-
1 drogue
-
2 charge
charge [sĵaarzĵ]〈v.〉1 last ⇒ vracht, lading2 lading ⇒ (het) laden, (het) vullen4 opdracht ⇒ last, taak6 aanklacht ⇒ beschuldiging, bezwarende feiten8 charge ⇒ aanval, bestorming♦voorbeelden:charge utile d'un véhicule • nuttig laadvermogen van een voertuigrompre charge • een vracht lossencharge de travail • werkdrukcharge foncière • grondbelastingcharges sociales • sociale lastenavoir charge d'âmes • verantwoordelijk zijn voor het zielenheil van (enkele) personenavoir la charge de qn. • de verantwoordelijkheid voor iemand dragenêtre à charge à qn. • iemand tot last zijnêtre à la charge de qn. • van iemand afhankelijk zijnà la charge de la collectivité • ten laste van de gemeenschapavoir qn. à charge • voor iemand moeten zorgenles frais sont à sa charge • de kosten zijn voor zijn rekeningprendre qn. en charge • de zorg voor iemand op zich nemenrevenir à la charge • hernieuwde pogingen ondernemenf1) last, lading2) last, verplichting3) opdracht4) ambt5) aanklacht6) aanval, bestorming7) overdrijving9) doping -
3 chargé
charge [sĵaarzĵ]〈v.〉1 last ⇒ vracht, lading2 lading ⇒ (het) laden, (het) vullen4 opdracht ⇒ last, taak6 aanklacht ⇒ beschuldiging, bezwarende feiten8 charge ⇒ aanval, bestorming♦voorbeelden:charge utile d'un véhicule • nuttig laadvermogen van een voertuigrompre charge • een vracht lossencharge de travail • werkdrukcharge foncière • grondbelastingcharges sociales • sociale lastenavoir charge d'âmes • verantwoordelijk zijn voor het zielenheil van (enkele) personenavoir la charge de qn. • de verantwoordelijkheid voor iemand dragenêtre à charge à qn. • iemand tot last zijnêtre à la charge de qn. • van iemand afhankelijk zijnà la charge de la collectivité • ten laste van de gemeenschapavoir qn. à charge • voor iemand moeten zorgenles frais sont à sa charge • de kosten zijn voor zijn rekeningprendre qn. en charge • de zorg voor iemand op zich nemenrevenir à la charge • hernieuwde pogingen ondernemenadj1) belast, beladen2) overladen, vol (met)3) aangetekend [brief] -
4 drogué
drogue [drog]〈v.〉♦voorbeelden:1 drogues douces, dures • softdrugs, harddrugsm (f - droguée)drugsgebruiker/-kster -
5 marihuana
marihuana [maariewaanaa],marijuana [maariezĵŵaanaa]〈v.〉= marijuana; f -
6 merde
merde [merd]〈v.〉 〈 vulgair〉1 stront ⇒ poep, rotzooi3 rotding♦voorbeelden:ce n'est pas de la merde! • dat is geen kattenpis!, dat is wat (waard)!foutre la merde • rotzooi trappen, stront maken2 il ne se prend pas pour de la merde! • hij heeft een hoge pet op van zichzelf!1. f1) stront2) sneeuw [heroïne]2. interj
См. также в других словарях:
drug — [drʌg] noun [countable] 1. a medicine or substance for making medicines; = PHARMACEUTICAL: • a drug used in the treatment of cancer • a drugs company ˌover the ˈcounter ˌdrug abbreviation OTC drug … Financial and business terms
drug — drug·gery; drug·get; drug·gist; drug·gist·er; drug; drug·less; an·ti·drug; drug·gie; drug·gy; drug·ola; mul·ti·drug; poly·drug; … English syllables
drug — DRUG, (1, 2) drugi, s.m., (3) druguri, s.n. 1. s.m. Bară de fier sau de lemn având diverse întrebuinţări (în lucrări de construcţii). ♦ (înv.) Lingou. 2. s.m. Fiecare dintre cele două lemne groase, sprijinite pe câte două picioare, care… … Dicționar Român
Drug — Drug, n. [F. drogue, prob. fr. D. droog; akin to E. dry; thus orig., dry substance, hers, plants, or wares. See {Dry}.] 1. Any animal, vegetable, or mineral substance used in the composition of medicines. [1913 Webster] Whence merchants bring… … The Collaborative International Dictionary of English
drug — drȗg m <V drȗže, N mn drȕgovi/drȗzi jez. knjiž.> DEFINICIJA 1. osoba vezana s kim prijateljstvom, solidarnošću i kolegijalnim odnosima [dobar drug]; drugar 2. onaj koji je ravan [školski drug]; drugar, parnjak 3. a. riječ za oslovljavanje u … Hrvatski jezični portal
drug — n Drug, medicinal, pharmaceutical, biologic, simple are comparable when they denote a substance used by it self or in a mixture with other substances for the treatment of or in the diagnosis of disease. Drug is the ordinary comprehensive term in… … New Dictionary of Synonyms
drug — [drug] n. [ME drogge < OFr drogue < ? LowG drooge (fat), dry (cask), the adj. mistaken as the name of the contents: see DRY] 1. any substance used as a medicine or as an ingredient in a medicine which kills or inactivates germs, or affects… … English World dictionary
drug — I noun alterant, analgesic, anesthetic, anesthetic agent, anodyne, antibiotic, chemical substance, curative preparation, medical preparation, medicament, medicamentum, medication, medicinal component, medicinal ingredient, narcotic preparation,… … Law dictionary
Drug — Drug, v. t. 1. To affect or season with drugs or ingredients; esp., to stupefy by a narcotic drug. Also Fig. [1913 Webster] The laboring masses . . . [were] drugged into brutish good humor by a vast system of public spectacles. C. Kingsley. [1913 … The Collaborative International Dictionary of English
drug up — ˌdrug ˈup [transitive] [present tense I/you/we/they drug up he/she/it drugs up present participle drugging up past tense … Useful english dictionary
Drug — (dr[u^]g), v. i. [See 1st {Drudge}.] To drudge; to toil laboriously. [Obs.] To drugge and draw. Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English