-
1 alors
alors [aalor]〈 bijwoord〉1 toen2 dan3 nou♦voorbeelden:alors même que • zelfs al2 et (puis) alors? • en wat dan nog?, wat zou dat?ou alors • of andersalors? • en?3 non mais alors! • nee maar!alors, ça va? • en, hoe is het?ça alors • nee maar, nee toch〈 informeel〉 alors, tu viens? • kom je nou?1. adv1) dan, toen, destijds2) in dat geval2. alors queconjook al, terwijl3. interj -
2 contraire
contraire (à) [kõtrer]1 tegen(over)gesteld (aan) ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 (tegen)strijdig (met), (indruisend) tegen ⇒ 〈 bijwoord ook〉 in strijd (met), in tegenstelling (tot)♦voorbeelden:contraire à la raison • onverstandigêtre contraire à • in strijd zijn met, indruisen tegenau contraire • integendeel; daarentegenbien au contraire, tout au contraire • verre van datau contraire de • in tegenstelling totprouver le contraire • het tegendeel bewijzen1. mtegendeel, tegenovergestelde2. contraire (à)adj(tegen)strijdig (met), (indruisend) tegen -
3 contraste
contraste [kõtraast]〈m.〉♦voorbeelden:faire contraste avec • contrasteren metoffrir un contraste criant avec • schril afsteken bijen contraste avec • in tegenstelling met, totpar contraste • in tegenstelling daarmee, daarentegenmcontrast, tegenstelling -
4 contre
contre1 [kõtr]〈m.〉————————contre2 [kõtr]〈voorzetsel; ook bijwoord〉3 tegen ⇒ in ruil (voor), voor♦voorbeelden:1 tout contre • vlak bij, naastle sort est contre lui • het lot is hem ongunstig gezindpar contre • daarentegen→ envers1. m1) (het) tegen2) tegenstoot, tegenaanval [sport]3) doublet [kaartspel]2. adv, prép -
5 exemple
exemple [egzãpl]〈m.〉1 voorbeeld ⇒ model, toonbeeld♦voorbeelden:à l'exemple de • in navolging vanprêcher d' exemple, par l'exemple • zelf het voorbeeld gevencas sans exemple • ongehoord gevalpunir qn. pour l'exemple • iemand straffen om een voorbeeld te stellen¶ par exemple! • heb je ooit!par exemple • daarentegenm -
6 inverse
inverse [ẽvers]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 omgekeerd ⇒ tegengesteld, invers♦voorbeelden:à l' inverse • daarentegen; omgekeerdà l' inverse de • in tegenstelling totl' inverse 〈m.〉 • het omgekeerde, tegen(over)gestelde1. m(het) omgekeerde, tegenovergestelde2. adjomgekeerd, tegengesteld -
7 lieu
〈m.〉1 plaats ⇒ plek, oord♦voorbeelden:1 lieux d'aisances • gemak, wclieu de passage • plaats waar veel mensen langskomenl'usage des lieux • het gebruik van de streeken haut lieu • in hooggeplaatste kringenmauvais lieu • huis van ontuchtlieux proches, voisins • omgeving, omstrekenlieu public • openbare weg, gelegenheidlieu saint • heiligdom, tempel, kerkmettre qc. en lieu sûr • iets veilig opbergen, achter slot en grendel stoppenmettre qn. en lieu sûr • iemand in veiligheid brengens'il y a lieu • als daar reden toe isavoir lieu • plaats hebben, gebeurenelle me tenait lieu de tout • zij was alles voor metenir lieu de • vervangen, de plaats innemen vanau lieu de • in plaats vanen tous lieux • overalen son lieu • op zijn beurten lieu et place de qn. • rechtens iemandse rendre sur les lieux • zich naar de plaats van het ongeval, het misdrijf begevensur les lieux • ter plaatse〈 formeel〉 au lieu que 〈+ aantonende wijs〉 • terwijl (daarentegen); 〈+ aanvoegende wijs〉 in plaats dat2 vider les lieus • de woning, zaal (enz.) ontruimen, ophoepelenen dernier lieu • ten slotteen premier lieu • in, op de eerste plaatsavoir lieu de • reden hebben omdonner lieu à • aanleiding geven totdonner lieu à une demande • gevolg geven aan een verzoekil y a tout lieu de • er is alle reden om1. m1) plaats, plek2) aanleiding2. lieuxm plwoning, pand -
8 opposé
opposé (à) [oppoozee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 tegenoverliggend (ten opzichte van) ⇒ tegenoverstaand (ten opzichte van), tegen(over)gesteld (aan)2 tegengesteld (aan) ⇒ in strijd (met), uiteenlopend (ten opzichte van)♦voorbeelden:du côté opposé • aan de overkantêtre diamétralement opposé • helemaal aan 't andere eind liggenà l' opposé • aan de andere kant, de andere kant opêtre diamétralement opposé • lijnrecht tegenover elkaar staanêtre tout l' opposé de qn. • hemelsbreed van iemand verschillenà l' opposé • daarentegenà l' opposé de • in tegenstelling met, in tegenspraak metl' opposé 〈m.〉 • het tegenovergestelde, het tegendeel, het omgekeerdeadj -
9 quand
quand1 [kã]〈 bijwoord〉1 wanneer♦voorbeelden:1 à quand le départ? • wanneer vertrek je?ça date de quand? • van wanneer is dat?————————quand2 [kã]〈 voegwoord〉1 wanneer ⇒ als, toen al2 steeds als ⇒ iedere keer als, telkens als♦voorbeelden:1 quand je vous le disais! • ik heb het u toch gezegd!1. adv 2. conj1) wanneer, als, toen2) telkens als3) terwijl4) (zelfs) al -
10 alors que
alors queterwijl (daarentegen); 〈 formeel〉toen, wanneer -
11 au contraire
au contraireintegendeel; daarentegen -
12 au lieu que
au lieu que 〈+ aantonende wijs〉 -
13 compensation
compensation [kõpãsaasjõ]〈v.〉1 compensatie ⇒ vergoeding, beloning♦voorbeelden:¶ en compensation • daarentegen, evenwel→ caisse -
14 en compensation
-
15 en revanche
en revanchedaarentegen, aan de andere kant 〈 figuurlijk〉 -
16 inversement
-
17 par contraste
par contrastein tegenstelling daarmee, daarentegen -
18 par contre
-
19 par exemple
-
20 revanche
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Kleinigkeit — 1. Et is keine Kleinigkeit, wenn de Osse in der Wèige list. In Danzig; Dat s kên Klênet, wenn t Pêrd in de Wêg liggt. (Frischbier, 3042.) In Schwaben: S ist keine Kleinigkeit, wenn man einen Ochsen in der Wiege wieget. (Birlinger, 408.) Holl.:… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon