-
1 bezittelijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoordVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bezittelijk voornaamwoord
-
2 bezittelijk voornaamwoord
n. possessive pronoun -
3 bezittelijk
〈 taalkunde〉♦voorbeelden: -
4 je
je1 [niet-nadrukkelijke vorm van ‘jij’, ‘jou’ en ‘jullie’] you♦voorbeelden:II 〈 onbepaald voornaamwoord〉1 [men] you♦voorbeelden:je hebt van die mensen • that kind of people exist; 〈 als uitdrukking van ongenoegen〉 some people …!1 [niet-nadrukkelijke vorm van ‘jouw’] your2 [de/het beste] the very best, first class3 [onbepaald bezittelijk voornaamwoord] 〈zie voorbeelden 3〉♦voorbeelden:2 jé van hét • it, the thing3 dat is je ware • that's the stuff!〈 expletief〉 van je hela, hola • ±with a hey and a ho! -
5 haar
haar11 [haarvezel] hair2 [meervoud] [haardos] hair♦voorbeelden:zich de haren uit het hoofd trekken • tear one's hair, kick oneselfiets met de haren erbij slepen/trekken • drag something in (by the head and shoulders)geen haar op m'n hoofd die eraan denkt • I would not dream of itiemand geen haar krenken • not touch a hair of someone's headberouw/spijt hebben als haren op z'n hoofd • feel as sorry as could beelkaar in de haren vliegen • fly at each other, be at each other's throatsiemand tegen de haren instrijken • rub someone up the wrong wayiemand de haren te berge doen rijzen • make someone's hair stand on endm'n haren rezen te berge (van schrik) • my hair stood on end (with fear)het scheelde maar een haar of ik had haar geraakt • I just missed hitting herop een haar na • very nearlygeen haar beter zijn • not be a whit/one bit better1 [al de lichaamsharen] hair2 [het hoofdhaar] hair♦voorbeelden:z'n haar kammen/borstelen • comb/brush one's hairz'n haar laten knippen • have a haircutz'n haar verven • dye one's hairgoed in z'n haar zitten • have a thick head of hair————————haar2♦voorbeelden:hij gaf het haar • he gave it to herdie van haar is wit • hers is whiteII 〈bezittelijk voornaamwoord; vrouwelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:zij doet het hare • she does her share -
6 hun
1 [indirecte objectsvorm] them2 [informeel; directe objectsvorm] them♦voorbeelden:2 heb je hun al geroepen? • have you already called them?1 their♦voorbeelden:één van hun vrienden • a friend of theirsdat zijn onze boeken niet, maar de hunne • those are not our books but theirs -
7 jullie
-
8 ons
ons1〈 het〉♦voorbeelden:————————ons21 us♦voorbeelden:ons kent ons • like knows likebij ons zijn er geen bergen • there are no mountains where we come fromhij bevindt zich onder ons • he is one of usonder ons gezegd • just between ourselvesdit blijft onder ons • this must remain between usdat is van ons • that's ours, that belongs to usdat is niet voor ons • that's not for (the likes of) us1 [met betrekking tot eigendom] our2 [met betrekking tot het deel uitmaken van] our♦voorbeelden:uw boeken en die van ons • your books and oursde onzen • our people/party/team -
9 d'r
-
10 der
-
11 eigen
eigen1〈 het〉 〈 figuurlijk〉1 [informeel; + bezittelijk voornaamwoord] myself, yourself, himself, herself, itself 〈 enkelvoud〉; ourselves, yourselves, themselves 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 ik dacht bij mijn eigen dat … • I was thinking to myself …op zijn eigen gaan wonen • start living on one's own————————eigen22 [uitgaand van iemand zelf] own3 [kenmerkend] typical, characteristic, individual4 [vertrouwd] familiar♦voorbeelden:voor eigen gebruik • for one's (own) private usemensen met een eigen huis • people who own their own houseiets in eigen kring vieren • celebrate something privatelywij hebben ieder een eigen (slaap)kamer • we have separate (bed)roomseigen weg • private roadhet waren haar eigen woorden • those were her very wordsbemoei je met je eigen zaken • mind your own businesseen geheel eigen stijl ontwikkelen • develop a style all one's ownmet de hem eigen bescheidenheid • with his characteristic modesty4 zich iets eigen maken • make oneself familiar with something; 〈 met betrekking tot taal〉 master, pick up; 〈 met betrekking tot gewoonte〉 pick up, fall into, acquireeigen producten • domestic products -
12 mijn
mijn1〈de〉♦voorbeelden:1 mijnen leggen/vegen • lay/sweep mineseen mijn ontginnen/exploiteren • work/exploit a mineonze kust ligt vol mijnen • our coast is heavily minedbij de mijn werken • work for a mining companyin de mijnen werken • work in the minesin de mijn afdalen • go down into the mine/pitop een mijn lopen • strike/hit a mine————————mijn21 [van mij] my2 [zelfstandig (gebruikt)] mine♦voorbeelden:mijn plicht roept • duty calls meik en de mijnen • me and my family/peopledaar moet ik het mijne van weten/hebben • I must get to the bottom of thisik heb het mijne gedaan • I've done my share/partik zal het mijne doen • I'll do my bit/what I canik denk er het mijne van • I have my own opinion about this -
13 zijn
zijn1〈 het〉————————zijn21 [bestaan, zich bevinden, gebeuren] be2 [behoren aan] be3 [leven] be, live, be alive4 [bezig zijn met] be5 [bedragen] be♦voorbeelden:1 er zijn mensen die … • there are people who …dat kan/mag wel (zo) zijn • be that as it mayzij het dat hij … • although he …wat is er? • what's the matter?; 〈 wat wil je zeggen〉 what is it?wat zal het zijn? • what'll it be?wat niet is, kan nog komen • Rome wasn't built in a daywe zijn er • here we arehoe het ook zij • whatever the case may be, in any eventhoe ver ben je? (in een boek) • how far have you got?als het ware • as it were3 er was eens een koning … • once (upon a time) there was a king …die man is er geweest • that man is done forvader is niet meer • father is no longer alive4 Piet is lopen/voetballen • Piet is (out) running/playing footballvan wanneer is dat boek? • when was that book written?II 〈 koppelwerkwoord〉1 be♦voorbeelden:daar is niets van waar • that's not at all truedat is te doen • that can be donedát is nog eens lopen • (now) that's what I call walkingben ik? • is it my turn?die beker is van tin • that cup is made of tinals ik jou was, zou ik … • if I were/ 〈 informeel〉was you, I would …III 〈 hulpwerkwoord〉1 [van tijd] have2 [van de lijdende vorm] be♦voorbeelden:————————zijn3♦voorbeelden:dit is zijn huis • this is his houseieder het zijne geven • give every man his duehij wilde er het zijne van weten • he wanted to know (just) what was what
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Французский