-
1 hit-and-run
het doorrijden (na een aanrijding)hit-and-run -
2 drive at a regular speed
-
3 hit and run
-
4 hit
n. slag, klap; treffer; succes--------v. slaan; raken, treffenhit1[ hit] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 treffer♦voorbeelden:4 a hit at the opposition • een uithaal naar/aanval op de oppositie————————hit2♦voorbeelden:♦voorbeelden:hit at • slaan naar2 bereiken ⇒ vinden, aantreffen♦voorbeelden: -
5 keep on
keep on2 doorgaan ⇒ doorrijden, doorlopen, verder gaan3 blijven praten/zeuren ⇒ doorkletsen; (blijven) lastig vallen♦voorbeelden:1 he keeps on telling me these awful jokes • hij blijft me maar van die afschuwelijke grappen vertellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:I don't think I'll keep Alice on at that school • ik denk niet dat ik Alice op die school houd -
6 regular
adj. geregeld; regelmatig; vast; echt; beroeps--------n. regelmatig, geregeld; behoorlijk; regulier; gediplomeerd; vast; beroeps-; gewoonregular1[ regjoelə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 beroeps(militair/soldaat)♦voorbeelden:————————regular22 correct3 regulier♦voorbeelden:a regular customer • een vaste klanta regular job • vast werka regular life • een geregeld levendrive at a regular speed • met dezelfde snelheid doorrijdenkeep regular hours • zich aan vaste uren houden, een geregeld/rustig/gezond leven leidenas regularly as clockwork • met de regelmaat van de klok, zo precies als een uurwerk2 follow the regular procedure • de gewone/vereiste procedure volgenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:it is a regular treat to … • het is een waar genot (om) … -
7 ride
n. paardrijden; rit; weg--------v. rijden; paardrijdenride1[ rajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:can you give me a ride to the station? • kan je mij een lift geven tot aan het station?〈 informeel〉 take someone for a ride • iemand voor de gek houden; 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; eufemistisch〉 een ritje met iemand gaan maken 〈 onder dwang, met de bedoeling hem te vermoorden〉————————ride2♦voorbeelden:1 ride astride/side-saddle • schrijlings/in amazonenzit (paard) rijdenride high • hoog op het water liggen4 this horse rides well • dit paard rijdt goed/is goed berijdbaar¶ Batman rides again • Batman slaat weer toe/is weer in actieride roughshod over someone/something • (gemakkelijk) over iemand heen lopen, over iets heen stappen, zich niet storen aan iemand/ietsride up • omhoogkruipen, opkruipenthis skirt is always riding up • die rok kruipt altijd omhoogII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (laten/doen) rijden♦voorbeelden:2 ride a bicycle/bike • op de fiets rijden, fietsen -
8 give green light
groen licht geven, doorrijden
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский