-
41 aanrekenen
1 [de schuld geven van] imputer (qc. à qn.)2 [beschouwen] considérer3 [in rekening brengen] porter au compte de (qn.)♦voorbeelden: -
42 aanschrijven
1 [in rekening brengen] mettre sur le compte de2 [ambtshalve bevelen] sommer (qn. de faire qc.); 〈 berichten〉 notifier (qc. à qn.); 〈 convoceren〉 convoquer (qn.) -
43 aantrekken
1 [naar zich toetrekken; bekoren] attirer2 [vaster doen sluiten] serrer4 [m.b.t. kleren] mettre♦voorbeelden:zich aangetrokken voelen door, tot iemand of iets • être attiré par qn. ou qc.→ link=buikriem buikriemeen knoop aantrekken • serrer un noeudII 〈wederkerend werkwoord; zich aantrekken〉1 [grote aandacht schenken aan] se soucier de♦voorbeelden:zich verwijten aantrekken • prendre des reproches au sérieuxzich niets aantrekken van • se moquer de1 [in een richting gaan] se diriger (vers)2 [bijtrekken] revenir à la normale♦voorbeelden:de prijzen trekken aan • les prix se stabilisent -
44 aanvullen
1 [voltallig, volledig maken] compléter2 [vol maken] boucher♦voorbeelden:een rekening aanvullen • approvisionner un comptede voorraad aanvullen • renouveler le stockelkaar aanvullen • se compléter -
45 afrekening
2 [figuurlijk] règlement de compte -
46 afschrijven
1 [afboeken] débiter (de)3 [uit het hoofd zetten] faire son deuil de4 [afpennen] écrire5 [een afschrift maken van] recopier6 [ten einde schrijven] achever (d'écrire)7 [de boekwaarde verlagen] amortir♦voorbeelden:3 dat plan kun je nu wel voorgoed afschrijven • ce projet, tu peux en faire ton deuilde artsen hadden hem al afgeschreven • les médecins l'avaient déjà condamné7 jaarlijks werd het machinepark met ƒ 100.000,- afgeschreven • l'amortissement des machines était de 100.000 florins par an -
47 aftellen
1 compter♦voorbeelden:geld aftellen • compter de l'argentaan het aftellen zijn • compter les jours avant l'accouchementhet aftellen is onderbroken • on a interrompu le compte à rebours1 [kinderen] réciter une comptine -
48 alles bij elkaar gerekend
alles bij elkaar gerekend -
49 als zelfstandige gaan werken
als zelfstandige gaan werken -
50 appeltje
〈 figuurlijk〉♦voorbeelden:¶ met iemand nog een appeltje te schillen hebben • avoir un compte à régler avec qn.een appeltje voor de dorst bewaren • garder une poire pour la soif -
51 baas
2 [eigenaar van een zaak] patron5 [iemand, zeer bedreven in iets] as 〈m.〉♦voorbeelden:ik ben de baas in huis • c'est moi qui commande à la maisoniemand de baas blijven • dominer qn.zijn hartstochten de baas blijven • maîtriser ses passionsde baas spelen • jouer au petit chefde baas over iemand spelen • dominer qn.ergens de baas zijn • être le patron qp.iemand in iets de baas zijn • l'emporter sur qn. dans, en qc.〈 spreekwoord〉 er is altijd baas boven baas • à malin, malin et demi3 kom bij de baas! • viens ici!een vriendelijke oude baas • un gentil petit vieux¶ het zo druk hebben als een klein baasje • ±avoir l'air très affairé, être dépassé par les événementseen baas van een snoek • un brochet énorme -
52 bankafschrift
-
53 baten
♦voorbeelden:uw pogingen baten niet • vos efforts ne servent à rienhet zal u volstrekt niet baten • cela ne vous avancera à rienhet mocht niet baten • c'était inutilebaat het niet, het schaadt ook niet • on ne risque rien à essayerwat baat het of … • à quoi bon … -
54 beginnen
1 [starten, openen] commencer♦voorbeelden:een winkel beginnen • ouvrir un magasinde les beginnen met een overhoring • commencer la leçon par une interrogation¶ wat moet ik met hem beginnen? • je ne sais pas quoi en faire!begin er niet aan! • laisse tomber!1 [algemeen] commencer2 [+ over][gaan praten] commencer à parler (de)♦voorbeelden:dat begint goed! • cela s'annonce bien! 〈 ook ironisch〉opnieuw beginnen • recommenceraan iets nieuws beginnen • se mettre à autre chosemet iets beginnen • 〈 iets eerst doen〉 commencer par qc., commencer par faire qc.; 〈 begin maken met iets〉 commencer qc., commencer à faire qc.laat ik beginnen met iedereen welkom te heten • tout d'abord, je voudrais souhaiter la bienvenue à toushet begint te lijken • cela commence à prendre formeover politiek beginnen • commencer à parler politiqueals je zó begint … • si tu le prends comme ça …voor zichzelf beginnen • se mettre à son compte→ link=bezinnen bezinnen -
55 beheer
♦voorbeelden:het gemeenschappelijk beheer • la cogérancede penningmeester heeft het beheer over de kas • le trésorier a la gestion de la caisse -
56 behoren
1 [toebehoren; gerekend worden (tot)] appartenir (à)2 [vereist worden] falloir3 [betamen] convenir4 [+ bij, tot][onderdeel uitmaken van] faire partie (de)♦voorbeelden:dat behoort tot de zeldzaamheden • c'est exceptionneldat behoort nu tot het verleden • cela appartient désormais au passé3 jongeren behoren op te staan voor ouderen • il convient que les plus jeunes cèdent leur place aux plus âgésde Krim behoort tot de USSR • la Crimée fait partie de l'U.R.S.S. -
57 besef
♦voorbeelden:geen goed besef van iets hebben • ne pas bien se rendre compte de qc.in het volle besef van • pleinement conscient de -
58 bewust
♦voorbeelden:1 iemand bewust beledigen • insulter qn. délibérémentiemand ergens van bewust maken • faire prendre conscience de qc. à qn.zich iets bewust worden • prendre conscience de qc.zich ergens bewust van zijn • se rendre compte de qc.wij zijn ons er volkomen van bewust • nous en sommes parfaitement conscientszich van geen kwaad bewust zijn • avoir la conscience tranquille -
59 bezig
2 [bedrijvig] occupé♦voorbeelden:1 waar zijn we eigenlijk mee bezig? • vous rendez-vous compte de ce que nous sommes en train de faire?hij is altijd bezig met zijn school • il ne pense qu'à son écolede hele dag met iets bezig zijn • 〈 werken〉 passer sa journée à faire qc.; 〈 denken〉 penser toute la journée à qc.bezig zijn met • être occupé à 〈+ onbepaalde wijs of zelfstandig naamwoord〉; être en train de 〈+ onbepaalde wijs〉→ link=bij bij -
60 bezwaar
♦voorbeelden:1 dit heeft het bezwaar dat … • ceci présente l'inconvénient que …aan iemands bezwaren tegemoet komen • tenir compte des objections de qn.bezwaar tegen iets hebben • voir des inconvénients à qc.bezwaar maken tegen een belastingaanslag • envoyer une réclamation au percepteur
См. также в других словарях:
compte — [ kɔ̃t ] n. m. • XIIe; cunte 1080; lat. computus, de computare I ♦ Détermination d une quantité. 1 ♦ Action d évaluer une quantité (⇒ compter); cette quantité. ⇒ 1. calcul, dénombrement, énumération. Faire un compte. Le compte des dépenses. Faire … Encyclopédie Universelle
compte — COMPTE. s. m. Calcul, nombre. Il sait le compte de son argent. On a donné à ce sommelier le linge, la vaisselle par compte, en compte. J ai trouvé cent écus dans ce sac, c est le compte. Faire un compte. Venir à compte. Je vous ferai votre compte … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
compte — Compte, m. penac. Le quayer où est la recepte et la mise, Accepti et expensi tabula, voyez Compter. Ratio. A ton compte, Vt rationem te dictare intelligo. Ce compte que nous venons de faire, est le compte de Grecin, Is calculus Grecini rationem… … Thresor de la langue françoyse
compte — COMPTE. s. m. On prononce conte, Calcul, supputation, nombre. Il sçait le compte de son argent. on a donné à ce Sommelier le linge, la vaisselle par compte, en compte. j ay trouvé cent escus dans ce sac, c est le compte. Il signifie plus… … Dictionnaire de l'Académie française
compté — compté, ée (kon té, tée) part. passé. 1° Dont on a fait le compte. Les têtes de bétail ayant été comptées. • Vous lui pourrez bientôt prodiguer vos bontés [à votre fils], Et vos embrassements ne seront plus comptés, RAC. Andr. IV, 1. • Les… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
compté — Compté, [compt]ée. part. pass. Il a les significations de son verbe. Nos jours sont comptez. marcher à pas comptez. On dit prov. & fig. A brebis comptées le loup en mange bien une, pour dire, qu Une chose dont on sçait le compte, ne laisse pas… … Dictionnaire de l'Académie française
Compte — (fr., spr. Kongt), Rechnung, Conto; C. rendu, Rechnungsablegung eines Beamten über die verwalteten Gelder. Daher Comptabel, zu Rechnungsablegung verpflichtet, verantwortlich; Comptabilität, Verpflichtung zur Rechnungsablegung, Verantwortlichkeit … Pierer's Universal-Lexikon
Compte — (franz., spr. kóngt ), Rechnung, Konto; C. rendu (spr. rangdǖ), Rechnungsabschluß, Rechenschaftsbericht, Rechnungslegung; auch Sitzungsbericht … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Compte — (frz., spr. kongt), Rechnung; C. rendu (spr. rangdüh), Rechnungsablegung, Rechenschaftsbericht … Kleines Konversations-Lexikon
Compte — (frz. Kongt), Rechnung; C. rendu (Kongt rangdüh), Rechnungsabschluß, Rechnungsablegung; Rechenschaftsbericht … Herders Conversations-Lexikon
compte — (kon t ) s. m. 1° Action de compter ; résultat de cette action. Faire un compte. Il sait le compte de son argent. Le compte est juste. • J ai reçu des compliments sans compte, SÉV. 101. • J ai perdu plus que tous les autres en chevaux et en … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré