, loons-, salarisverhoging, een hogere positie gevender Bessere der beiden • de beste van beide, van de tweedas wäre ja noch besser! • (wel) nu nog mooier!der eine noch besser als der andere 〈 ook〉 • de ene nog meer, erger dan de ander(e)umso, desto besser! • des te beter! -
16 da steht Haus neben Haus
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > da steht Haus neben Haus
-
17 das eine Glas wird dich wohl nicht gleich umwerfen
das eine Glas wird dich wohl nicht (gleich) umwerfen!van dat ene glas zul je toch (zeker) niet voor Pampus liggen!Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das eine Glas wird dich wohl nicht gleich umwerfen
-
18 der eine noch besser als der andere
de ene nog meer, erger dan de ander(e)Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der eine noch besser als der andere
-
19 dort steht Haus an Haus
-
20 ein Atom lagert sich an das andere an
ein Atom lagert sich an das andere anWörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein Atom lagert sich an das andere an
- 1
- 2
См. также в других словарях:
ENE — ENE; ene·di·ol; eth·ene; eth·yl·ene; eth·yl·ene·diamine; eu·ry·ene; hep·tyl·ene; hex·a·dec·ene; hex·a·di·ene; hex·ene; hex·yl·ene; leu·cox·ene; men·tha·di·ene; me·rox·ene; meth·ene; meth·yl·ene; myr·me·cox·ene; non·yl·ene; oc·tyl·ene;… … English syllables
ENE — bezeichnet: einen peruanischen Fluss, siehe Río Ene Ene ist der Familienname folgender Personen: Alexandru Ene (* 1928), auch Ene I, rumänischer Fußballspieler Gheorghe Ene (1937–2009), auch Ene II, rumänischer Fußballspieler und trainer Gheorghe … Deutsch Wikipedia
-ène — CHIM Suffixe désignant un hydrocarbure non saturé (ex. benzène, toluène). ⇒ ÈNE, élément suff. Élément suff. tiré du lat. enam, servant à former des subst. masc. du vocab. de la chim. désignant des hydrocarbures. A. [Le 1er élément est un rad. d… … Encyclopédie Universelle
Ene — bezeichnet: einen peruanischen Fluss, siehe Río Ene Ene ist der Familienname folgender Personen: Alexandru Ene (* 1928), auch Ene I, rumänischer Fußballspieler Gheorghe Ene (Fußballspieler) (1937–2009), auch Ene II, rumänischer Fußballspieler und … Deutsch Wikipedia
ene — 1. f. Nombre de la letra n.) 2. En álgebra, nombre del signo potencial indeterminado. 3. adj. Denota cantidad indeterminada. Eso costará ene pesetas. ene de palo. f. coloq. horca (ǁ en que el verdugo da muerte al condenado). ser de ene algo. fr.… … Diccionario de la lengua española
-ene — hydrocarbon suffix, from Gk. name forming suffic ene; it has no real meaning in itself; probably abstracted mid 19c. from METHYLENE (Cf. methylene) (1834). Put in systematic use by Hofmann (1865). The breakdown of methylene into methyl and ene,… … Etymology dictionary
ene — sustantivo femenino 1. Nombre de la letra n: Nicaragua se escribe con ene mayúscula … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
ENE — or ene abbrev. east northeast … English World dictionary
Ené — Ené, Name des obern Apurimac (s. d.) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
ENE — Early neutral evaluation Short Dictionary of (mostly American) Legal Terms and Abbreviations … Law dictionary
ENE — simb. TS geogr. Est Nord Est … Dizionario italiano