-
101 irrégularité
irrégularité [iereeguulaarietee]〈v.〉1 onregelmatigheid ⇒ ongeregeldheid, ongelijkheid♦voorbeelden:f -
102 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
103 langue
langue [lãg]〈v.〉1 tong2 taal♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 langue de bois • wollig taalgebruik, stereotiepe propagandataallangue de terre • landtonglangue de vipère, de serpent • kwaadspreker, -spreeksteravoir la langue épaisse • een beslagen tong hebbenavoir la langue liée à qn. • iemand dwingen ergens over te zwijgenavoir la langue trop longue • een lange tong hebbenmauvaise langue • kwaadspreker, -spreeksteravoir la langue bien pendue • goed van de tongriem gesneden zijntu a avalé ta langue? • heb je je tong verloren?lier la langue à qn. • iemand dwingen ergens over te zwijgense mordre la langue • zich op de tong bijten 〈 van spijt〉; het nog net binnenhouden 〈 wat men wilde zeggen〉tenir, garder sa langue • z'n mond houdenne pas savoir tenir sa langue • z'n mond niet kunnen houdentirer la langue à qn. • de tong tegen iemand uitsteken〈 figuurlijk〉 tirer la langue • dorst hebben; zich moeite geven; behoeftig zijn〈 spreekwoord〉 il faut tourner sa langue sept fois dans sa bouche avant de parler • men moet eerst denken, dan pas sprekenne pas avoir sa langue dans sa poche • niet op z'n mondje gevallen zijn→ couplangue mère • stamtaalun professeur de langues • een leraar vreemde talenlangue écrite, parlée • schrijf-, spreektaallangue véhiculaire • voertaallangue verte • argotlangue vulgaire • volkstaalf1) tong2) taal -
104 lit
lit [lie]〈m.〉♦voorbeelden:lit à baldaquin, lit à l'ange, lit d'ange, lit à la duchesse, (en, à) tombeau • hemelbedlit de camp • veldbedlit canapé • slaapbankdescente de lit • beddenkleedjelit de douleur • ernstig ziekbedêtre sur son lit de mort • op sterven liggenlit de paille • strobedlit de sangle • veldbedlit clos, breton • bedsteelit pliant • opklapbedchasser de son lit • verstotenfaire son lit • zijn bed opmakenfaire dans son lit • in zijn bed plassenmettre au lit • in bed stoppen, naar bed brengenmourir dans son lit • een natuurlijke dood sterven→ saut3 lit mineur, majeur • bedding bij lage, hoge waterstandenfants du premier lit • kinderen uit het eerste huwelijkm1) bed2) laag, bank3) bedding [rivier] -
105 pied
pied [pjee]〈m.〉2 voet ⇒ voeteneinde, onderkant, basis4 versvoet♦voorbeelden:1 de pied en cap • helemaal, van top tot teenmarcher en pieds de chaussettes • op kousenvoeten lopenavoir un pied dans la fosse, la tombe • met één been in het graf staanfaire le pied de grue • eindeloos staan wachtenfaire des pieds et des mains • hemel en aarde bewegenmettre les pieds dans le plat • een blunder begaanavoir les pieds sur terre • met beide benen op de grond staandes pieds à la tête • van top tot teenavoir bon pied, bon oeil • (nog, weer) helemaal in vorm zijn 〈 van bejaarde, herstellende〉de pied ferme • vastberadense lever du pied gauche, du mauvais pied • met het verkeerde been uit bed stappenpartir du pied gauche • zich (vastberaden) op weg begevenau pied levé • onvoorbereid, op stel en sprongavoir le pied marin • zeebenen hebbenpieds nus • blootsvoets, barrevoetspied plat • platvoetà pied sec • met droge voetenavoir pied • de bodem aanrakenavoir un pied qp. • ergens invloed hebbencasser les pieds à qn. • iemand aan z'n kop zeurenne pas savoir sur quel pied danser • niet weten waar men aan toe isfaire du pied à qn. • iemand met de voet een seintje geven; voetje vrijen met iemandcela lui fera les pieds • dat zal een lesje voor hem zijnlâcher pied • terrein verliezen, terugkrabbelenlever le pied • er (met het geld) vandoor gaanne pas se laisser marcher sur les pieds • zich niet op zijn kop laten zittenmettre le pied dehors • z'n neus buiten de deur stekenmettre les pieds qp. • ergens heengaan, komenmettre pied à terre • uitstappen, landen, afstijgenne plus pouvoir mettre un pied devant l'autre • geen stap meer kunnen verzettenperdre pied • geen vaste grond meer onder de voeten hebben 〈 ook figuurlijk〉; geen houvast meer hebbenremettre qn. sur pied • iemand weer op de been helpenne remuer ni pied ni patte • geen vin verroerentraîner les pieds • sloffenà pied • te voet, lopend〈 vulgair〉 je t'emmerde à pied, à cheval, en voiture! • je kan me verder de pot op!mettre qn. à pied • iemand de laan uitsturenpied à pied • voetje voor voetjesauter à pieds joints • hinkelen, springen met beide benen bij elkaaril ne sortira plus d'ici que les pieds en avant, devant • hij zal deze ruimte niet levend verlatenun portrait en pied • een portret ten voeten uit〈 figuurlijk〉 cela ne se trouve pas sous le pied d'un cheval • dat vind je niet op iedere straathoeksur pied • uit bed, op de beenmettre sur pied une affaire • een zaak op poten zettenpieds de céleri • selderijstengelsmettre qn. au pied du mur • iemand voor het blok zettenà pied d'oeuvre • klaar om te beginnenêtre à six pieds sous terre • zes voet diep onder grond liggen, dood en begraven zijnau pied de la lettre • in de letterlijke betekenis van het woordfaire un pied de nez • een lange neus makenpied de vigne • wijnstokau petit pied • in het klein(c'est) le pied! • (dat is) onwijs goed!il ne se mouche pas du pied • hij heeft nogal een hoge dunk van zichzelfse traîner aux pieds de qn. • iemand op z'n knieën smekenmettre sur le même pied • op één lijn stellenêtre traité sur le pied de • behandeld worden alssur un pied d' égalité • op voet van gelijkheidvivre sur un grand pied • op grote voet leven〈 informeel〉 comme un pied • heel slecht, waardeloosm1) voet2) versvoet -
106 poche
poche [posĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉♦voorbeelden:poche revolver • achterzak in broekfaire les poches à qn. • iemands zakken doorzoekenmettre qn. dans sa poche • iemand inpakkenl'affaire est dans la poche • de zaak is rondpayer de sa poche • uit eigen zak betalenen être de sa poche • er (geld) bij inschietenil a 100 francs en poche • hij heeft 100 frank op zakdes poches sous les yeux • wallen onder de ogenpoche de pétrole • olielaag1. m 2. f1) zak [kleding, verpakking]2) vak [tas]3) vangnet4) holte, put [geologie]5) buidel [dier]6) haard, punt7) sector -
107 poché
poche [posĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉♦voorbeelden:poche revolver • achterzak in broekfaire les poches à qn. • iemands zakken doorzoekenmettre qn. dans sa poche • iemand inpakkenl'affaire est dans la poche • de zaak is rondpayer de sa poche • uit eigen zak betalenen être de sa poche • er (geld) bij inschietenil a 100 francs en poche • hij heeft 100 frank op zakdes poches sous les yeux • wallen onder de ogenpoche de pétrole • olielaagadj -
108 retrouver
retrouver [rətroevee]1 weer vinden ⇒ terugvinden, terugzien♦voorbeelden:retrouver le sommeil • weer inslapenje viens te retrouver dans une heure • over een uur ben ik weer (bij je) terug1 zich weer bevinden ⇒ weer zijn, staan2 de weg terugvinden, kennen5 elkaar terugvinden ⇒ elkaar weer ontmoeten, terugzien♦voorbeelden:se retrouver dans • uit iets wijs worden5 tiens! comme on se retrouve! • dat we elkaar op deze manier terugzien!1. v 2. se retrouverv1) zich weer bevinden, weer zijn -
109 sac
sac [saak]〈m.〉1 zak2 tas♦voorbeelden:sac de charbon • zak kolensac de couchage • slaapzaksac à dos • rugzaksac à malice • goochelaarszaksac de papier • papieren zaksac de plage • badtassac en plastique • plastic zaksac lacrymal • traanzak(je)sac postal • postzaksac (à main) • (hand)tassac en plastique • draagtasépouser le sac • een wijf met poen trouwensac d'embrouilles • onbeschrijfelijke bende, mistig zaakjesac à malice • slimmerdun sac de noeuds • een onontwarbaar probleemc'est un sac d'os • het is vel over beensac à vin • zuiplapl'affaire est dans le sac • de zaak is in kannen en kruikenmettre dans le même sac • op dezelfde hoop gooienêtre ficelé comme un sac • er als een vogelverschrikker bij lopen————————sac (à main)m1) zak2) tas3) poen, geld -
110 sang
sang [sã]〈m.〉2 bloed ⇒ geslacht, ras3 leven♦voorbeelden:avoir du sang dans les veines • pit hebbenbon sang de (bon) sort! • potverdorie, verdikkeme nog aan toe!avoir le sang chaud • opvliegend zijnse faire du mauvais sang • zich ongerust makenallumer le sang • de gemoederen verhittenbrûler, fouetter le sang • ophitsenéchauffer le sang à, de qn. • iemand woedend makenglacer le sang • het bloed doen stollennoyer une révolte dans le sang • een opstand bloedig neerslaansucer le sang du peuple • het volk uitzuigenverser le sang • bloed vergietenverser son sang • zijn leven gevenjusqu'au sang • tot bloedens toeêtre du même sang • familie van elkaar zijnbon sang (de bon sang)! • grote genade!mon sang n'a fait qu'un tour • het bloed stolde in mijn aderenm1) bloed2) leven -
111 trouver
trouver [troevee]1 vinden ⇒ ontdekken, ontwaren, uitdenken2 vinden ⇒ aantreffen, ondervinden, ontmoeten4 vinden ⇒ van mening zijn, oordelen5 vinden ⇒ noemen, aanwijzen♦voorbeelden:trouver à redire à qc. • ergens iets op aan te merken hebbentrouver la porte fermée • voor een gesloten deur staanje l'ai trouvé fouillant dans mon tiroir • ik heb hem betrapt toen hij mijn la doorzochtaller trouver qn., venir trouver qn. • iemand (gaan, komen) opzoeken〈 informeel〉 où avez-vous trouvé cela? • hoe komt u erbij?où peut-on vous trouver? • waar kan men u bereiken?→ plaisir〈 informeel〉 la trouver mauvaise, saumâtre • iets vervelend, zuur vinden1 zich bevinden ⇒ zijn, liggen, staan♦voorbeelden:1 se trouver court • niet verder kunnen, blijven stekense trouver laid • zich lelijk vindens'en trouver bien • zich er wel bij bevindense trouver mal • zich niet lekker voelença se trouve bien! • dat treft goed!1. v 2. se trouverv2) zich voelen3) blijken -
112 vie
vie [vie]〈v.〉1 leven ⇒ bestaan, existentie6 leven(sgeschiedenis) ⇒ levensbeschrijving, biografie♦voorbeelden:1 aller, passer de vie à trépas • heengaan, overlijdenl'autre vie • het hiernamaalsy laisser la vie • er het leven bij inschietenlaisser la vie sauve à qn. • iemands leven sparenlaisser la vie au combat • sneuvelenredonner, rendre la vie à qn. • iemand (weer) doen herademensans vie • levenloos〈 spreekwoord〉 tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir • zolang er leven is, is er hoopà vie • levenslangà la vie et à la mort • voor het (hele) leven, voor eeuwigamis pour la vie • gezworen vriendenmener une vie de chanoine • een gemakkelijk leventje leidenmener la vie de château • een luizenleven leidenvie de, en communauté • gemeenschapsleven, communelevenmener une vie de forçat • zich doodwerkengenre, mode, style, train de vie • levenswijzeentrer dans la vie active • zijn intrede doen in het beroepslevenc'est la belle, bonne, grande vie • dat is het ware levenmener une double vie • een dubbelleven leidenfemme de mauvaise vie • vrouw van lichte zedenc'est la vie • zo is het leven (nu eenmaal)c'est sa vie • dat is zijn lust en zijn levenfaire sa vie • zijn eigen leven leidenfaire la vie • erop los levenil nous fait, nous mène la vie dure • hij maakt ons het leven zuurplein de vie • levendigmettre de la vie dans • leven brengen insans vie • levenloosf1) leven -
113 confidence
confidence [kõfiedãs]〈v.〉♦voorbeelden:dans la confidence, en confidence • in vertrouwen, in het geheimmettre qn. dans la confidence • iemand bij een geheim betrekkenparler en confidence • vertrouwelijk praten -
114 emberlificoter
emberlificoter [ãberliefiekottee]♦voorbeelden:3 comme c'est emberlificoté! • wat een ingewikkeld gedoe!2 de draad kwijtraken (van) ⇒ in de war raken, zich verliezen (in) -
115 bitten
