-
1 alleman
chacun, tout le monde -
2 een ieder
chacun, tout le monde -
3 iedereen
chacun, tout le monde -
4 ieder
1 [bijvoeglijk] chaque2 [zelfstandig] chacun♦voorbeelden:hij kan ieder moment komen • il peut venir d'un moment à l'autreieder die … • tous ceux qui (que) …ieder van ons • chacun d'entre nouseen ieder • tout un chacunieder het zijne • à chacun son dû -
5 elk
2 [bijvoeglijk] chaque♦voorbeelden:elk van hen • chacun d'euxvan elk vier (stuks) • quatre de chaqueer is daar voor elk wat wils • il y en a pour tous les goûts -
6 zijn
zijn11 [algemeen] être3 [gebeuren] arriver4 [+ van][behoren aan] être (à, de)5 [bezig zijn met] être en train de6 [bedragen] s'élever (à)7 [weersgesteldheid] faire8 [leeftijd] avoir♦voorbeelden:1 〈 bijbel〉 God zei: ‘daar zij licht’. En daar was licht • Dieu dit: ‘que la lumière soit’. Et la lumière futdie man is er geweest • 〈 heeft het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd〉 cet homme ne va pas s'en tirer; 〈 is gestorven〉 cet homme n'est pluser zijn mensen die … • il y a des gens qui …bang zijn • avoir peurdaar is niets van waar • il n'y a pas un mot de vrai là-dedansdat is te doen • c'est faisablehij is geprezen (geworden) • il a été approuvédat kan wel (zo) zijn • c'est bien possibledat boek is overal te krijgen • ce livre se trouve partouthij is uitgegaan • il est sortihet is maar dat je het weet • à titre d'informationhet is laat • il est tardhet is avond • c'est le soirhet was op een woensdag • c'était un mercredihet is woensdag vandaag • nous sommes mercredizij het • cependantdat is 'm • c'est luiwat is er? • qu'est-ce qu'il y a?〈bijv. in café〉 wat zal het zijn? • et pour Monsieur, Madame?er was eens een koning … • il était une fois un roi …hoe was dat ook weer? • comment était-ce encore?als het ware • pour ainsi direals ik jou was, zou ik … • (si j'étais) à ta place, je …zij het dat … • bien que …,het is of ik hem meer gezien heb • il me semble que je l'ai déjà vuben ik? • c'est à moi?2 hoe ver ben je? • où en es-tu?waar is hij nu toch? • mais où est-il (donc)?er was vroeger iets tussen die twee • il s'est passé qc. entre eux autrefoishet zij zo • soit4 van wie is dat potlood? • à qui est ce crayon?van welke auteur is dat boek? • de quel auteur est ce livre?wij zijn met de trein • nous sommes venus en train————————zijn21 [bijvoeglijk gebruikt]son, sa, ses2 [zelfstandig gebruikt]le sien, la sienne♦voorbeelden:te zijner tijd • en temps utilehet zijne ervan zeggen • donner son avishij wilde er het zijne van weten • il voulut en avoir le coeur net -
7 elk
1. vnchacun/-e2. bnchaque, tout -
8 ieder
1. vnchacun/-e2. bnchaque, tout -
9 God
1 [de Schepper] Dieu♦voorbeelden:Gods wegen zijn ondoorgrondelijk • les voies du Seigneur sont impénétrableszo waarlijk helpe mij God almachtig • (je le jure) devant Dieu et devant les hommeshet is Gods onmogelijk! • c'est pas Dieu possible!hij mag God wel (op zijn blote knieën) danken • il peut bénir les dieuxhet is God geklaagd • c'est révoltantalles doen wat God verboden heeft • n'en faire qu'à sa têteGod zegene de greep • à-Dieu-va(t)mijn God! • mon Dieu!ik zou het bij God niet weten • je n'en ai pas la moindre idéebij God, hij is niet rijk • Dieu sait qu'il n'est pas richevan God en iedereen verlaten • abandonné de Dieu et des hommeser is één (enige) God • Dieu est unleven als God in Frankrijk • vivre comme un coq en pâteGod hebbe zijn ziel! • que Dieu ait son âme!God beware me! • (que) Dieu m'en garde!God zij dank! • Dieu soit loué!God vergeve me! • que Dieu me pardonne!moge God verhoeden dat • à Dieu ne plaise queben je nou helemaal van God los? • tu es dingue ou quoi? 〈+ aanvoegende wijs〉→ link=mens mens -
10 afpassen
-
11 afzonderlijk
4 [eigenaardig] spécial♦voorbeelden:1 de keuze wordt aan de ouders van ieder afzonderlijk kind overgelaten • on laisse le choix aux parents de chacun des enfants2 afzonderlijke scholen voor protestanten en katholieken • écoles distinctes pour les protestants et les catholiquesII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 (met) iemand afzonderlijk spreken • avoir une entrevue particulière avec qn.een geschrift afzonderlijk uitgeven • publier une oeuvre séparément -
12 alle mensen hebben hun gebreken
alle mensen hebben hun gebrekenDeens-Russisch woordenboek > alle mensen hebben hun gebreken
