-
1 озабоченность
bezorgdheid -
2 anxiety
n. bezorgdheid; vurig verlangen[ æng(k)zajjətie] 〈meervoud: anxieties〉1 bezorgdheid ⇒ ongerustheid, vrees -
3 jealousy
n. jaloersheid; afgunst; ijverzuchtig; oplettend[ dzjelləsie]1 jaloersheid ⇒ afgunst, jaloezie2 (overdreven) waakzaamheid ⇒ nauwlettendheid, bezorgdheid♦voorbeelden: -
4 solicitude
-
5 anxiété
anxiété [ãksjeetee]〈v.〉1 angst ⇒ bezorgdheid, ongerustheid♦voorbeelden:f2) ongerustheid, bezorgdheid -
6 inquiétude
inquiétude [ẽkjeetuud]〈v.〉1 ongerustheid ⇒ bezorgdheid, zorg♦voorbeelden:donner, inspirer de l'inquiétude • ongerust maken, zorgen bareninquiétude au sujet de, de, sur • ongerustheid over, zorg omf1) ongerustheid, bezorgdheid2) onbehagen -
7 préoccupation
-
8 Sorge
Sorge〈v.; Sorge, Sorgen〉♦voorbeelden:1 die gegenseitige Sorge • de zorg voor, om elkaardas ist meine geringste Sorge • dat is de minste van mijn zorgenvoll(er) Sorge sein • erg bezorgd, ongerust zijnjemandem Sorge(n) bereiten, machen • iemand zorg(en) barenich hatte (große) Sorge, ob … • ik was (erg) bezorgd, ongerust of …〈informeel; ironisch〉 der hat Sorgen! • waar die zich al niet druk over maakt!keine Sorge! • wees maar niet ongerust!lass das meine Sorge sein! • laat dat (maar) aan mij over!in, mit großer Sorge • met grote bezorgdheid, zorgseien Sie ohne Sorge! • weest u maar niet bezorgd, ongerust!in Sorge um jemanden sein • bezorgd om, over iemand zijn, zich om iemand zorgen maken -
9 беспокойство
ngener. ongedurigheid, bezorgdheid, tobberij, woeling, agitatie, getob, gisting, hinder, ongerustheid, onrust, verontrustlng, zorg -
10 заботливость
ngener. bezorgdheid, zorg, attentie, bezorgheid (uit заботливостьvoor - èç îïàñåíèà, ÷òî...; îïàñààñü...) -
11 озабоченность
ngener. beduchtheid, bekommerdheid, bezorgdheid, bezorgheid (uit озабоченностьvoor - èç îïàñåíèà, ÷òî...; îïàñààñü...), kopzorg, ongerustheid -
12 agonised
adj. gekweld, pijn lijdend, leed uitdrukkend; gekenmerkt door kwelling; gekenmerkt door leed of bezorgdheid; buitengewoon pijnlijk; verdrietig (ook "agonized")→ agonized agonized/ -
13 agonized
adj. gekweld, pijn lijdend, leed uitdrukkend; gekenmerkt door kwelling; gekenmerkt door leed of bezorgdheid; buitengewoon pijnlijk; verdrietig (ook "agonised")agonized, agonised[ ægənajzd]♦voorbeelden: -
14 apprehension
n. begrip; angst; inhechtenisneming[ æprihhensjn]♦voorbeelden:1 a feeling of apprehension • een bang/angstig voorgevoel -
15 collywobbles
n. (Slang) gevoel van bezorgdheid of nerveusheid -
16 concern
n. bezorgdheid; interesse; onderneming, fabriek; conglomeraat--------v. zich bezig houden met; bezorgd makenconcern1[ kənsə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aangelegenheid ⇒ belang, interesse2 (be)zorg(dheid) ⇒ begaanheid, (gevoel van) betrokkenheid3 bedrijf ⇒ onderneming, firma♦voorbeelden:1 your drinking habits aren't my concern/are no concern of mine • uw drinkgewoonten gaan mij niet aan/zijn mijn zaak nietlook at someone in concern • begaan/zorgelijk naar iemand kijkenpaying concern • winstgevend/rendabel bedrijf4 have a concern in a business • aandelen/een belang hebben in een zaak————————concern2〈 werkwoord〉1 aangaan ⇒ raken, van belang zijn voor2 betreffen ⇒ gaan/handelen over3 met zorg vervullen ⇒ dwars zitten, verontrusten♦voorbeelden:where money is concerned • als het om geld gaatso/as far as your role is concerned • wat uw rol aangaatas far as I'm concerned • wat mij betreft, voor mijn part4 be concerned/concern oneself about/in/over/with something • zich ergens mee bezighouden/voor inzetten/zorgen om maken -
17 disquiet
n. onrust, ongerustheid--------v. bezorgd makendisquiet1[ diskwajjət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onrust————————disquiet2〈 werkwoord〉 -
18 express
adj. duidelijk, nadrukkelijk; precies; snel, exspress--------n. met grote snelheid--------v. uitdrukken; met spoed sturen; afpersen; uitwringenexpress1[ ikspres] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sneltrein/bus ⇒ exprestrein♦voorbeelden:the express to Glasgow • de sneltrein naar Glasgow————————express21 uitdrukkelijk ⇒ duidelijk (kenbaar gemaakt), nadrukkelijk2 snel(gaand) ⇒ expres-, ijl-4 speciaal ⇒ bijzonder, opzettelijk♦voorbeelden:an express train • een sneltrein————————express3〈 werkwoord〉1 uitdrukken ⇒ laten zien, betuigen♦voorbeelden:1 he expressed his concern • hij toonde/uitte zijn bezorgdheidyou must express yourself more clearly • je moet je duidelijker uitdrukken————————express4〈 bijwoord〉3 speciaal♦voorbeelden: -
19 fear
n. angst; bedreiging; zorg, bangheid; bezorgdheid--------v. bang zijn; angstig zijn; zich zorgen maken; benauwd zijn; opzien tegenfear1[ fiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 without fear or favour • rechtvaardig, onpartijdigfor fear of • uit vrees datin fear and trembling • met angst en bevengo in fear of • bang zijn voor〈 informeel〉 no fear • beslist niet, geen sprake vanput the fear of God into someone • iemand goed bang maken————————fear2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, duchten2 vermoeden ⇒ een voorgevoel hebben van, vrezen♦voorbeelden: -
20 he expressed his concern
hij toonde/uitte zijn bezorgdheid
Страницы
См. также в других словарях:
bezorgdheid — dyomp ati … Woordenlijst Sranan