bitten1 vragen, verzoeken♦voorbeelden:darf ich bitten? • mag ik deze dans van u, jou?der Herr Direktor lässt bitten! • de directeur verwacht u, je!(aber) ich bitte Sie! • hoe kunt u zoiets, dat nou zeggen!da muss ich doch sehr bitten! • zo gaat dat niet!da möchte ich doch sehr darum gebeten haben! • dat zou ik toch denken!ich bitte um Entschuldigung, Verzeihung! • pardon!darf ich um Ihren Namen bitten? • hoe is uw naam?darf ich um das Salz bitten? • mag ik het zout (, alstublieft)?ich bat ihn ins Zimmer • ik vroeg hem de kamer binnen te komenich habe Sie zu mir gebeten • ik heb u gevraagd (om) bij mij te komenjemanden zum Essen, zu Tisch bitten • iemand ten eten vragenjemanden zum Tanz bitten • iemand ten dans vragen -
116 tango
n. tango (paardans; muziek die bij bepaalde dans hoort)--------v. tango dansen (paardansen) -
117 accident
accident [aaksiedã]〈m.〉3 oneffenheid ⇒ ongelijkheid, terreinplooi♦voorbeelden:dans un accident • bij een ongevalpar accident • toevalligm1) ongeval, ongeluk3) oneffenheid [terrein] -
118 agir
agir [aazĵier]1 handelen ⇒ te werk gaan, zich gedragen2 invloed hebben ⇒ zijn invloed aanwenden, beïnvloeden♦voorbeelden:1 gaan om ⇒ betreffen, sprake zijn van♦voorbeelden:il s'agit de savoir si • het is de vraag ofil s'agit dans ce livre de • het boek gaat overde quoi s'agit-il? • waar gaat het over?1. v1) handelen, optreden, zich gedragen2) beïnvloeden, druk uitoefenen3) (in)werken2. s'agir (de)v1) gaan om, sprake zijn (van)2) het is nodig -
119 armée
armée [aarmee]〈v.〉♦voorbeelden:armée de mer • zeemachtl'Armée du Salut • het Leger des Heilsarmée de terre • landmachtêtre aux armées • op oefening zijnêtre dans l'armée • bij het leger zijn, in het leger zittenf -
120 atteindre
atteindre [aatẽdr]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bereiken ⇒ halen, komen tot2 raken ⇒ treffen, aantasten♦voorbeelden:atteindre un livre sur l'armoire • bij een boek op de kast kunnenatteindre qn. de qc. • iemand met iets rakenv(à)1) bereiken2) inhalen3) raken, treffen
См. также в других словарях:
Schout-bij-nacht — Entre le XVe et le XVIIe siècle, Schout bij nacht était un grade de la marine néerlandaise, équivalent à celui d amiral dans l US Navy et la Royal Navy. Dans la marine néerlandaise, ce grade se trouve au dessus de commodore et en dessous de vice… … Wikipédia en Français
Sint-Gillis-bij-Dendermonde — Pour les articles homonymes, voir Saint Gilles. Sint Gillis bij Dendermonde … Wikipédia en Français
Niel-bij-As — Église Saint Nicolas … Wikipédia en Français
Niel-bij-Sint-Truiden — Niel bij Sint Truiden … Wikipédia en Français
Kerkom-bij-Sint-Truiden — Kerckom lez Saint Trond Kerckom lez Saint Trond … Wikipédia en Français
Bibliographie sur Brueghel l'Ancien — Article principal : Pieter Brueghel l Ancien. La bibliographie de Pieter Bruegel (ou Brueghel) l Ancien est indiquée par ordre alphabétique[1]. Les spécialistes reconnus sont indiqués en gras. Sommaire 1 A 2 B … Wikipédia en Français
bille — 1. bille [ bij ] n. f. • 1164; p. ê. frq. °bikkil « dé » ♦ Petite boule. 1 ♦ Boule d ivoire ou de matière synthétique, avec laquelle on joue au billard. Billes blanches. Bille rouge. Coller la bille. Attaquer, prendre la bille en plein, en… … Encyclopédie Universelle
Structure affine — Sommaire 1 Définitions d un espace affine 1.1 Définition « générale » 1.2 Définition « naturelle » 1.3 … Wikipédia en Français
Lemme de Goursat (analyse complexe) — Ne pas confondre avec le lemme de Goursat en algèbre. En analyse complexe, le lemme de Goursat (ou théorème de Goursat) est une version faible du théorème intégral de Cauchy. Selon ce lemme, si une fonction d une variable complexe est… … Wikipédia en Français
Erwin Mortier — Nom de naissance Erwin Mortier Activités écrivain Naissance 28 novembre 1965 Nevele, Belgiqu … Wikipédia en Français
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon