-
21 copper coin
kopere munt -
22 current coin
Gangbare munt -
23 false coin
valse munt -
24 flipped a coin
kruis of munt gooien -
25 gold coin
gouden munt -
26 issued a coin
munt uitgave (uitgave van nieuwe munt) -
27 pass a coin
een munt inwerpen -
28 pay in one's own coin
met dezelfde munt terugbetalen -
29 ring of a coin
het gerinkel van de munt -
30 small coin
klein muntstuk -
31 there are two sides to every coin
iedere munt heeft twee kanten (het is verstandig om ook begrip voor de ander te hebben)English-Dutch dictionary > there are two sides to every coin
-
32 toss a coin
een munt opgooien, een munt opwerpen, bestemming bepalen -
33 phrase
n. zin; uitdrukking; samenvatting van woorden--------v. uitdrukken; fraserenphrase1[ freez] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 fraseologie ⇒ uitdrukkingswijze, bewoordingen2 frase ⇒ gezegde, (idiomatische) uitdrukking♦voorbeelden:in Shakespeare's phrase • in de bewoordingen van Shakespearecoin a phrase • een uitdrukking bedenken————————phrase2〈 werkwoord〉1 uitdrukken ⇒ formuleren, onder woorden brengen♦voorbeelden:a politely-phrased apology • een beleefd geformuleerde verontschuldiging -
34 bad
adj. (Canadese en Amerikaanse Slang) goed, buitengewoon, groots, wonderbaarlijk--------adj. schadelijk; minderwaardig; ernstig, acuut; kwaadaardig (Bv.: Roken is schadelijk voor de gezondheid); gebrekkig, niet juist werkend; bedorven, verrot (zoals bedorven vlees)--------adv. slecht, naar; vals--------n. slecht, naar; valsbad1[ bæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pech♦voorbeelden:take the bad with the good • het goede met het kwade nemen————————bad21 slecht ⇒ minderwaardig, verkeerd2 kwaad ⇒ kwaadaardig, stout, ondeugend3 ziek ⇒ naar, pijnlijk4 erg ⇒ ernstig, lelijk6 vals♦voorbeelden:1 bad air/meat • bedorven lucht/vleesbad conscience • slecht gewetenin bad order • in slechte staat〈 spreekwoord〉 a bad workman always blames his tools • een kwaad werkman vindt nooit goed gereedschapgo bad • bedervenbad-mannered • ongemanierdnot half/so bad • niet zo gek/slechtI am bad at football • ik ben niet goed in voetballenbad boy • stoute jongenin bad faith • te kwader trouwbad feeling • bitterheidbad language • grove taalfrom bad to worse • van kwaad tot ergerfeel/be taken bad • zich ziek/beroerd voelenbad debt • oninbare schuld/vorderingcome to a bad end • slecht aflopenbe in a bad way • er slecht aan toe zijnmake the best of a bad bargain • er het beste van makenbe in someone's bad book(s) • bij iemand in een slecht blaadje staanmake someone appear in a bad light • iemand in een kwaad daglicht stellenbad luck • pechbe on bad terms with • een slechte verstandhouding hebben metthat looks bad • dat voorspelt niet veel goeds〈 informeel〉 (that's) too bad • (dat is) zonde/jammer(just) too bad (for you) • pech gehad, daar kan ik niets aan veranderenwith (a) bad grace • met tegenzinkeep bad hours • laat naar bed gaan————————bad3〈bijvoeglijk naamwoord; badder〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 fantastisch ⇒ geweldig, prima, fijn————————bad4〈 bijwoord〉→ badly badly/ -
35 denomination
n. bijnaam, naam; sekte, groep, groepering; soort; waarde; noemer[ dinnomminneesjn]2 noemer♦voorbeelden:money of small denominations • geld in kleine coupures -
36 flip
adj. ongepast, brutaal--------n. zachte klap; worp; gooi; een onderbroken beweging; drankje van wijn en eieren--------v. opzij werpen; werpen (van een munt); maken van onderbroken bewegingen; gek worden (slang)flip1[ flip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tik ⇒ mep, (vinger)knip2 salto————————flip21 glad ⇒ ongepast, brutaal————————flip3〈 flipped〉2 boos worden ⇒ door het lint gaan, flippen♦voorbeelden:→ flip over flip over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ flip over flip over/, flip through flip through/ -
37 insert
n. inlas; inlegvel, bijvoegsel (bij krant, boek)--------v. invoegen, binnendringen; indelen; vastzetten; inplanten (in computers)insert1[ insə:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tussenvoegsel ⇒ bijlage, inzetstuk————————insert2♦voorbeelden: -
38 side
