-
1 fangen
fangen♦voorbeelden:〈verouderd; formeel〉 gefangen setzen • insluiten, gevangen zetten4 etwas, jemand hat mich ganz gefangen • iets, iemand heeft me helemaal betoverd3 zijn evenwicht hervinden, zich herstellen 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden: -
2 fesseln
fesseln♦voorbeelden:2 ein fesselndes Bild • een boeiend, fascinerend schouwspelvon jemandem gefesselt sein • van iemand gecharmeerd zijn -
3 Band
Band1〈m.; Band(e)s, Bände〉1 band, (boek)deel♦voorbeelden:————————Band2〈v.; Band, Bands〉————————Band3〈o.; Band(e)s, Bänder〉1 lint, band♦voorbeelden:2 ein neues Modell auf Band legen • een nieuw model, type in productie nemen————————Band4〈o.; Band(e)s, Bande〉♦voorbeelden:zarte Bande knüpfen • een liefdesbetrekking aanknopen -
4 Eisen
Eisen〈o.; Eisens, Eisen〉2 ijzeren voorwerp, ijzer♦voorbeelden:wie aus, von Eisen sein • als van ijzer zijn〈 spreekwoord〉 man soll das Eisen schmieden, solang es heiß ist • men moet het ijzer smeden als het heet is〈 formeel〉 jemanden in Eisen legen • iemand in de boeien slaan, sluiten -
5 Fessel
Fessel〈v.; Fessel, Fesseln〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 in Fesseln halten • in toom houden, beperkenetwas als Fessel empfinden • iets als een belemmering ervaren -
6 Fesseln sprengen
-
7 Schelle
-
8 anketten
anketten♦voorbeelden: -
9 anlegen
anlegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)leggen ⇒ (aan)zetten, aanbrengen, aandoen5 beleggen, investeren♦voorbeelden:1 jemandem Fesseln, Ketten anlegen • iemand boeien, ketens aandoen(die) letzte Hand anlegen • de laatste hand leggen aander Hund legt die Ohren an • de hond legt de oren plat tegen zijn kopeine Leiter an die Scheune anlegen • een ladder tegen de schuur zetten〈 figuurlijk〉 strenge Maßstäbe an etwas, jemanden anlegen • strenge maatstaven voor iets, iemand aanleggen6 Geld für ein neues Auto anlegen • geld voor een nieuwe auto aanleggen, bestedenes darauf anlegen, jemanden zu kränken • het erop aanleggen, iemand te krenken8 Schmucksachen anlegen • sieraden aandoen, opspeldenden Hund anlegen • de hond aan de ketting leggen, vastleggen♦voorbeelden: -
10 bannen
bannen3 〈 figuurlijk〉fascineren, betoveren, biologeren, boeien4 verdrijven, bezweren, uitbannen5 uit-, verdrijven, bezweren ⇒ (uit)bannen♦voorbeelden: -
11 einen Verbrecher anketten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen Verbrecher anketten
-
12 fessellos
-
13 gefangen nehmen
-
14 in Bande legen
in Bande legen -
15 jemandem Fesseln anlegen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem Fesseln anlegen
-
16 jemanden in Eisen legen
jemanden in Eisen legeniemand in de boeien slaan, sluiten -
17 ketten
-
18 packen
-
19 sprengen
sprengenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord; haben〉1 opblazen, laten springen2 openbreken ⇒ met geweld openen, verbreken, forceren3 (be)sproeien, sprenkelen♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 den Rahmen sprengen • buiten het kader gaan, het kader te buiten gaanetwas in die Luft sprengen • iets de lucht injagen, opblazen
См. также в других словарях:
Feyenoord — Football club infobox clubname = Feyenoord fullname = Feyenoord Rotterdam nickname = De club van het volk (The people s club) De stadionclub (The stadium club) De club aan de Maas (The club upon the Meuse) De club van Zuid (The club from South)… … Wikipedia