-
13 bril
2 [van wc] lunette♦voorbeelden:een sterke bril • des lunettes à verres épaiszijn bril afzetten • retirer ses lunettesdeze bril blijft goed zitten • ces lunettes tiennent bienzijn bril opzetten • mettre ses lunetteseen meisje met een bril • une fille à lunettes -
14 dat moet ieder voor zich uitmaken
dat moet ieder voor zich uitmakenDeens-Russisch woordenboek > dat moet ieder voor zich uitmaken
-
15 de keuze wordt aan de ouders van ieder afzonderlijk kind overgelaten
de keuze wordt aan de ouders van ieder afzonderlijk kind overgelatenDeens-Russisch woordenboek > de keuze wordt aan de ouders van ieder afzonderlijk kind overgelaten
-
16 de wens is de vader van de gedachte
de wens is de vader van de gedachteDeens-Russisch woordenboek > de wens is de vader van de gedachte
-
17 deel
I 〈 het〉♦voorbeelden:zich het beste deel van iets toe-eigenen • tirer la couverture à soivoor een groot deel • en grande partiehet grootste deel • la majeure partiedeel uitmaken van • faire partie deeen hoorspel in zeven delen • une pièce radiophonique en sept épisodesten dele • partiellementdeel aan iets hebben • avoir part à qc.deel nemen in iets • participer à qc.elk zijn deel • à chacun son dûzijn deel aan iets bijdragen • payer sa part de qc.iemand ten deel vallen • échoir (en partage) à qn.II 〈de〉 -
18 een ieder
een ieder -
19 een mens zijn lust is een mens zijn leven
een mens zijn lust is een mens zijn levenDeens-Russisch woordenboek > een mens zijn lust is een mens zijn leven
-
20 elk het zijne geven
elk het zijne geven
См. также в других словарях:
chacun — chacun, une [ ʃakœ̃, yn ] pron. indéf. • chascun fin XIe; cadhun, cheün 842; lat. pop. cascunum, crois. de quisque unus « chaque un » et de catunum, de (unus) cata unum « un par un » 1 ♦ Personne ou chose prise individuellement dans un ensemble,… … Encyclopédie Universelle
chacun — chacun, chacune (cha kun, cha ku n ; l n ne se lie pas : chacun a ses passions, dites cha kun a ses passions), pronom distrib. Chacun n a pas de pluriel. 1° Chaque personne, chaque chose. Chacun prit sa part. Chacun des assistants applaudit.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
chacun — CHACUN, UNE. Pronom distrib. sans plur. Chaque personne, chaque chose. Chacun de nous. Chacun sent son mal. Chacun pour soi. Chacun avoit sa chacune. Ils ont payé chacun leur écot. Logez ces voyageurs chacun à part. Chacun en son particulier.… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
chacun — Chacun, [chac]une. Pronom distributif, Chaque personne, chaque chose. Chacun dit. chacun de nous. chacun connoist son mal. chacun ne sçait pas. chacun en parle. mettez les chacun à part. chacun en son particulier. rendre à un chacun ce qui luy… … Dictionnaire de l'Académie française
Chacun de — ● Chacun de + nom pluriel, toute personne, toute chose faisant partie d un ensemble : Chacun des assistants … Encyclopédie Universelle
Chacun — Chacun(franzausgesprochen)m jedernachseinemChacun=jedernachseinemGeschmack.Entstelltaus»chacunàsongoût«.19.Jh.VonBerlinausgegangen … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
CHACUN — UNE. pronom distributif, sans pluriel Chaque personne, chaque chose. Chacun de nous. Chacun avait sa chacune. Ils ont payé chacun leur écot. Donnez à chacun sa part. Donnez leur à chacun leur part. Logez ces voyageurs chacun à part. Nous vivons… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
chacun — Pronom indéterminé[9]: un chacun pense comme il lui plaît. Ce n est plus que dans les livres gothiques qu on lit un chacun ; on ne met pas aujourd hui le pronom indéfini un devant chacun : chacun vit pour soi. Ce mot a donné lieu à une… … Dictionnaire grammatical du mauvais langage
chacun — pi. (à Saxel le féminin se rapporte parfois à un nom ou à un pronom masculin) : SHÂKON, ONA (Aix, Albanais 001b, Arvillard 228, Bourget Huile, Compôte Bauges) / ouna (Saxel, Thônes 004b) / on na (001a, 004a, Annecy) / in na (Cordon) / shâknà… … Dictionnaire Français-Savoyard
Chacun — Jeder nach seinem chacun. Seinem Geschmack. Frz.: Chacun a son goût … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Chacun Sa Place — ! Chacun sa place ! Genre Talk show Présenté par Évelyne Thomas Pays … Wikipédia en Français