-
1 bezielen
-
2 bezielen
-
3 bezielen
сущ.общ. поставить (своей) целью, назначить определённый срок (для чего-л.) -
4 begeistern
begeistern1 bezielen, verrukken, in geestdrift brengen -
5 beschwingen
beschwingen1 bevleugelen, bezielen, doen opleven ⇒ opmonteren -
6 beseelen
beseelen -
7 mitreißen
-
8 treiben
treiben♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich treiben lassen • zich (willoos) door de stroom laten meevoeren; 〈 ook〉 zich laten gaan〈 figuurlijk〉 wohin werden die Dinge noch treiben? • hoe zullen de zaken zich ontwikkelen?der Saft trieb ins Holz • het sap schoot in het houtdie Hefe treibt • de gist rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen aan, uitoefenen ⇒ (be)drijven, beoefenen♦voorbeelden:1 einen Kreisel treiben • een tol zwepen, aandrijvendas Wasser treibt das Rad • het water drijft het rad (aan)man muss ihn immer treiben! • je moet steeds achter hem aan zitten!〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es treibt mich • ik (ge)voel de behoefte, ik voel me gedrevenwas mag ihn wohl treiben? • wat mag, zou hem toch bezielen?einen Reifen auf ein Fass treiben • een hoepel om een vat slaandie Wut wurde bis zur Siedehitze getrieben • de woede steeg tot het kookpuntetwas durch ein Sieb treiben • iets door een zeef haleneinen Nagel in die Wand treiben • een spijker in de muur drijven, slaandie Preise in die Höhe, nach oben treiben • de prijzen opdrijvendas trieb ihm den Zorn ins Gesicht • hij werd rood van kwaadheid (daardoor)das Vieh ins, zu Tal treiben • het vee naar het dal drijvenDemonstranten von der Straße treiben • demonstranten van de straat af-, verjagen, verdrijvenjemanden zur Arbeit treiben • iemand aan het werk zettenjemanden zur Eile treiben • iemand tot spoed aanzettenjemanden zur Verzweiflung treiben • iemand wanhopig maken2 Gymnastik treiben • (aan) gymnastiek doen, gymmenein Handwerk treiben • een ambacht uitoefenenLuxus treiben • in grote luxe levenSpionage treiben • aan spionage doen, spionerenSport treiben • aan sport doen, sportenein Studium treiben • een studie doen, studerenVorsorge treiben • voorzorgsmaatregelen treffen3 was treibst du den ganzen Tag? • wat doe jij zoal de hele dag?was treibt ihr (denn) hier? • wat voeren, spoken jullie hier uit?so darf, kann er es nicht mehr lange treiben • zo mag, kan hij niet lang meer blijven doorgaanes wüst treiben • woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishoudenes schlimm, übel mit jemandem treiben • iemand slecht behandelen〈 informeel〉 es mit allerhand Männern treiben • zich met allerlei mannen afgeven, inlaten -
9 was mag ihn wohl treiben
was mag ihn wohl treiben?wat mag, zou hem toch bezielen?Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > was mag ihn wohl treiben
См. также в других словарях:
Bezielen — Bezielen, verb. reg. act. welches im Oberdeutschen am üblichsten ist. Etwas bezielen, darauf zielen … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
bezielen — be|zie|len <sw. V.; hat (bildungsspr. selten): auf etw. zielen, sich auf etw. beziehen, etw. zu treffen suchen … Universal-Lexikon
Bezwecken — Bezwêcken, verb. reg. act. 1) Von Zweck, ein kleiner Nagel, mit Zwecken beschlagen, bey den Schustern. 2) * Von Zweck, finis, haben einige Neuere dieses Wort für bezielen, zum Endzweck haben, aufbringen wollen, aber wenig Dank damit verdient. So… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart