-
1 Christendom
-
2 Christianity
-
3 Moravian
adj. behorende bij de provincie Moravië (in de Tjechische republiek); behorende bij de Moravische secte van het Christendom (ziet de Bijbel als de enige ware bron van religieuze wetgeving)--------n. inwoner of resident van de provincie Moravië (in de Tsjechische republiek)--------n. secte in het Christendom die de Bijbel als de enige ware bron van religieuze wetgeving ziet; Tjecho-Slowaaks dialect gesproken in Moravië[ məreeviən] -
4 evangelical
adj. evangelisch (volgens het nieuwe testament, christendom)--------n. gelooft in evangelie (volgens het nieuwe testament, christendom)[ ie:vændzjellikl] 〈 evangelically〉2 van/met betrekking tot de evangelische kerk 〈in Engeland: Low Church〉 -
5 evangelize
v. evangeliseren, het evangelie prediken of verkondigen, zoeken om tot het Christendom te bekeren; als evangelist optreden; tot het Christendom bekeren; proberen anderen over te halen zich tot het christelijke geloof te bekerenevangelize, evangelise[ ivændzjillajz] -
6 capitulary
adj. lid van kerkelijke orde (christendom)--------n. lid van kerkelijke orde (christendom) -
7 the principles of Christianity
de principes van het Christendom (grondregels van het Christendom) -
8 Anabaptism
-
9 Methodism
n. methodisme (in christendom-belangrijkste eigenschap in methodistengemeenschap-vasthouden aan algehele moraal)[ meθədizm] -
10 Protestant
adj. protestant (van protestante stroom in christendom)--------n. protestant (christen van protestante stroming)[ prottistənt] -
11 Quadragesima
n. de eerste dag bij de veertig dagen vasten (in christendom) -
12 catechism
n. catechisme, leerstellingen in Christendom[ kætikkizm] -
13 charisma
n. charisma, persoonlijke uitstraling; iemands aanleg; magnetisme, vermogen van leiderschap; (Christendom) aangeboren talent als gave van God gekregen[ kərizmə] 〈meervoud: ook charismata〉 -
14 cross
adj. boos; kruisend; tegengesteld--------n. kruis; lijden; mengsel; kruising (bij dieren)--------v. kruisen; oversteken; kruisigen; tegenwerkencross1[ kros]I 〈eigennaam; Cross; the〉2 kruis ⇒ beproeving, lijden♦voorbeelden:1 make the sign of the cross • een kruis(je) slaan/makentake up one's cross • gelaten zijn kruis dragen————————cross2〈bijvoeglijk naamwoord; crossness〉♦voorbeelden:————————cross31 (elkaar) kruisen/snijden♦voorbeelden:1 I'll meet you where the roads cross • ik tref je bij/op het kruispunt/de viersprong1 oversteken ⇒ over/doortrekken♦voorbeelden:2 een kruisteken maken op/boven3 (door)strepen ⇒ een streep trekken over/door, wegstrepen♦voorbeelden:1 cross one's arms/legs • zijn armen/benen over elkaar slaan2 cross oneself • een kruis(je) slaan/makencross out/off • doorstrepen/halen, schrappen 〈 ook figuurlijk〉 -
15 ecumenicalism
n. oecumenisme (grondbeginselen van oecumenische beweging-protestantse beweging die als ideaal eenheid in Christendom heeft)ecumenicalism, oecumenicalism[ ie:kjoemennikkəlizm] -
16 episcopalian
n. episcopaal (behoort tot episcopale kerk in christendom)[ ippiskəpeeliən] -
17 methodist
n. methodist (in christendom-belangrijkste eigenschap in methodistengemeenschap-vasthouden aan algehele moraal)[ meθədist] -
18 the Holy Trinity
de heilige drie-eenheid, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (drie Godsfiguren volgens het Christendom)de Heilige Drievuldigheid/Drie-eenheid———————— -
19 timothy
n. Timothy (voornaam); Timotheus (leerling v. de bode Paulus in het christendom) -
20 Antichrist
n. antichristus - (duivelse) tegenstander van Christendom
См. также в других словарях:
Christendom — • In its wider sense this term is used to describe the part of the world which is inhabited by Christians Catholic Encyclopedia. Kevin Knight. 2006. Christendom Christendom … Catholic encyclopedia
Christendom — Chris ten*dom, n. [AS. cristend[=o]m; cristen a Christian + dom.] 1. The profession of faith in Christ by baptism; hence, the Christian religion, or the adoption of it. [Obs.] Shak. [1913 Webster] 2. The name received at baptism; or, more… … The Collaborative International Dictionary of English
Christendom — O.E. cristendom Christianity, state of being a Christian, from CHRISTIAN (Cf. Christian) + dom, suffix of condition or quality. The native formation, crowded out by Latinate CHRISTIANITY (Cf. Christianity) except for sense lands where… … Etymology dictionary
Christendom — ► NOUN dated ▪ the worldwide body of Christians … English terms dictionary
Christendom — [kris′ən dəm] n. [ME & OE cristendom, Christianity: see CHRISTIAN & DOM] 1. Christians collectively 2. those parts of the world where most inhabitants profess the Christian faith … English World dictionary
Christendom — Christianity Percentage by country. It should be noted that this map is of the nominal population and thus, especially in Europe, the numbers are higher than those of actual believers … Wikipedia
Christendom — [[t]krɪ̱s(ə)ndəm[/t]] N PROPER All the Christian people and countries in the world can be referred to as Christendom. [OLD FASHIONED] … English dictionary
Christendom — This term, in its generic sense, refers to the collective body of Christians throughout the world. More specifically, Christendom has been used to describe European Christianity, as Christianity was the major religion in Europe from the… … Glossary of theological terms
Christendom College — Motto Instaurare Omnia In Christo (Latin: To Restore All Things in Christ) Established September 14, 1977 Type … Wikipedia
Christendom, Union of — • Includes the Catholic Church together with the many other religious communions which have either directly or indirectly, separated from it Catholic Encyclopedia. Kevin Knight. 2006 … Catholic encyclopedia
Christendom Astray from the Bible — Christadelphians Main article Literature Bible Companion | Elpis Israel | Christendom Astray … Wikipedia