adj. zijdelings; op zij; tweederangs; bijkomstig--------n. zijde; kant; partij; zijde (i. wiskunde)--------v. een kant kiezen; stenen, ondersteunen; kiezen voor-side1[ sajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 zij(de) ⇒ (zij)kant, flank, helling 〈 van berg〉; oever 〈 van rivier〉; richting; aspect, trek 〈 van karakter〉; partij; afstammingslijn♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 on the fat/high/safe/small side • aan de vette/hoge/veilige/kleine kantchange sides • overlopenstudy all sides of something • alle aspecten van iets bestuderentake sides with someone • partij voor iemand kiezenlook at all sides of the question • het probleem van alle kanten bekijkenat/by my side • naast mijby the side of • naast, vergeleken metthey came from all sides • ze kwamen uit alle richtingenon the north side of • aan de noordkant vanthe Lord is on our side • de Heer is met onswhose side is he on, anyway? • aan wiens kant staat hij eigenlijk?look on the bright side of life • het leven van de zonzijde zienthe other side • de tegenpartij, de vijandthe other side of the coin • de keerzijde van de medaillelaugh on the other side of one's face/mouth • lachen als een boer die kiespijn heefton this side of the grave • in levenbrush to one side • in de wind slaanput on/to one side, set on one side • terzijde leggen; sparen, reserverenon the side 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 • als bijverdienste; 〈 Brits-Engels〉 zwart; in het geniepgin and coke on the side • gin met colaon his side • van zijn kant(on) this side (of) Christmas • vóór Kerstmis→ better better/, right right/, rough rough/, seamy seamy/, shady shady/, sunny sunny/, wrong wrong/————————side21 zij-♦voorbeelden:————————side3〈 werkwoord〉1 〈+against/with〉partij kiezen (tegen/voor) -
39 spin
n. ritje; vrille; ommetje (korte rit)--------v. spinnen; draaien; verdraaien; omdraaienspin1[ spin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ in a (flat) spin • in paniek, van de kaart————————spin2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 spin a story • een verhaal spinnen/verzinnen -
40 standard
adj. normaal, gewoon; te doen gebruikelijk--------n. norm, standaard; maatstaf; peil; vlag; basis; stand, rangstandard1[ stændəd] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 houder7 staander ⇒ steun, paal8 hoogstammige plant/struik♦voorbeelden:set a high/low standard • hoge/lage eisen stellenbelow standard • beneden peilup to standard • op peil————————standard21 normaal ⇒ gebruikelijk, standaard-; doorsnee-2 staand♦voorbeelden:Standard English • Standaardengelsstandard time • zonnetijd
- 1
- 2
См. также в других словарях:
coin — coin … Dictionnaire des rimes
coin — [ kwɛ̃ ] n. m. • XIIe; lat. cuneus 1 ♦ Instrument de forme prismatique (en bois, en métal) utilisé pour fendre des matériaux, serrer et assujettir certaines choses. ⇒ 2. cale, patarasse. Assujettir avec des coins (⇒ coinçage, coincement) . Ôter… … Encyclopédie Universelle
Coin — ist der Name mehrerer Orte in den Vereinigten Staaten: Coin (Arkansas) Coin (Iowa) Coin (Kentucky) Coin (Minnesota) Coin (Nevada) in Frankreich: Coin lès Cuvry, Ort in Frankreich Coin sur Seille, Ort in Frankreich in Spanien: Coín, einer Gemeinde … Deutsch Wikipedia
Coin S.p.A. — Coin Rechtsform S.p.A. ISIN IT0001336772 Gründung 1926 Sitz Venedig, Italien Leitung Paolo Ricotti, Vor … Deutsch Wikipedia
Coín — es un pueblo de la provincia de Málaga (España), de unos 20.000 habitantes, tuvo resonancia en los medios por el asesinato de Sonia Carabantes en 2003. COÍN PUEBLO DE LA PROVINCIA DE MÁLAGA Coín es un pueblo de provincia de Málaga, fué fundado… … Enciclopedia Universal
Coin — (koin), n. [F. coin, formerly also coing, wedge, stamp, corner, fr. L. cuneus wedge; prob. akin to E. cone, hone. See {Hone}, n., and cf. {Coigne}, {Quoin}, {Cuneiform}.] 1. A quoin; a corner or external angle; a wedge. See {Coigne}, and {Quoin} … The Collaborative International Dictionary of English
Coin — Coin, v. t. [imp. & p. p. {Coined} (koind); p. pr. & vb. n. {Coining}.] 1. To make of a definite fineness, and convert into coins, as a mass of metal; to mint; to manufacture; as, to coin silver dollars; to coin a medal. [1913 Webster] 2. To make … The Collaborative International Dictionary of English
coin — coin·age; coin; coin·er; coin·tise; Coin·treau; re·coin; … English syllables
coin it — coin money or coin it To make a lot of money rapidly • • • Main Entry: ↑coin * * * coin it (or coin money) Brit informal : to earn a lot of money quickly or easily They are really coining it/money with their new CD. • • • Main Entry: ↑ … Useful english dictionary
coin — [koin] n. [ME < OFr coin, coigne, a wedge, stamp, corner < L cuneus, a wedge < IE base * kū , pointed > OIr cuil, L culex, gnat, Avestan sū kā, needle] 1. archaic var. of QUOIN 2. a) a usually round piece of metal with a distinctive… … English World dictionary
Coín — Données générales Pays … Wikipédia en Français