-
1 accessory contract
Bijkomstig contract (bij hoofd contract) -
2 secondary issue
bijkomstig onderwerp -
3 secondary objective
bijkomstig doel (doel dat aangevallen wordt als het hoofddoel niet kan worden aangevallen of na verovering van hoofddoel) -
4 accoutrement
n. (bijkomstig) kledingstuk; oorlogsuitrusting1 (bijkomstig) uitrustingsstuk ⇒ (bijkomstig) kledingstuk/uniformonderdeel2 uitrusting ⇒ kledij, uniform♦voorbeelden: -
5 incidental
adj. bijkomend, bijkomstig--------n. incidenteel, toevallig, bijkomstigincidental1[ insiddentl] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉————————incidental21 bijkomend ⇒ begeleidend, bijkomstig♦voorbeelden:1 incidental expenses • extra/onvoorziene uitgavenincidental music • film/toneelmuziekincidental to • samenhangend met, gepaard gaande met -
6 inessential
adj. bijkomstig, onnuttig[ innissensjl] -
7 marginal
adj. bijkomstig, te verwaarlozen; rand-; in de rand geschreven[ ma:dzjinl]1 marginaal ⇒ in de marge/kantlijn geschreven2 marginaal ⇒ miniem, onbeduidend, bijkomstig♦voorbeelden:marginal land • marginaal bouwland -
8 subsidiary
adj. helpend; bijkomstig--------n. dochtermaatschappijsubsidiary1[ səbsidzjərie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: subsidiaries〉————————subsidiary21 helpend ⇒ steunend, hulp-, aanvullings-♦voorbeelden:2 subsidiary company • dochtermaatschappij/ondernemingsubsidiary road • secundaire wegsubsidiary stream • zijriviersubsidiary subject • bijvak -
9 further discussion
verdere discussie (bijkomstig gesprek; bijkomstig onderzoek van rechtelijke aard opgebouwd door uitbreiding van aantal rechters in hooggerechtshof) -
10 accidental
-
11 accompaniment
-
12 additional
-
13 ancillary
adj. ondergeschikt; hulp-, neven-, toeleverings- (v.e. bedrijf)--------n. iets dat als hulp dient, bestanddeel dat als hulpmiddel dientancillary1[ ænsillərie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ancillaries〉————————ancillary2♦voorbeelden:ancillary to • ondergeschikt aan -
14 circumstantial
adj. toevallig, bij toeval; toevallige omstandigheid[ - stænsjl]2 bijkomstig ⇒ bijkomend, niet essentieel3 uitvoerig ⇒ omstandig, breedvoerig♦voorbeelden: -
15 collateral
adj. gelijktijdig, parrallel--------n. garantie; aansprakelijkheidcollateral1[ kəlætrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————collateral21 collateraal ⇒ zijdelings, zij aan zij2 bijkomstig ⇒ ondergeschikt, secundair♦voorbeelden: -
16 minor
adj. klein; miniatuur; tweederangs, bijkomstig, smakeloos, onbelangrijk; ondergeschikt; mineur (in de muziek), minder belangrijk--------n. minderjarigeminor1[ majnə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————minor21 minder ⇒ kleiner, vrij klein2 minder belangrijk ⇒ lager, ondergeschikt♦voorbeelden:minor planet • asteroïdeminor poet • minder belangrijke dichterminor road • secundaire weg1 mineur♦voorbeelden: -
17 outlying
-
18 side show
bijvoorstelling; bijkomstig ietsside show -
19 side
adj. zijdelings; op zij; tweederangs; bijkomstig--------n. zijde; kant; partij; zijde (i. wiskunde)--------v. een kant kiezen; stenen, ondersteunen; kiezen voor-side1[ sajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 zij(de) ⇒ (zij)kant, flank, helling 〈 van berg〉; oever 〈 van rivier〉; richting; aspect, trek 〈 van karakter〉; partij; afstammingslijn♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 on the fat/high/safe/small side • aan de vette/hoge/veilige/kleine kantchange sides • overlopenstudy all sides of something • alle aspecten van iets bestuderentake sides with someone • partij voor iemand kiezenlook at all sides of the question • het probleem van alle kanten bekijkenat/by my side • naast mijby the side of • naast, vergeleken metthey came from all sides • ze kwamen uit alle richtingenon the north side of • aan de noordkant vanthe Lord is on our side • de Heer is met onswhose side is he on, anyway? • aan wiens kant staat hij eigenlijk?look on the bright side of life • het leven van de zonzijde zienthe other side • de tegenpartij, de vijandthe other side of the coin • de keerzijde van de medaillelaugh on the other side of one's face/mouth • lachen als een boer die kiespijn heefton this side of the grave • in levenbrush to one side • in de wind slaanput on/to one side, set on one side • terzijde leggen; sparen, reserverenon the side 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 • als bijverdienste; 〈 Brits-Engels〉 zwart; in het geniepgin and coke on the side • gin met colaon his side • van zijn kant(on) this side (of) Christmas • vóór Kerstmis→ better better/, right right/, rough rough/, seamy seamy/, shady shady/, sunny sunny/, wrong wrong/————————side21 zij-♦voorbeelden:————————side3〈 werkwoord〉1 〈+against/with〉partij kiezen (tegen/voor) -
20 adscititious
adj. bijkomstig, extrinsiek; supplementair
- 1
- 2