-
1 chic
adj. verfijning, stijl--------n. stijlvol, elegant[ sjie:k] -
2 the ultimate chic
-
3 glossy
adj. glinsterend; gladglossy1[ glossie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: glossies〉1 duur(der)/chic blad 〈 op glanzend papier gedrukt〉————————glossy2〈bijvoeglijk naamwoord; glossiness〉1 glanzend ⇒ bend, glad♦voorbeelden:glossy print • glanzende foto¶ glossy magazine • duur(der)/chic blad -
4 posh
-
5 scrumptious
-
6 snappy
adj. pittig; chic, net; snauwerig, bits♦voorbeelden: -
7 swish
adj. modieus, chic--------n. zwiepend geluid; geruis--------v. zwiepen; ruisen; zwiepen met; afranselen, met het rietje (de roe) gevenswish1[ swisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the swish of silk • het geruis van zijde————————swish2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 slang〉————————swish31 zoeven ⇒ suizen, ruisen2 zwiepen♦voorbeelden:swish past • voorbijzoevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 ultimate
adj. eindig, definitief, de allerbeste---------n. hoofdzakelijke reden, principeultimate1[ ultimmət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ultimate2〈bijvoeglijk naamwoord; ultimateness〉1 ultiem ⇒ uiteindelijk, laatst♦voorbeelden: -
9 (dressed up) like a dog's dinner
(overdreven) chic/opzichtig (gekleed), in een apenpak -
10 beautiful
-
11 chichi
adj. opzichtig, overdreven, aanstellerigchichi1————————chichi21 opzichtig ⇒ overdreven, aanstellerig -
12 dog's dinner
dog's dinner〈Brits-Engels; informeel〉♦voorbeelden:¶ (dressed up) like a dog's dinner • (overdreven) chic/opzichtig (gekleed), in een apenpak -
13 dressy
adj. elegant, gekleed, opgedoft1 chic ⇒ elegant, gekleed -
14 executive
adj. uitvoerend--------n. directeur; directie; uitvoerderexecutive1[ igzekjoetiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 leidinggevend persoon ⇒ hoofd, directeur 〈 van onderneming〉; kader/staflid, hoofdambtenaar, bewindsman2 〈 politiek〉uitvoerend orgaan/college ⇒ administratie, dagelijks bestuur♦voorbeelden:————————executive21 leidinggevend ⇒ leidend, verantwoordelijk♦voorbeelden:¶ executive officer • tweede officier in rang 〈 na de bevelhebber〉; persoon met uitvoerende/leidinggevende bevoegdheid -
15 genteel
adj. deftig; beleefd; aangenaam in omgang; goed gemanierd[ dzjentie:l] -
16 glossy magazine
duur(der)/chic blad -
17 mod
n. (in computers) een magneto-optische CD, een magneto-optische disk, een opslagmethode die een magneto-optische methode gebruikt voor het lezen en schrijven van informatie op een magneto-optische diskmod1————————mod21 modern♦voorbeelden: -
18 prink up
prink up -
19 prink
-
20 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets
- 1
- 2
См. также в других словарях:
chic — chic … Dictionnaire des rimes
chic — [ ʃik ] n. m. et adj. inv. • 1793; chique 1803; all. Schick « façon, manière qui convient », de schicken « arranger » I ♦ N. m. 1 ♦ Vx Facilité à peindre des tableaux à effet. Travailler, peindre de chic, d imagination, sans modèle. « Le chic est … Encyclopédie Universelle
Chic — Datos generales Origen Ciudad de Nueva York, Nueva York, Estados Unidos … Wikipedia Español
CHIC — Saltar a navegación, búsqueda Chic es un grupo musical estadounidense, formado en 1976 por el guitarrista Nile Rodgers, el batería Tony Thompson, y el bajista Bernard Edwards. Consiguieron sus mayores éxitos con canciones de música disco, como… … Wikipedia Español
Chic — may refer to: Chic (style), chic meaning stylish or smart Related: List of chics Chic (horse), a thoroughbred racehorse Chic (band), an American music group popular in the disco era Chic (album), the 1977 debut album of the band Chic CHIC… … Wikipedia
Chic-a-Go-Go — logo Format Music Created by Jake Austen Jacqueline Stewart … Wikipedia
chic — agg.inv., s.m.inv. AU agg.inv., di qcn., qcs., molto elegante e fine, distinto: un abito molto chic, è una persona raffinata e chic | s.m.inv., eleganza, finezza: lo chic della sua casa è incomparabile {{line}} {{/line}} DATA: 1873. ETIMO: dal fr … Dizionario italiano
chic — [ʃi:k] adj [Date: 1800 1900; : Frenc] very fashionable and expensive, and showing good judgement of what is attractive and good style ▪ Margaret was looking very chic in blue. ▪ a chic restaurant >chic n [U] ▪ the art of comfortable chic … Dictionary of contemporary English
CHIC-FM — CHIC is a Canadian radio station, which broadcasts Christian religious programming at 88.7 FM in Rouyn Noranda, Quebec.The station began broadcasting in 2002.NotesCHIC FM was also the original call sign of a station in Toronto, now broadcasting… … Wikipedia
chic — adjetivo 1. (invariable) Que es elegante y distinguido: Llevabas una capa muy chic. El sitio era muy chic. sustantivo masculino 1. (no contable) Elegancia, buen gusto: Héctor tiene mucho chic vistiendo. Sinónimo: estilo, distinción … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
chic — (Del fr. chic). 1. adj. Elegante, distinguido, a la moda. Es una mujer muy chic. 2. m. Elegancia, distinción. Tiene chic … Diccionario de la lengua española