-
1 dat spreekt vanzelf
dat spreekt vanzelf -
2 dat spreekt vanzelf
dat spreekt vanzelfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat spreekt vanzelf
-
3 dat spreekt vanzelf
-
4 dat spreekt vanzelf
bien entendu, naturellement -
5 het spreekt vanzelf dat …
het spreekt vanzelf dat …il est évident que … 〈+ aantonende wijs〉 -
6 vanzelf
1 [uit zichzelf] by/of oneself ⇒ of one's own accord2 [automatisch] as a matter of course ⇒ 〈 automatisch〉 automatically, 〈 moeiteloos〉 straightforwardly♦voorbeelden:alles ging/liep als vanzelf • everything went smoothlydat spreekt vanzelf • that goes without saying -
7 vanzelf
1 [uit zichzelf] de son plein gré2 [automatisch] automatiquement3 [natuurlijk] naturellement♦voorbeelden:dat spreekt vanzelf • cela va de soi -
8 vanzelf
сам; сам собой; автоматически; самоходом; самопроизвольно* * *dat spreekt vanzélf — это само собой разумеется
* * *нареч.общ. само собой -
9 это само собой разумеется
ngener. dat is buiten kwestie, dat spreekt van zelf, dat spreekt vanzelf, het spreekt vanzelf -
10 spreken
1 [algemeen] parler2 [+ uit][blijken] se manifester♦voorbeelden:deze cijfers spreken (voor zich) • ces chiffres sont éloquentseen vreemde taal spreken • parler une langue étrangèreeen paar sprekende voorbeelden • quelques exemples frappantsalleen de feiten laten spreken • se baser uniquement sur les faitshet spreken viel hem moeilijk • il lui était difficile de parlerje spreekt nu heel anders • ce n'est pas ce que tu disais (avant)spreek mij er niet van • ne m'en parle(z) pasjij hebt goed spreken • c'est facile à diregunstig over iemand spreken • dire du bien de qn.luid spreken • parler hautiemand te na spreken • dire du mal de qn.het spreekt vanzelf • cela va de soihet spreekt vanzelf dat … • il est évident que … 〈+ aantonende wijs〉vloeiend Frans spreken • parler couramment le françaiszachtjes spreken • parler basmet iemand spreken • parler avec qn.〈 telefoon〉 met wie spreek ik? • qui est à l'appareil?er valt met hem niet te spreken • il est impossible de discuter avec luimet een Engels accent spreken • parler avec un accent anglaisnamens iemand spreken • parler au nom de qn.om met mevrouw C. te spreken • comme l'a dit madame C.over iemand, iets spreken • parler de qn., qc.ik ben voor niemand te spreken • je n'y suis pour personneniet tegen elkaar spreken • ne pas se parlerspreken tot iemand • parler à qn.tot de verbeelding spreken • parler à l'imaginationvan zichzelf doen spreken • faire parler de soiom niet te spreken van … • sans parler de …spreken voor iets • parler en faveur de qc.voor de radio spreken • parler à la radiodit geval spreekt voor zich • ce cas se passe de commentairehij sprak: ‘laten we gaan’ • il dit: ‘allons-y’in zichzelf spreken • parler tout seuler sprak argwaan uit zijn stem • sa voix dénotait la méfianceslecht te spreken zijn • être de mauvaise humeurniet te spreken zijn over iets • ne pas être content de qc. -
11 spreken
2 [gedachten uiten] speak4 [+ van] [getuigen] be obvious/(self-)evident6 [+ tot] [treffen] speak7 [overtuigend zijn] speak♦voorbeelden:daar kom ik nog over te spreken • I'll come to that (point)het spreken werd hem door geschreeuw belet • he was shouted down〈 figuurlijk〉 daar spreekt de wet niet van • the law does not provide for/cover thatin het algemeen gesproken • generally speaking〈 telefoon〉 spreek ik met Jan? • is this Jan?spreek er a.u.b. met/tegen niemand over! • please don't mention it to anyonespreken tot • speak to, addressvan zichzelf doen spreken • make a name/bad name for oneselfom niet te spreken van … • not to mention …dat is geen manier van spreken • that's no way to talk‘zou je het aan gebrek aan tact kunnen wijten?’ ‘bij wijze van spreken, ja’ • ‘could you put it down to tactlessness?’ ‘in a manner of speaking, yes’spreken voor iets • speak out/up for something〈 spreekwoord〉 spreken is zilver, zwijgen is goud • speech is silver, silence is goldendat spreekt • that is clear/obvioushet spreekt vanzelf • it goes without sayingII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [praten met] speak/talk to/with3 [zich (kunnen) uiten in] speak4 [verklaren dat iemand zo is] proclaim♦voorbeelden:geen woord meer met elkaar spreken • not speak to one another/not be on speaking terms anymoreik spreek je nader • I'll speak to you about this later3 een vreemde taal/Engels spreken • speak a foreign language/Englishniet te spreken zijn over iets • be unhappy about something -
12 vanzelfsprekendheid
1 [iets dat vanzelf spreekt] something that goes without saying ⇒ something obvious/natural2 [vanzelfsprekende aard of wijze] naturalness♦voorbeelden:2 de vanzelfsprekendheid waarmee hij ons aanbod accepteerde • the casualness with which he accepted our offerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vanzelfsprekendheid
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский